Vragen van de leden JanVos en Nijboer (beiden PvdA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu inzake het klimaatbeleid bij banken (ingezonden 23 november 2016).

Antwoord van Minister Dijsselbloem (Financiën) (ontvangen 19 december 2016)

Vraag 1

Bent u ermee bekend dat een aantal Nederlandse banken erg slecht scoort op de eerlijke bankwijzer van Oxfam Novib als het gaat om klimaat?1 Hoe oordeelt u daarover?

Antwoord 1

Ja, daar zijn wij mee bekend. Ons oordeel treft u in de beantwoording van de onderstaande vragen aan.

Vraag 2 en 3

Hoe oordeelt u in het algemeen over het klimaatbeleid van Nederlandse banken, bijvoorbeeld in het licht van de recente aankondiging van de ABN Amro om meer te gaan investeren in fossiele brandstoffen, of de ING die er nog altijd voor kiest om te investeren in nieuwe vervuilende kolencentrales, terwijl zij eerder stelden dit niet meer te gaan doen? Hoe passen dit soort investeringen in het klimaatstatement van de Nederlandse Vereniging van Banken dat door beide banken is ondertekend?

Deelt u de mening dat banken als kapitaalverschaffers een belangrijke rol spelen bij het behalen van klimaatdoelstellingen? Deelt u de mening dat juist zij daarom een voortrekkersrol zouden moeten spelen bij het behalen van de klimaatdoelstellingen? Deelt u de mening dat andere banken het streven van SNS Bank om door middel van een klimaatbalans volledig klimaatneutraal te investeren in 2030 zouden moeten volgen? Aan welke wettelijke vereisten ten aanzien van klimaat zijn banken bij investeringen gebonden en hoe wordt hier op toegezien?

Antwoord 2 en 3

De samenleving verwacht van bedrijven, inclusief banken, dat zij actief bijdragen aan de oplossing van het klimaatprobleem. De bancaire sector geeft hier invulling aan door in toenemende mate concrete initiatieven te ontplooien. Banken zouden de klimaatimpact nog meer dan nu kunnen meenemen in hun financierings- en investeringsbeslissingen en hierover transparant kunnen zijn. Een bank als SNS Bank/Volksbank heeft op dit terrein al vergaande stappen gezet.

Het is belangrijk dat banken transparant zijn over klimaatrisico’s. Zie de antwoorden op vragen 6, 7 en 8 voor een nader antwoord inzake de wettelijke eisen die gesteld worden aan de publicatie van niet-financiële informatie.

Vraag 4

Bent u van mening dat het klimaatstatement van de banken voldoende ver gaat in de ambities om CO2-uitstoot terug te brengen? Deelt u de mening dat banken een voorbeeld kunnen nemen aan een aantal pensioenfondsen dat reeds een CO2-beleid hanteert en actief desinvesteert in fossiele brandstoffen? Bent u bereid om met de sector in overleg te treden over de invulling van het klimaatstatement om te bewerkstelligen dat ook zij een actiever CO2-beleid gaan hanteren, bijvoorbeeld door net als SNS een klimaatneutrale balans te gaan hanteren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Met het klimaatstatement laten de Nederlandse banken zien dat zij klimaatverandering serieus nemen en bereid zijn om gezamenlijk stappen te zetten. Zoals hiervoor al aangegeven kunnen banken de klimaatimpact intensiever betrekken bij hun financierings- en investeringsbeslissingen, waarbij zij eventueel lering kunnen trekken uit het beleid dat enkele andere marktpartijen voeren.

Via initiatieven als het Platform voor Duurzame Financiering, waar ook vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aan tafel zitten, als het Platform Carbon Accounting Financials (PCAF) wordt een bijdrage geleverd aan een meer gecoördineerde aanpak van het klimaatbeleid van banken, die er ook voor zorgt dat klimaatinitiatieven in de bancaire sector makkelijker van de grond komen. In de reguliere contacten die wij met de bancaire sector hebben, zullen we aandacht blijven vragen voor het klimaatvraagstuk en de rol van banken hierin.

Vraag 5

Bent u van mening dat klimaatbeleid voldoende wordt meegenomen in het toezicht op banken? Ziet u mogelijkheden om het toezicht hierop uit te breiden?

