Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de budgetten en bureaucratie in de jeugdzorg (ingezonden 5 december 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 27 december 2016)

Vraag 1 en 2

Wat is uw reactie op de berichtgeving dat meer dan de helft van de gemeenten verwacht dit jaar niet uit te komen met het budget voor jeugdzorg?1 2

Bent u, in het licht van deze berichtgeving, nog steeds van mening dat uw uitspraak «we niet meer (moeten) praten over de vraag of er geld tekort is» gerechtvaardigd is? Kunt u uw antwoord toelichten?3

Antwoord 1 en 2

Ik heb de berichtgeving van de NOS en Binnenlands Bestuur met interesse gevolgd. Ik ben echter voorzichtig met het trekken van conclusies naar aanleiding van deze berichten. De ervaring ten aanzien van het jaar 2015 leert dat de door gemeenten verwachte overschotten cq tekorten in 2015, sterk verschilden van de daadwerkelijke realisatiecijfers 2015 zoals die onlangs via Iv3 beschikbaar zijn gekomen.

Ter illustratie; in het voorjaar van 2016 leken gemeenten op Wmo en Jeugd gezamenlijk nog zo’n € 300 à € 400 miljoen over te houden. In mei berichtte Binnenlands Bestuur hier onder andere over op basis van een enquête onder gemeente. De onlangs verschenen Iv3-cijfers lieten echter zien dat de realisatie in 2015 een overschot van bijna € 1,2 miljard op de functies Jeugd en Wmo laten zien.

Zoals ook aan uw Kamer is gemeld, vindt momenteel nader onderzoek plaats naar de overschotten in het sociaal domein in 2015. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies van dit onderzoek.

Vraag 3

Kunt u inzichtelijk maken hoe het komt dat er een fors hogere instroom in de jeugdhulp is? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ik herken dit signaal niet. De beleidsinformatie Jeugd van CBS, waarin jeugdhulpaanbieders informatie over zorggebruik moeten aanleveren, is tot 1 juli 2016 geen toename waarneembaar van het jeugdhulpgebruik.

Vraag 4

Wat is uw opvatting over het beeld dat gemeenten schetsen met betrekking tot de chaos in de jeugdzorg-administratie?

Antwoord 4

Ik ken signalen van gemeenten die in de zomer van 2016, ten tijde van de oplevering van hun jaarrekeningen, nog niet alle facturen van jeugdhulpaanbieders binnen hadden voor de in 2015 geleverde zorg.

Dit heeft enerzijds met opstartproblemen te maken, maar bijvoorbeeld ook met het feit dat in de J-GGZ nog grotendeels met DBC’s wordt gewerkt. Deze kunnen een jaar openstaan, voordat ze gesloten worden en gefactureerd kunnen worden. Dit was in de zorgverzekeringswet waar deze aanbieders eerder hun diensten aanboden, niet anders.

Vraag 5, 6, 7 en 8

Wat is uw reactie op het bericht dat steeds meer vrijgevestigde behandelaars zich terugtrekken uit de jeugdzorg vanwege torenhoge administratieve lasten?4

Acht u het in lijn met de doelstellingen van de Jeugdwet dat vrijgevestigde behandelaars hun hulpverleningstrajecten met jeugdigen per 1 januari 2017 vanwege bureaucratische rompslomp moeten beëindigen? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, welke rol ziet u voor uzelf als stelselverantwoordelijke weggelegd in deze kwestie?

Hoe verhoudt het verdwijnen van vrijgevestigde behandelaars zich tot de keuzevrijheid van cliënten met betrekking tot voorzieningen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Kunt u, in navolging op vraag 6, ook toelichten of u vreest voor klassezorg, aangezien vrijgevestigde behandelaars aangeven alleen maar jeugdigen te behandelen waarvan de ouders zelf de hulp betalen?

Antwoord 5, 6, 7 en 8

Ik vind het aanbod van vrijgevestigde behandelaars van meerwaarde in het stelsel van de Jeugdwet. Dat vrijgevestigde behandelaars zich terug trekken uit de jeugdhulp vanwege het enkele feit dat de administratieve lasten hoog zijn, valt dan ook te betreuren.

Desondanks kan ik mij wel voorstellen dat vrijgevestigden zich heroriënteren op de markt waarin zij werken.

Voor wat betreft keuzevrijheid van cliënten, daar is de Jeugdwet helder over. Gemeenten moeten daar bij het bieden van passende jeugdhulp, en dus bij hun inkoop, redelijkerwijs rekening mee houden.

