Vragen van de leden Bergkamp en Swinkels (beiden D66) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over «de lange weg van Isis naar Isabella» over de moeite die het kost om controversiële voornamen te kunnen wijzigen (ingezonden 24 november 2016).

Antwoord van MinisterVan der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 17 januari 2017) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 785.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel over ouders en volwassen die een controversiële voornaam van hun kind of van zichzelf willen wijzigen en die erop stuiten dat het wijzigen via de rechter duur, ingewikkeld en tijdrovend is?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Kunt u toelichten met welk doel ervoor is gekozen de procedure voor het wijzigen van de voornaam dermate hoogdrempelig te laten zijn?

Antwoord 2

De huidige procedure voor het wijzigen van de voornaam schrijft voor dat degene die zijn voornaam wil wijzigen door een advocaat een verzoekschrift laat indienen bij de rechter. Als de rechter het verzoek honoreert, geeft hij opdracht aan de burgerlijke stand de officieel geregistreerde voornaam aan te passen. Een belangrijke reden voor de huidige procedure voor voornaamswijziging is het waarborgen van continuïteit van de voornaam omwille van het maatschappelijk verkeer en een goed functionerende overheidsadministratie. Voor minderjarigen komt daar nog bij dat de aanvraag door de wettelijke vertegenwoordiger wordt gedaan en getoetst moet worden of de aangevoerde reden daadwerkelijk gewichtig is en in het belang van het kind. Immers, de voornaam is, al dan niet in combinatie met de geslachtsnaam, een belangrijk onderdeel van iemands identiteit. Zelfs jonge kinderen identificeren zich al sterk met hun voornaam.

Vraag 3

Kunt u toelichten waarom de procedure voor het wijzigen van de voornaam aanzienlijk verschilt van de procedure voor het wijzigen van de achternaam?

Antwoord 3

Het onderscheid is historisch verklaarbaar: oorspronkelijk had de wijziging van de geslachtsnaam het karakter van een Koninklijke gunst. Het daarmee samenhangende procedurele onderscheid tussen wijziging van de geslachtsnaam en wijziging van de voornaam was al neergelegd in de «Loi du 11 Germinal An XI» (1 april 1803). Dit onderscheid is overgenomen in het Burgerlijk Wetboek van 1838 en vervolgens ook in Boek 1 van het thans geldende Burgerlijk Wetboek.2

Tegenwoordig worden verzoeken tot wijziging van de geslachtsnaam in behandeling genomen door de Dienst Justis namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De beslissing staat open voor bezwaar en beroep. Wanneer een wijziging van de achternaam kan worden toegewezen, dan wordt dit bekrachtigd in een koninklijk besluit.

Naast de historische verklaring zijn er ook actuele overwegingen voor het verschil in procedures voor wijziging van respectievelijk de voornaam en de achternaam. Deze hangen samen met de functie van deze naam. Naast het reeds genoemde belang van het waarborgen van continuïteit van de voornaam omwille van het maatschappelijk verkeer en een goed functionerende overheidsadministratie, geeft de geslachtsnaam informatie over de drager met betrekking tot diens afstamming en familierelaties. Dat is de reden waarom bij een wens tot wijziging van iemands geslachtsnaam degene wiens naam aangenomen wordt en degene wiens naam niet langer gevoerd wordt als belanghebbenden bij de besluitvorming worden betrokken. Ook wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om bezwaar aan te tekenen tegen de voorgenomen beslissing over de wijziging van de geslachtsnaam. Wanneer het bezwaar wordt afgewezen kan in beroep worden gegaan bij de rechtbank en uiteindelijk in hogere beroep bij de Raad van State.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het wijzigen van de voornaam eenvoudiger zou kunnen en moeten?