Antwoord 5

De gevolgen van klimaatverandering en de mogelijke risico’s die daaruit voortvloeien voor de financiële sector (zowel in positieve als negatieve zin) hebben de aandacht van DNB. DNB heeft aangegeven scherper te letten op de risico’s van klimaatverandering voor de beleggingen van pensioenfondsen, banken en verzekeraars. Het is van belang dat DNB deze onderwerpen nauwgezet blijft volgen, maar primair met het oog op de aan klimaat verbonden financieel-economische risico’s.

Vraag 6 en 7

Deelt u de mening dat het voor klanten alsmede investeerders inzichtelijk moet zijn of banken klimaatvriendelijk beleggen? Deelt u de mening van de AFM (Autoriteit Financiële Markten) dat er op dit moment ten aanzien van bijvoorbeeld klimaatrapportages door financiële instellingen te veel «vrijheidsgraden» zijn?

Deelt u de mening van de AFM dat het tijd is dat er eenduidige standaarden komen ten aanzien van bijvoorbeeld klimaatbeleid zodat het voor klanten en investeerders inzichtelijk is hoe banken hier op scoren? Zo ja, bent u bereid om op korte termijn hier met de sector eenduidige standaarden voor op te gaan zetten? Zo nee, waarom niet?

Antwoorden 6 en 7

Beleggers en andere stakeholders hechten in toenemende mate waarde aan niet-financiële informatie. In Europees verband zijn er mede om die reden met de inwerkingtreding van de richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie (2014/95/EU) reeds stappen gezet om te bereiken dat grote banken, verzekeraars en beursgenoteerde ondernemingen transparant zijn over niet-financiële prestaties, zoals op het terrein van milieu en voorkomen van corruptie.

Eenduidige en afdwingbare internationale standaarden voor de weergave van niet-financiële informatie, zonder te veel vrijheidsgraden, zouden een belangrijke stap voorwaarts zijn. Beleggers en andere stakeholders kunnen dan eenvoudiger informatie interpreteren en vergelijken. Er zijn reeds verschillende nationale en internationale initiatieven op dit gebied. Zo sluit het Platform Carbon Accounting Financials (PCAF) bij de ontwikkeling van meetmethoden voor de klimaatimpact van Nederlandse financiële instellingen aan bij internationaal ontwikkelde protocollen en werkt een werkgroep van de Financial Stability Board (FSB) aan mondiaal vergelijkbare standaarden om de klimaatimpact van investeringen te meten. The International Integrated Reporting Council (IIRC) heeft daarnaast standaarden gepresenteerd die gebruikt worden door ondernemingen die een integrated report uitgeven, dit is een vorm van jaarverslaggeving waarbij de niet-financiële informatie in verband wordt gebracht met de financiële informatie. Deze standaarden zijn niet afdwingbaar. Wanneer bijvoorbeeld IOSCO of de IASB, zoals de AFM voorstelt, stappen zou willen zetten om eenduidige en afdwingbare standaarden te formuleren, dan zullen wij die ontwikkeling steunen.

Vraag 8

Bent u in die context ook bereid om alsnog een verplichting in te stellen om de niet-financiële informatie die in het jaarverslag moet worden opgenomen door de accountant te laten toetsen aan de jaarrekening? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Bij de implementatie van de richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie in het Burgerlijk Wetboek is door verschillende partijen aangegeven dat zij het van belang achten dat de niet-financiële informatie die in het bestuursverslag openbaar gemaakt moet worden betrouwbaar is. Zij pleitten ervoor dat de niet-financiële informatie verplicht door een accountant wordt onderzocht. Wij zijn daar ook voorstander van. De inhoudelijke voorwaarden van en het accountantsonderzoek van de niet-financiële informatie worden geregeld in het op het Burgerlijk Wetboek gebaseerde besluit bekendmaking niet-financiële informatie. Dit besluit is op 7 oktober aan beide Kamers der Staten-Generaal aangeboden in het kader van de voorhangprocedure. Naar aanleiding van de schriftelijke vragen die door uw Kamer zijn gesteld heeft de Minister van Veiligheid en Justitie het concept besluit zodanig aangepast dat de niet-financiële informatie op dezelfde wijze door de accountant moet worden onderzocht als de overige informatie in het bestuursverslag (zie de antwoorden in het schriftelijk overleg, Kamerstuk 34 383, nr. 8).

Naar boven