Vragen van de leden Becker, Ten Broeke en Van den Bosch (allen VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Defensie over landen die in Nederland onderdelen voor massavernietigingswapens proberen te kopen (ingezonden 19 september 2017).

Antwoord van Minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) en van Minister Dijkhoff (Defensie) (ontvangen 25 oktober 2017).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Nederland is supermarkt voor landen die kernwapens maken»?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw reactie op de uitspraken van de directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), generaal-majoor Onno Eichelsheim dat landen als Iran, Syrië en Pakistan graag «winkelen» in Nederland voor onderdelen die gebruikt (kunnen) worden in programma’s voor massavernietigingswapens?1

Antwoord 2

Het kabinet heeft kennisgenomen van de uitspraken en deelt de hoofdboodschap dat Nederlandse bedrijven zich bewust moeten zijn dat derde landen interesse kunnen hebben in technologisch hoogwaardige producten en diensten die gebruikt kunnen worden voor de vervaardiging van massavernietigingswapens of onderdelen daarvoor.

Vraag 3

Is het u bekend of dergelijke aankopen – die zijn gebruikt voor de ontwikkeling of bij de productie van massavernietigingswapens – succesvol zijn gedaan in ons land? Zo ja, om welke gevallen gaat het, uitgesplitst voor landen en wapens? Wat is er in die gevallen achteraf ondernomen tegen het aankopende land? En wat om herhaling te voorkomen?

Antwoord 3

Zoals in het artikel wordt gesteld, verstoren de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten jaarlijks een «substantieel» aantal pogingen van buitenlandse entiteiten om aan kennis en materialen voor massavernietigingswapens te komen. In een aantal gevallen hebben de diensten aanwijzingen ontvangen over gebruik van Nederlandse technologie in programma’s voor massavernietigingswapens of overbrengingsmiddelen in Iran, Pakistan en Syrië. In voorkomend geval volgt onderzoek van de Douane en kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan. Andere instrumenten die het kabinet ter beschikking heeft en ook inzet zijn het instellen van nationale regelingen en het opleggen van een ad-hoc vergunningplicht («catch-all»). Het kabinet doet in het openbaar geen uitspraken over casuïstiek die het actuele kennisniveau en de modus operandi van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten raken.

Vraag 4

Wat onderneemt Nederland momenteel – ook in internationaal verband – om dergelijke aankopen in ons land tegen te gaan? Bent u van mening dat dit voldoende is, of bestaat volgens u de noodzaak om extra maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten aan welke maatregelen gedacht moet worden?

Antwoord 4

Het kabinet voert een actief beleid om te voorkomen dat Nederlandse export bijdraagt aan de proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor. Dit exportcontrolebeleid is gebaseerd op internationale afspraken en verplichtingen die op basis van Europese wet- en regelgeving op nationaal niveau zijn geïmplementeerd. In de uitvoering van dit beleid werken het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Douane en de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten intensief samen.

Nederland is aangesloten bij de internationale exportcontroleregimes. Op het gebied van non-proliferatie zijn dit de Australia Group (AG), het Missile Technology Control Regime (MTCR) en de Nuclear Suppliers Group (NSG). De bij deze regimes aangesloten landen maken afspraken over exportcontrolebeleid. Daarnaast wisselen deze landen informatie uit over programma’s voor massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor in zogenaamde landen van zorg, delen zij ervaringen over handhaving, en zorgen zij er gezamenlijk voor dat de controlelijsten van gevoelige goederen aansluiten op actuele (technologische) ontwikkelingen.

De richtlijnen en controlelijsten van de regimes zijn op Europees niveau opgenomen in de EU dual-useverordening (428/2009). Op basis van deze verordening geldt een vergunningplicht voor de export van bepaalde goederen, software en technologie. Voor de meest gevoelige goederen is tevens een uitvoervergunning nodig voor export binnen de EU. Op basis van dezelfde dual-useverordening kan op nationale basis een vergunningplicht worden opgelegd als er aanwijzingen zijn dat de goederen voor nucleaire-, chemische- of biologische wapens, of overbrengingsmiddelen daarvoor, gebruikt zullen of kunnen worden.

