Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat in veel gemeenten het geld voor de jeugdpsychiatrie al op is (ingezonden 29 september 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 18 oktober 2016).

Vraag 1 t/m 5

Wat is uw reactie op het bericht dat in veel gemeenten het geld voor de jeugdpsychiatrie al op is?1

Kunt u inzichtelijk maken wat de problematiek is van de jeugdigen die op dit moment vanwege budgetproblemen op de wachtlijst staan? Zo nee, kunt u met zekerheid zeggen dat er momenteel op de wachtlijsten geen jeugdigen en gezinnen staan die acuut hulp nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?

Indien het antwoord op vraag 2 ontkennend is, hoe vult u dan uw rol als stelselverantwoordelijke in met betrekking tot het budgetprobleem?

Kunt u inzichtelijk maken in welke gemeenten en/of jeugdhulpregio’s het probleem met het budgetplafond speelt? Zo ja, kunt u daarbij inzichtelijk maken welke maatregelen zij hebben genomen, of voornemens zijn te nemen, om het budgetprobleem op te lossen?

Kunt u de Kamer vóór het Wetgevingsoverleg onderdeel Jeugd en aanverwante zaken op 14 november 2016 de uitkomsten van uw gesprekken met gemeenten over de uitvoering van de motie Keijzer met betrekking tot de Treeknormen toezenden? Zo nee, waarom niet? Wanneer kan de Kamer deze informatie dan tegemoet zien?2

Antwoord 1 t/m 5

Op 1 januari 2015 zijn zowel de budgetten jeugdhulp, als de budgetten Wmo 2015 en Participatiewet aan het gemeentefonds overgedragen. Deze budgetten kunnen gemeenten ontschot inzetten. Tekorten bij jeugd kunnen zo worden gecompenseerd door overschotten bij de Wmo of omgekeerd en het kan per gemeente en per jaar verschillen. Aanbieders worden op uiteenlopende wijze gefinancierd, gemeenten kunnen ervoor hebben gekozen om een afzonderlijk budget te hebben voor jeugdpsychiatrie. Dit heeft te maken met de beleidsvrijheid van de gemeenten die nodig is voor het realiseren van een integraal aanbod en maatwerk voor de problematiek van het kind.

Er zijn aanbieders die via de media laten weten dat het budget bij gemeenten op is. Ongewis hierbij is of het budget bij gemeenten op is of dat het budgetplafond bij desbetreffende aanbieder bereikt is. Ik laat concrete gevallen natrekken en dan blijkt dat het laatste tot nu toe het geval is. Wat beter kan is dat jeugdhulpaanbieders waarbij het budgetplafond is bereikt, de kinderen of terugsturen naar de toegang of doorverwijzen naar een jeugdhulpaanbieder waar het budgetplafond van de desbetreffende gemeente nog niet is bereikt. Ik ben met de VNG en branches in gesprek over de afspraken die zij hierover gaan maken en zal u voor het begrotingsoverleg informeren over de uitkomsten. Over Almere wordt u afzonderlijk geïnformeerd.

Vraag 6, 7 en 8

Kunt u de Kamer informeren wat het geraamde effect op de toename van jeugdigen in de jeugdpsychiatrie is, nu de landelijke meerjarige campagne «Omgaan met depressie» van start is gegaan? Zo nee, waarom niet?

Kunt u, in vervolg op vraag 6, inzichtelijk maken welke extra financiële middelen beschikbaar zijn gesteld voor de jeugdpsychiatrie naar aanleiding van de start van deze campagne?

Kunt u inzichtelijk maken met hoeveel budgetkorting instellingen daadwerkelijk te maken hebben gekregen ten opzichte van 2013? Zo nee, kunt u desondanks met zekerheid stellen dat de opnamestops niet plaatsvinden vanwege budgettekort? Kunt u uw antwoorden uitgebreid toelichten?

Antwoord 6, 7 en 8

Het is belangrijk om het taboe te doorbreken dat er in Nederland is om te spreken over psychische aandoeningen. Depressie is een psychische stoornis waarmee een groot aantal mensen te maken krijgen in hun leven. Daarom vind ik het van belang om deze aandoening te agenderen, betere kennis onder het algemeen publiek te krijgen en een bijdrage te leveren aan het terugdringen van het taboe om hierover te spreken. Dat is het effect dat wordt beoogd met deze campagne. Het stimuleert mogelijk eerder ingrijpen en voorkomt dan een beroep op zwaardere en duurdere hulp.