Artikel 2.3, lid 4 en 5, zegt hierover:

  • 4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs

    rekening met:

    • a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en

    • b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • 5. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, wordt de jeugdige en zijn ouders keuzevrijheid geboden met betrekking tot de activiteiten van jeugdhulp.

De gemeente is dus verplicht om voldoende passende jeugdhulp in te kopen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van jeugdigen. Desondanks kan het voorkomen dat een jeugdige een dusdanig specifieke voorkeur heeft voor een aanbieder die niet is ingekocht door de gemeente. In die gevallen heeft de gemeente de mogelijkheid deze jeugdhulp als nog organiseren bij de specifieke aanbieder, of kan dit via een PGB georganiseerd worden.

Gemeenten hebben voor ieder kind dat jeugdhulp nodig heeft, de plicht om passende jeugdhulp te organiseren.

Vraag 9

Kunt u inzichtelijk maken hoeveel product- en verantwoordingscodes er inmiddels geschrapt zijn door de «regeldruksessies» en andere programma’s?

Antwoord 9

Voor de bestrijding van administratieve lasten zijn er twee sporen. Allereerst het project informatievoorziening sociaal domein (ISD) over inkoop en verantwoording van gemeenten en aanbieders. Ten tweede is er het spoor van de regeldruksessies voor aanbieders en professionals. Voor het verminderen van de administratieve lasten bij inkoop en verantwoording zijn drie uitvoeringsvarianten (prijs per product, cliënttrajecten en lumpsumfinanciering) met standaardartikelen opgesteld door aanbieders en gemeenten in het ISD-traject. De productcodes spelen in de gegevensuitwisseling met name een rol in de uitvoeringsvariant «prijs per product». Indien gemeenten hiervoor kiezen wordt gevraagd de afspraken vooral te beperken tot de iets meer dan 400 landelijk vastgestelde productcodes van de VNG. Goede afspraken aan de voorkant van de contractbesprekingen beperken de kans op overbodige administratieve lasten tijdens en aan het eind van de contractperiode bij de verantwoording van geleverde diensten.

Over de resultaten van de regeldruksessies heb ik u een brief toegezegd in het brede kader van de gehele voormalige Awbz.

Vraag 10

Wat verstaat u onder «onvoldoende verantwoordelijkheid nemen» in het kader van terugdringen van administratieve lasten, en is naar uw mening dit punt inmiddels al bereikt? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer wetgeving met nadere regels hieromtrent tegemoet zien? Zo nee, kunt u concreet aangeven wat er binnen welke termijn precies moet gebeuren om niet alsnog nadere regels te gaan stellen?5

Antwoord 10

Voor het verminderen van administratieve lasten hebben gemeenten een verantwoordelijkheid voor het consequent toepassen van de uitvoeringsvarianten en zo de regeldruk te beperken. Aanbieders hebben de verantwoordelijkheid hun administratie en ict goed op orde te hebben om verschillende financiers te faciliteren en hun professionals niet nodeloos te belasten met onnodige regels.

Met verantwoordelijkheid nemen, verwijs ik graag naar de actie van de VNG waarbij de wethouder van Enschede, Eelco Eerenberg, het als ambassadeur voor elkaar heeft gekregen met alle 42 regio’s een intentieverklaring te tekenen over het toepassen van de uitvoeringsvarianten als maatstaf voor de contractbesprekingen begin 2017 voor het jaar 2018.

Begin 2017 krijg ik van het door gemeenten en aanbieders geleide project Informatievoorziening Sociaal Domein (ISD) inzicht in de mate waarin de regio’s de uitvoeringsvarianten meenemen voor de inkoop van jeugdhulp voor het jaar 2018 en zal ik met de gemeenten hierover in een bestuurlijk overleg van gedachten wisselen. Intenties zijn goed, resultaten zijn beter. Vervolgens ik zal u hierover nader berichten.


X Noot
1

Nos.nl, 1 december 2016: «Gemeenten zeggen toch niet uit te komen met budget jeugdzorg»

X Noot
2

Binnenlands Bestuur, 1 december 2016: «Zes op tien gemeenten schrijft te kort op jeugdhulp»

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 16, item 2

X Noot
4

NRC, 1 december 2016: «Jeugdpsychologen stoppen met behandelen kinderen vanwege rompslomp»

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 226

Naar boven