Ten slotte zijn er internationale sancties opgelegd in reactie op de programma’s voor massavernietigingswapens en/of overbrengingsmiddelen daarvoor in Iran, Noord-Korea en Syrië. De hieruit voortvloeiende maatregelen, zoals verdere beperkingen aan de export van goederen of het verbieden van leveringen aan gesanctioneerde entiteiten, zijn eveneens onderdeel van het Nederlandse exportcontrolebeleid.

Vraag 5, 6, 7

Bent u – net als generaal-majoor Eichelsheim – van mening dat bedrijven en kennisinstellingen zich onvoldoende bewust zijn van het risico dat landen dergelijke aankopen ook in Nederland pogen te doen? Zo ja, waaruit blijkt dat?

Wat wordt gedaan om betere bewustwording te genereren bij dergelijke bedrijven en instellingen? Bestaat specifiek beleid op dit terrein? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daar een beeld van schetsen?

Kunt u zich vinden in de conclusie dat het midden- en kleinbedrijf (mkb) in het bijzonder kwetsbaar is voor de risico’s op dit terrein? Zo ja, wat wordt specifiek gedaan om deze kwetsbaarheid bij het mkb te verkleinen? Ziet u mogelijkheden om meer proactieve maatregelen te nemen ter bescherming van het mkb? Graag een toelichting.

Antwoord 5, 6, 7

Het kabinet is bekend met de signalen over verwervingspogingen door landen van zorg in Nederland en de dreiging die daarvan uitgaat. Vergroting van het bewustzijn van het bedrijfsleven, inclusief van het midden- en kleinbedrijf, is een voorwaarde voor een effectief exportcontrolebeleid.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelt via de website www.rijksoverheid.nl/exportcontrole informatie beschikbaar over exportcontrole waaronder het Handboek Strategische Goederen en het Handboek Iran. Tevens organiseert de overheid jaarlijks een aantal seminars over exportcontrole met deelnemers uit de industrie, de logistieke en financiële sector, kennisinstituten, adviesbureaus en de overheid. Ook het genoemde interview levert een bijdrage aan de activiteiten die het kabinet onderneemt om het bewustzijn van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen te vergroten.

De MIVD/AIVD Unit Contraproliferatie heeft eveneens een taak in het vergroten van het bewustzijn over proliferatierisico's, waarbij medewerkers van de MIVD en AIVD specifieke instellingen en bedrijven bezoeken om deze te informeren over dergelijke risico’s.

De Douane en het Ministerie van Buitenlandse Zaken spreken in het kader van de uitvoering en handhaving van het exportcontrolebeleid regelmatig met bedrijven en kennisinstellingen. In dit contact komt ook het risico op verwervingspogingen door landen van zorg aan bod. In een aantal gevallen is de wijze waarop bedrijven en kennisinstellingen de interne bedrijfsvoering hebben ingericht en maatregelen nemen om dit risico te minimaliseren een extra voorwaarde voor het verkrijgen van een exportvergunning.

Het kabinet benadrukt dat bedrijven en instellingen in het internationale zakendoen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van export van goederen en diensten met een potentieel risico op ongewenst eindgebruik.

Vraag 8

Bestaat er een zwarte lijst met daarop personen, bedrijven en/of instellingen die bekend staan als tussenpersoon,-bedrijf, en/of-instelling voor dergelijke aankopen? Zo nee, waarom niet en bent u voornemens alsnog een dergelijke lijst op te stellen in internationaal verband? Zo ja, wordt die lijst proactief gedeeld met Nederlandse bedrijven en instellingen die kwetsbaar zijn op dit terrein? Graag een toelichting.

Antwoord 8

In het kader van de sancties op Iran, Noord-Korea en Syrië zijn internationaal lijsten opgesteld met entiteiten die gesanctioneerd zijn vanwege hun (mogelijke) betrokkenheid bij de ontwikkeling en productie van massavernietigingswapens. De handel met deze entiteiten wordt door deze sancties beperkt of verboden.

De Nederlandse overheid hanteert geen lijsten voor de reguliere vergunningverlening. Dit zou landen die goederen voor massavernietigingswapens verwerven inzicht geven in het actuele kennisniveau van de betrokken overheidsdiensten.

Naar boven