Vragen namens de leden Bouali, Groothuizen en Sjoerdsma (allen D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Veiligheid en Justitie over de invloed van salafisten in Nederlandse moskeeën (ingezonden 26 april 2017).

Antwoord van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Veiligheid en Justitie (ontvangen 10 oktober 2017).

Vraag 1

Kent u de berichten «Salafisten grijpen de macht in gematigde moskeeën in Amsterdam» en «Gratis studeren in Medina om hier de «ware islam» te prediken»1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoeveel Nederlandse jongeren studeren momenteel aan de Islamitische Universiteit van Medina? Welke leeftijd hebben zij en zijn zij nog op enige wijze leerplichtig in Nederland?

Antwoord 2

De enige registratie in Nederland voor studenten die naar het buitenland gaan voor een volledig bachelor- of masterprogramma (uitgaande diplomamobiliteit) is die van de Meeneembare Studiefinanciering (MSF). Slechts een beperkt deel van de studenten maakt gebruik van deze mogelijkheid. Deze registratie geeft dan ook geen volledig beeld van de Nederlandse studenten die aan de Islamitische universiteit van Medina of een andere buitenlandse universiteit studeren. Uit de MSF-gegevens blijkt dat er in het studiejaar 2016/2017 drie en in 2015/2016 acht Nederlandse studenten ingeschreven stonden aan de Islamitische Universiteit van Medina. Gezien het feit dat de Islamitische universiteit van Medina een minimumleeftijdgrens van 18 jaar hanteert om toegang te krijgen tot deze universiteit, is het onwaarschijnlijk dat het hier om leerplichtige studenten gaat.

Het staat studenten in Nederland vrij om zelf te bepalen aan welke instelling en in welk land zij gaan studeren. In Nederland wordt niet bijgehouden hoeveel Nederlanders een volledige opleiding in het buitenland volgen en aan welke instelling zij dat doen.

Vraag 3

Op welke wijze en met welke omvang zijn en/of worden Nederlandse jongeren door de Saoedische overheid benaderd en gefaciliteerd om aan de Islamitische Universiteit van Medina te komen studeren? Om welke bedragen gaat het, die door de Saoedische overheid vergoed worden om de reis, opleiding en dergelijke van deze jongeren mogelijk te maken? Hoe verhoudt zich dit tot de aangenomen motie-Potters/Karabulut2 over het niet langer financieren van Nederlandse gebedshuizen vanuit Saoedi-Arabië, Koeweit en Qatar dan wel dat de financiering uit deze landen aan volledige controle (en met goedkeuring vooraf) van de Nederlandse overheid wordt onderworpen?

Antwoord 3

De Saoedische overheid stelt per jaar 80 studiebeurzen beschikbaar voor Nederlandse studenten. Van deze 80 studiebeurzen zijn er 30 beschikbaar voor Nederlandse studenten aan de Universiteit van Medina. Deze beurzen worden gefinancierd door de Saoedische overheid en hiervan kunnen de Nederlandse studenten in Saoedi-Arabië rondkomen. Het aantal beurzen staat gelijk aan het aantal plekken voor Nederlandse studenten in Saoedi-Arabië.

Vraag 4

Is de in vraag 3 genoemde manier van financiering ooit vermeld in de zogenaamde Notes Verbales, die door Saoedi-Arabië sinds 2010 verstrekt worden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

Antwoord 4

Nee.

Vraag 5

Acht u deze inmenging door Saoedi-Arabische overheid wenselijk? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, op welke wijze bent u voornemens hiertegen op te treden of welke acties heeft u hiertoe ondernomen?

Antwoord 5

Het gaat hier om een vrijwillige keuze om in Saoedi-Arabië te studeren.