U vraagt naar budgetkorting van instellingen sinds 2013. Hier is geen antwoord op te geven omdat gemeenten de instellingen verschillend bekostigen en uiteenlopende keuzes maken bij het investeren in preventieve hulp en de niet vrij toegankelijke hulp. Daarnaast zijn de middelen als een ongedeeld budget naar gemeenten gegaan.

Of gemeenten met hun budget jeugdhulp uitkomen hangt met veel factoren samen, die te maken hebben met het beleid van de desbetreffende gemeente, de wijze waarop zij de zorg hebben ingekocht of de mate waarin risico’s voor zwaardere vormen van jeugdhulp worden gedeeld in de regio. Er zijn gemeenten die geld bij jeugdhulp overhouden en die tekort komen en dit kan per jaar verschillen. Een gemeente die tekort komt moet zich in eerste aanleg afvragen waarom andere gemeenten met vergelijkbare problematiek en budget wel uitkomen, wat de relatie is met gemaakte beleidskeuzes en de mate waarin de gemeente risico’s op minder voorkomende maar wel dure behandelingen met de regio heeft gedeeld.

Voor het macrobudget is het volgende van belang. Nederlandse kinderen behoren tot de gelukkigste ter wereld3. Uit nader onderzoek blijkt dat 90 procent van de Nederlandse jeugd tevreden is over hun psychische gezondheid. Aan de andere kant is 2 procent van de jongeren ontevreden en /of ongelukkig4. Bijna 11% (370.000) van 3.4 miljoen minderjarigen maakt in 2015 gebruik van jeugdhulp5. Het SCP verwacht een daling van het beroep op jeugdhulp van ruim 1% per jaar vanwege demografische ontwikkelingen6. Wanneer de uitgaven voor psychische en gedragsstoornissen wordt vergeleken met andere rijke OESO landen, dan valt volgens het CBS op dat Nederland hier veel middelen op inzet. Gemiddeld geven de rijke landen 9% van hun budget curatieve zorg uit aan psychische en gedragsstoornissen. Voor bijvoorbeeld Zweden is dat 7%, voor Duitsland 13% en voor Nederland 23% van het budget curatieve zorg7. Het budget jeugd GGZ is in 2015 overgegaan naar het Gemeentefonds.

Vraag 9, 10 en 11

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verminderen van de bureaucratie rondom contractering en verantwoording in het kader van het programma Informatievoorziening Sociaal Domein (ISD)?

Welke indicatoren hanteert u, of gaat u hanteren, bij uw afweging of het instellen van nadere regelgeving in het kader van het verminderen van de regeldruk noodzakelijk is?

Kunt u motiveren waarom u de in vraag 10 gevraagde indicatoren hanteert?

Antwoord 9, 10 en 11

Voor het verminderen van de administratieve lasten is het belangrijk dat de 3 uitvoeringsvarianten die de gemeenten en aanbieders onderscheiden, consequent worden doorgevoerd (inspanninggericht (prijs per product), outcome gericht (trajectfinanciering) en taakgericht (populatiebekostiging met prestatieafspraken/outcome indicatoren)). De bij de uitvoeringsvarianten behorende standaardartikelen zijn in juli 2016 beschikbaar gekomen en spelen een rol bij de inkoop in 2016, maar kunnen pas echt een rol spelen bij de inkoop volgend jaar. De VNG heeft Eelco Eerenberg, wethouder van Enschede, als bestuurlijke trekker aangewezen om de regio’s te committeren aan het consequent toepassen van deze uitvoeringsvarianten. Inmiddels hebben 40 van de 42 regio’s de intentieverklaring getekend en ik heb goede hoop op de andere twee regio’s zullen volgen. Voor het geval dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders hun verantwoordelijkheden in deze onvoldoende nemen, bereid ik wetgeving voor om nadere regels te kunnen stellen.


X Noot
2

Kamerstuk 31 839 nr. 552

X Noot
3

E.J. de Wilde, D. Kann-Weedega, B. Meima, Welbevinden in rijke landen, Nji, 2013.

X Noot
4

J. van Beuningen, S de Witt, Welzijn van jongeren: geluk en tevredenheid met het leven onder jongeren van 12 tot 25 jaar, CBS, 2016.

X Noot
5

CBS, Jeugdhulp 2015, 2016.

X Noot
6

SCP, Overall Rapportage Sociaal Domein, Rondom de transitie, 2016, p. 75.

Naar boven