Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over de verantwoordelijkheid van Nederland voor de offshore en
de gokindustrie op Aruba, Curaçao en Sint Maarten (ingezonden 31 januari 2018).
Mededeling van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
(ontvangen 23 februari 2018).
Vraag 1
Klopt de uitspraak van de toenmalige Staatssecretaris, de heer Vermeend, in Amigoe
van 10 januari 1995 dat offshore op de Antillen een «Koninkrijksbelang» is?1
Vraag 2
Klopt het dat de ontwikkeling van de eilanden als belastingparadijzen is bevorderd
omdat Nederland zoveel belastingverdragen kon sluiten, zoals de heer Vermeend destijds
zei?
Vraag 3
Is offshore op de eilanden nog steeds een Koninkrijksbelang? Zo nee, sinds wanneer
is dat dan niet meer het geval? En waar staat dat dan?
Vraag 4
Bent u bekend met de Landsverordening offshore hazardspelen uit 1993?2
Vraag 5
Klopt het dat deze regels voor offshore hazardspelen zijn opgezet met de hulp van
Nederland, op initiatief van de toenmalige vereniging voor offshore belangen (VOB)
onder voorzitterschap van Gregory Elias?
Vraag 6
Waarom heeft de Nederlandse regering het vanaf 1993 tot in ieder geval 2010 niet nodig
gevonden dat toezicht werd ingesteld op offshore hazardspelen, ook wel E-gaming genoemd?
Vraag 7
Klopt het dat de Gouverneur offshore gokvergunningen tekende voor trustkantoren, accountants
en casinobazen, zonder toezicht in te stellen?
Vraag 8
Klopt het dat de Gouverneur offshore gokvergunningen voor trustkantoren en casinobazen
goedkeurde en verlengde zonder toezicht en met gedogen van sublicentiëring?
Vraag 9
Hoeveel offshore gokvergunningen heeft de Gouverneur in de periode vanaf 1993 tot
in ieder geval 10 oktober 2010 getekend? Hoeveel zijn dit er gelet op het aantal sublicentiëringen
die waren verbonden aan de masterlicenties?
Vraag 10
Klopt het dat vanaf 1993 tot in ieder geval 2010 sprake was van een gedoogbeleid voor
sublicentiëring, zonder dat Nederland toezicht uitoefende?
Vraag 11
Binnen welk Nederlands beleid of wettelijk kader paste de genoemde wetgeving voor
offshore kansspelen uit 1993?
Vraag 12
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse regering het vanaf 1993 niet nodig vond dat
toezicht werd ingesteld op offshore kansspelen/ de E-gamingsector op Aruba, Curaçao
en Sint Maarten?
Vraag 13
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse regering vanaf 1993 tot in ieder geval 2010
van mening was dat zij niet verantwoordelijk was voor opsporing en handhaving in de
offshore kansspelen/ E-gamingsector? Kunt u uitleggen waarom Nederland het niet nodig
vond dat toezicht werd ingesteld op de E-zones van Curaçao en Sint Maarten?
Vraag 14
Hoe heeft de Nederlandse regering vanaf 1993 tot in ieder geval 2010 in afwezigheid
van toezicht, opsporing en handhaving op E-gaming en E-zones gewaarborgd dat op de
eilanden geen witwassen zou plaatsvinden van crimineel geld en geen andere illegale
activiteiten zouden plaatsvinden?
Vraag 15
Kunt u aangeven wanneer eindelijk de vragen zullen worden beantwoord die de Minister
van Koninkrijksrelaties in september 2016 naar Curaçao heeft gestuurd?3
Mededeling
Hierbij deel ik u mee, dat de aan mij gestelde vragen van het lid van Raak (SP) over
de verantwoordelijkheid van Nederland voor de offshore en de gokindustrie op Aruba,
Curaçao en Sint Maarten (ingezonden op 31 januari 2018) niet binnen de termijn van
drie weken kunnen worden beantwoord.
Voor de beantwoording is meer tijd nodig voor interdepartementale afstemming en het
verzamelen van gegevens. De beantwoording zal naar verwachting binnen twee weken plaatsvinden.
X Noot
3Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 75