Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over verstoorde verhoudingen in de top van het Openbaar Ministerie (ingezonden 17 mei 2018).

Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 juni 2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2364.

Vraag 1

Kent u het bericht «Verhouding in top OM verstoord»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt de berichtgeving dat de hoofdofficier van justitie van Rotterdam en de hoofdofficier van justitie van het Functioneel Parket een liefdesrelatie hebben gehad? Zo ja, hoe lang en op welke manier heeft deze relatie hun integriteit en hun werkzaamheden voor het openbaar ministerie (OM) op ongeoorloofde wijze beïnvloed?

Antwoord 2

Het College van procureurs-generaal heeft mij meegedeeld naar aanleiding van de berichtgeving opdracht te hebben gegeven tot het uitvoeren van een breed onafhankelijk onderzoek.2 Ik heb het College daarop laten weten dat ik dit een verstandige beslissing vind.

Het OM heeft aangegeven dat het doel van dit onderzoek onder meer zal zijn om de feitelijke gang van zaken te achterhalen rond de benoeming van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam in 2014. Het OM heeft tevens aangegeven dat de commissie in ieder geval onderzoekt of er voor 2014 aanwijzingen waren die duidden op het bestaan van een relatie tussen Van Nimwegen als procureur-generaal en Bloos die sinds 2011 hoofdofficier is, alsmede de wijze waarop het College is omgegaan met meldingen over die relatie tot voorjaar 2016, toen de voorzitter van het College door Van Nimwegen op de hoogte is gesteld van hun relatie.

De commissie heeft de ruimte om ook andere onderzoeksvragen binnen haar onderzoek mee te nemen. De commissie is reeds gevormd en het onderzoek is op 4 juni jl. van start gegaan.

Ik heb er vertrouwen in dat deze zaak zorgvuldig wordt onderzocht. Het is van belang nu eerst de resultaten van het onderzoek af te wachten, alvorens in te gaan op aspecten die het onderzoeksveld van de commissie raken. Ik zal de Kamer informeren zodra de resultaten van het onafhankelijk onderzoek bekend zijn.

Vraag 3 en 9

Klopt het dat deze relatie in strijd met de Gedragscode Integriteit Rijk is verzwegen?

Klopt het dat portefeuillehouder integriteit binnen het OM binnen de OM-top geen gehoor vindt over mogelijke zorgen voor integriteitsschendingen? Zo nee, wat is er gedaan met haar aanbevelingen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen, zodat de portefeuillehouder zijn werk (in de toekomst) goed kan doen?

Antwoord 3 en 9

Deze punten kan de commissie in haar onderzoek betrekken. Om die reden zal ik daarop nu niet nader inhoudelijk in gaan.

In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat het van groot belang is dat de integriteit binnen de overheid goed geborgd wordt, dus ook binnen het OM. De Gedragscode Integriteit Rijk geeft een kader voor integer handelen en geldt voor alle rijksambtenaren. Het Bureau Integriteit OM (hierna: BI-OM) is het landelijk expertisecentrum van het OM met een adviserende, stimulerende en beheersende rol op het gebied van integriteit. Het BI-OM fungeert als vraagbaak en sparringpartner voor de OM-onderdelen, stimuleert bewustwording en communicatie rondom integriteit en houdt centraal zicht op aantallen integriteitschendingen en de wijze van afhandeling daarvan.

Vraag 4 t/m 7

Hoe zou u de vertrouwenscrisis binnen het OM omschrijven die dientengevolge is ontstaan? Hoe beoordeelt u dat?

Wat is de reden dat de heer Van Nimwegen uit het college van procureurs-generaal is gezet en is overgeplaatst naar Rotterdam?

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de voorzitter van het College van procureurs-generaal dat het een eigenstandige beslissing van het College is geweest om de heer Van Nimwegen over te plaatsen?

Was het risico bij de overplaatsing niet groot dat dit opnieuw zou leiden tot integriteitsschendingen als beiden deel zouden gaan uitmaken van de Groepsraad? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4 t/m 7

De in onderhavige vragen genoemde aspecten raken aan het onderzoeksterrein van de in het antwoord op vraag 2 genoemde commissie. Ik kan derhalve uw vragen pas beantwoorden wanneer ik over de onderzoeksresultaten en conclusies van deze commissie beschik.

Vraag 8

Welke mogelijkheden ziet u om het vertrouwen te herstellen en het onveilige gevoel binnen het OM, althans de Groepsraad, weg te nemen?

Antwoord 8

Ik realiseer mij dat de berichtgeving tot onrust kan hebben geleid bij medewerkers van het OM. In zijn algemeenheid acht ik het voor het goed functioneren van de Groepsraad van belang dat klaarheid wordt gebracht in deze kwestie. Ik vind het daarom verstandig dat het College opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van het onafhankelijke onderzoek.

Naar boven