Vraag 6

Heeft u zicht op de regelmaat waarmee docenten en alumni van de Islamitische Universiteit in Media Nederland bezoeken om lezingen te geven? Is er sprake van financiering van deze lezingen met Saoedisch overheidsgeld? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de aangenomen motie-Potters/Karabulut3 over het niet langer financieren van Nederlandse gebedshuizen vanuit Saoedi-Arabië, Koeweit en Qatar dan wel dat de financiering uit deze landen aan volledige controle (en met goedkeuring vooraf) van de Nederlandse overheid wordt onderworpen? Is deze vorm van financiering ooit vermeld in de zogenaamde Notes Verbales, die door Saoedi-Arabië sinds 2010 verstrekt worden aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

Antwoord 6

Het Kabinet heeft geen zicht op de regelmaat waarmee docenten en alumni van de Islamitische Universiteit in Medina Nederland bezoeken voor lezingen, en of hierbij sprake is van financiering door de Saoedische overheid.

De steun aan individuele studenten in de vorm van een beurs om in Saoedi-Arabië te studeren maakt geen deel uit van de eerder door Saoedi-Arabië gedeelde informatie.

Vraag 7

Hoeveel moskeeën in Nederland zijn onlangs van bestuur gewisseld en hierbij vervangen door salafistische bestuurders of staan onder invloed van salafistische fracties binnen de moskee?

Antwoord 7

Er zijn meerdere gevallen bekend van moskeeën waar salafisten meer invloed proberen te vergaren zoals het geval was bij de al Ummahmoskee in Amsterdam of de al Houdamoskee in Sittard-Geleen. Dat kan leiden tot spanningen en kan soms gepaard kan gaan met intimiderend gedrag. Het lokaal bestuur neemt een sleutelpositie in bij hun omgang met dergelijk problematische gedragingen door middel van een driesporenaanpak. Zoals eerder per brief aan de Kamer gemeld (vergaderjaar 2015–2016, 29 614, nr. 39) bieden de rijksoverheid en andere organisaties de lokale overheid hulp wanneer nodig. Een totaalbeeld is er evenwel niet.

Vraag 8

Hoeveel meldingen zijn bij u bekend van gewelddadige incidenten bij moskeeën in Nederland, in het kader van de machtsstrijd tussen fundamentalistische en gematigde moslims die in sommige moskeeën zijn of worden gevoerd? Wordt hiervan aangifte gedaan en zo ja, in hoeveel gevallen is hiertoe een strafrechtelijk onderzoek gestart?

Antwoord 8

Het Openbaar Ministerie en de politie registreren niet op gewelddadige incidenten bij moskeeën in het kader van de machtsstrijd zoals in de vraag bedoeld. Het aantal aangiftes van gewelddadige incidenten in het kader van een eventuele machtstrijd en het aantal van eventueel daarop volgende strafrechtelijke onderzoeken is derhalve onbekend. Uiteraard neemt de politie aangiftes van strafbare feiten in dit kader altijd serieus en kunnen slachtoffers altijd aangifte doen.

Vraag 9

Hoe duidt u het standpunt van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), dat de intimidatie en het geweld dat bij een dergelijke machtsstrijd soms komt kijken, niet in de Nederlandse rechtsstaat behoort? Welke acties zijn naar aanleiding hiervan ondernomen of bent u voornemens te ondernemen?

Antwoord 9

Daar ben ik het mee eens. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, is het van groot belang om vroegtijdig problematische (niet-strafbare) gedragingen te signaleren en daarop te reageren onder meer door middel van een confronterend gesprek. Daarom is de driesporenaanpak gericht op het confronteren van organisaties en individuen bij problematische gedragingen en wordt er gehandhaafd bij het overtreden van grenzen. Lokale partners en rijksoverheid werken samen in de aanpak van problematische gedragingen.

Vraag 10

Van hoeveel moskeeën in Nederland is bekend dat het salafi-jihadistisch gedachtegoed wordt gepredikt?