Antwoord 4

Zonder iedere vorm van vereenvoudiging van de procedure voor het wijzigen van de voornaam uit te willen sluiten, ben ik overtuigd van het belang van de rechterlijke toetsing zoals vermeld bij het antwoord op vraag 2 als waarborg tegen onterechte wijziging van voornamen met name bij minderjarigen. Bovendien is iedereen in beginsel vrij in de keuze van een in praktijk gehanteerde roepnaam waarmee veel van de nadelen van een achteraf betreurde voornaamkeuze kunnen worden weggenomen.

Vraag 5, 6, 7 en 8

Herinnert u zich de aanbeveling van de commissie Liberalisering naamrecht uit 2009 die stelt dat een meerderjarige éénmaal zijn voornaam moet kunnen wijzigen zonder opgave van reden en dat dit verzoek slechts getoetst zou moeten worden aan de voorwaarde dat de naam niet ongepast mag zijn? Zo ja, deelt u de opvatting dat een dergelijke vereenvoudiging van de wijziging van de voornaam opvolging verdient?3

Herinnert u zich ook de aanbeveling van diezelfde commissie dat afhandeling van de voornaamswijziging door een ambtenaar van de burgerlijke stand kan plaatsvinden en een volgende wijziging kan worden afgehandeld door de dienst Justis?

Zo ja, deelt u de opvatting dat een dergelijke vereenvoudiging van de procedure voor wijziging van de voornaam moet kunnen plaatsvinden?

Herinnert u zich ook de aanbeveling van diezelfde commissie dat indien ouders het eens zijn over de naamswijziging van hun kind zij dit tot een jaar na de geboorte van hun kind dienen te kunnen wijzigen door middel van een gemeenschappelijke verzoek aan de ambtenaar van de burgerlijke stand? Zo ja, deelt u de opvatting dat een dergelijke vereenvoudiging van de wijziging van de voornaam opvolging verdient?

Wat is de reden dat de aanbevelingen van voornoemde commissie destijds ten aanzien van de voornaam-procedure nog geen opvolging hebben gekregen?

Antwoord 5, 6, 7 en 8

Ik herinner mij het Rapport van de Werkgroep liberalisering naamrecht getiteld: «Bouwstenen voor een nieuw naamrecht» zeer zeker en ook de voorstellen waarnaar in de vragen wordt verwezen. Maar ik herinner mij ook dat de werkgroep ten aanzien van de wijziging van de voornaam bij minderjarigen tussen 1 en 18 jaar heeft voorgesteld om de huidige procedure te handhaven en de toetsing door de rechter te behouden.

In zijn brief van 17 april 2012 (Kamerstuk 33 000 VI, nr. 96) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Kamer over het rapport van de werkgroep laten weten: «Sindsdien is echter niet gebleken van dermate grote en urgente problemen op het gebied van het naamrecht dat wijziging van wet- en regelgeving nu noodzakelijk is.» In zijn reactie op het verslag van een schriftelijk overleg over dit rapport (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 84) herhaalde hij dit standpunt. Dat is de reden dat de aanbevelingen van de werkgroep geen vervolg hebben gekregen.

Vraag 9

Bent u bereid een vereenvoudiging van de voornaam-procedure te bezien en zo ja, op welke wijze?

Antwoord 9

Ik zie geen reden om terug te komen op het besluit van de Staatssecretaris om af te zien van wijziging van wet- en regelgeving op het gebied van het naamrecht. Ik acht het niettemin denkbaar dat een volgend kabinet tot een andere afweging komt en bijvoorbeeld besluit om bij de aanbevelingen van de Staatsommissie Herijking Ouderschap, die zien op een aanzienlijke wijziging van het personen- en familierecht, ook de aanbevelingen van de werkgroep te betrekken.


X Noot
1

De lange weg van Isis naar Isabella de Volkskrant 20 oktober 2016 donderdag

X Noot
2

Het betreft artikel 4 lid 4 en artikel 7 lid 1. Zie ook Eerste Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 137, C Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer inzake Vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek), d.d. 17 maart 2011.

Naar boven