Antwoord 10

Het salafisme is een verzamelterm voor een spectrum aan fundamentalistische stromingen binnen de soennitische islam. Het jihadistisch-salafisme is de meest extreme vorm hiervan waarbij het gebruik van geweld wordt goedgekeurd. De verspreiding van dit gedachtegoed is met name verbonden aan personen en minder aan instituten en organisaties. Voor zover bekend zijn er op dit moment geen jihadi-salafistische moskeeën in Nederland.

Vraag 11

Ziet u enig verband tussen moskeebezoek van Syriëgangers, voordat deze personen naar Syrië uitreisden en de invloed van de salafistische stroming in de door hen bezochte moskeeën?

Antwoord 11

Ik ga bij de beantwoording van deze vraag niet in op individuele gevallen, maar in het rapport uit september 2015 «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» (bijlage bij TK 2015–2016, 29 614, nr. 38) wordt geconcludeerd dat aspecten van het salafisme kunnen bijdragen aan radicalisering van mensen naar gewelddadig jihadisme.

Vraag 13

Herinnert u zich uw brief van 25 februari 20164, waarin u stelde dat gemeenten doorlopend gesprekken voeren met salafistische gemeenschappen om de transparantie over en de herkomst en doelstellingen van (private en publieke) financiering vanuit het buitenland te vergroten? Herinnert u zich de uitzending van Nieuwsuur van 1 juli 2016, over ditzelfde onderwerp, waaruit bleek dat in negen van de tien gemeenten die gesprekken helemaal niet gevoerd worden?

Antwoord 13

Ja.

Vraag 12

Hoe duidt u in dit verband het in het artikel genoemde dilemma voor gemeenten, die zich zorgen maken over de anti-integratieboodschap die door sommige salafisten wordt uitgedragen die voeding kan zijn voor radicalisering, en de gepaste afstand voor de overheid tot de koers van religieuze instellingen vanwege de scheiding kerk en staat?

Vraag 14

Hoe verhoudt het voorgaande zich tot het eerder genoemde dilemma voor gemeenten, die zich zorgen maken over de anti-integratieboodschap die door sommige salafisten wordt uitgedragen die voeding kan zijn voor radicalisering, en de gepaste afstand voor de overheid tot de koers van religieuze instellingen vanwege de scheiding kerk en staat? Staat u nog steeds achter u antwoord op vraag 10 in de Kamervragen van de leden Sjoerdsma, Azmani, Knops en Karabulut over het bericht dat Golfstaten Nederland informatie over financiële steun aan religieuze instellingen verstrekken5, namelijk dat in de praktijk de gemeenten regelmatig (kritische) gesprekken voeren met instellingen over de activiteiten van een organisatie, het contact met de wijk en de buitenlandse financiering indien daar sprake van is? Zo ja, hoe duidt u dan de zorgen van de gemeenten? Zo nee, wat gaat u doen om het toezicht vanuit de gemeenten aan te scherpen?

Antwoord 12 en 14

Net als u maak ik mij zorgen om anti-integratief, antidemocratisch en onverdraagzaam gedrag dat de samenleving en onze rechtsstaat ondermijnt. Een goede samenwerking tussen lokale en nationale autoriteiten is daarbij van groot belang, ook om dilemma’s bij de aanpak van onwenselijk en problematisch gedrag het hoofd te bieden. In april jongstleden heb ik samen met de Minister van Veiligheid en Justitie bestuurlijk overleg gevoerd met de meest betrokken gemeenten over deze aanpak. De urgentie om proportioneel en tijdig op te treden bij ongewenst gedrag wordt door gemeenten onderschreven en is concreet vormgegeven in de driesporenaanpak die meer zicht biedt in de complexiteit van buitenlandse financieringsstromen. Deze aanpak geeft ook zicht op handelingsperspectieven.

Verder wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aanvullend, breed toepasbaar, handelingsperspectief ontwikkeld, voor de omgang met antidemocratische groeperingen en gedragingen.


X Noot
1

NRC Handelsblad, 22 april 2017

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 343

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 343

X Noot
4

Kamerstuk 29 614, nr. 39

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 104

Naar boven