34 383 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PbEU 2014, L 330)

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 december 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de brief van 10 oktober 2016 over het ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie (Kamerstuk 34 383, nr. 7).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 november 2016 aan de Minister van Veiligheid en Justitie voorgelegd. Bij brief van 13 december 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie. De EU-richtlijn met niet-financiële informatie over milieu-, sociale- en personeelsaangelegenheden, eerbieding van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping had wat deze leden betreft achterwege kunnen blijven. Voornoemde leden zijn van mening dat nu het wordt ingekaderd, andere relevante maatschappelijke aspecten er buiten gelaten kunnen worden. Zij merken daarbij op dat het de voorkeur zou verdienen de bestaande Nederlandse corporate governance code te volgen. Het bestuur en de Raad van Commissarissen kunnen hierbij de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten betrekken bij hun taakvervulling en daar over rapporteren in het bestuursverslag. Voorts hebben de aan het woord zijnde leden nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend besluit. Zij zijn voorstander van het bevorderen van meer transparantie over informatie ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) door een onderneming. In die zin zijn zij van mening dat de uitwerking van de betreffende Europese richtlijn in het besluit een verbetering is ten opzichte van de bestaande situatie. Echter, zo menen zij, het besluit is ook een gemiste kans. Hoe goed het ook is dat een groep ondernemingen verplicht wordt om in het bestuursverslag mvo-informatie op te nemen, toch geldt dat als dat informatie betreft waarvan de juistheid niet vastgesteld kan worden, de toegevoegde waarde van die informatie te beperkt blijft. Deze leden zouden hierbij de reactie van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) willen aanhalen op het ontwerpbesluit. Daarin wordt gezegd dat wil een rapportage over niet-financiële informatie toegevoegde waarde hebben, deze met de nodige waarborgen dient te zijn omkleed. Een pijnlijk voorbeeld van waar dat toe kan leiden betreft Volkswagen dat feitelijk onjuiste informatie over de duurzaamheid van de onderneming gaf als het om de uitstoot van hun dieselauto’s ging. Hoe kan worden gewaarborgd dat de niet gecontroleerde niet-financiële gegevens van Nederlandse bedrijven wel een juist beeld van de waarheid geven?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie door bepaalde ondernemingen en groepen. Hierover hebben deze leden enkele vragen.

2. De wijze van omzetting van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie vragen of met de implementatie van de richtlijn de passage in de corporate governance code komt te vervallen.

Deze leden zijn van mening dat het goed is dat het niet wenselijk wordt geacht om aanvullende nationale maatregelen te treffen. Zij onderschrijven dan ook dat het besluit uitsluitend ter uitvoering van de richtlijn is. Voornoemde leden zijn van mening dat afwijking hiervan kan zorgen voor een ongelijk speelveld.

Voornoemde leden zijn van mening dat er terecht van een aantal lidstaatopties gebruik wordt gemaakt. De lidstaatoptie om in het geval de rechtspersonen de niet-financiële informatie die op basis van de richtlijn moet worden gegeven, in een ander verslag dan het bestuursverslag, is uiteindelijk weer geschrapt. Voornoemde leden achten dit onterecht. Dit levert namelijk bedrijven die al goed bezig waren met het onderwerp en die een apart, uitgebreider verslag daarover maken, dubbel werk op. De aan het woord zijnde leden vragen hierop een reactie. Het risico bestaat immers dat meer bedrijven alleen de verplichte informatie opgeven en de uitgebreidere informatie achterwege gaan laten. Hoe taxeert u dit risico?

De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat het goed is dat de accountant alleen een aanwezigheidstoets doet en niet uitgebreider controleert. Dat laatste zou in de ogen van de leden van de VVD-fractie extra verplichte accountantskosten opleveren. Het staat opdrachtgevers vrij zelf om uitgebreidere toetsing door de accountant te vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de aanwezigheidstoets van de accountant zich beperkt tot de controle of worden er in het bestuursakkoord woorden gewijd aan milieu-, sociale- en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. Zo ja, zijn dan enkele woorden hierover genoeg voor een onderneming om aan de verplichting op grond van dit besluit te voldoen? Zo nee, waaruit bestaat die aanwezigheidstoets dan nog meer?

Deze leden lezen dat de EU-richtlijn weliswaar niet de plicht oplegt dat de niet-financiële informatie door een accountant of andere specialist wordt gecontroleerd, maar dat die richtlijn die mogelijkheid wel degelijk open laat. De Minister meent echter dat een dergelijke verplichte controle veel lasten kan meebrengen voor het bedrijfsleven. Voornoemde leden achten dit een veel te summiere onderbouwing voor het afzien van die verplichte controle. Wat wordt concreet bedoeld met «veel lasten»? Kunt u dat uitdrukken in kosten per onderneming per jaar? De aan het woord zijnde leden zouden er op willen wijzen dat de richtlijn enkel gevolgen zal hebben voor 115 grote ondernemingen in Nederland. Zij zien vooralsnog niet in waarom een controle van de niet-financiële informatie naast de toch al verplichte controle van de financiële informatie onoverkomelijke kosten voor deze bedrijven met zich mee zou brengen. Kunt u dit nader toelichten?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Europese richtlijn niet verplicht dat de genoemde controle per se door een accountant moet plaatsvinden. Het moet wel een onafhankelijke verlener van assurance-diensten zijn. Welke specialisten anders dan de accountant zou dat kunnen zijn? Is daar wellicht een goedkopere specialist dan de accountant mogelijk?

Deze leden merken op dat in de consultatiefase ook de mogelijkheid is geopperd om de AFM een toezichthoudende taak te geven. Echter, in de toelichting bij het voorliggend besluit wordt deze mogelijkheid met de mededeling dat het niet wenselijk is nationale maatregelen te treffen terzijde geschoven. Kunt u dit, mede in het licht dat de richtlijn het aan de desbetreffende lidstaat zelf over laat of het controle verplicht stelt, nader toelichten? Waarom is het niet wenselijk als de AFM een toezichthoudende taak krijgt?

Deelt u de mening dat doordat het bestuursverslag met uitzondering van de niet-financiële informatie verder wel verplicht door een accountant moet worden gecontroleerd, bij gebruikers van dat verslag het misverstand kan ontstaan dat het gehele bestuursverslag gecontroleerd is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De aan het woord zijnde leden hebben ook vragen over de waarde van de niet-financiële informatie indien die niet door een onafhankelijke specialist hoeft te worden gecontroleerd. Hoe kunnen consumenten of beleggers weten of die informatie feitelijk juist is? Is dat alleen mogelijk als er andere informatie in de openbaarheid komt die in strijd is met de niet-financiële informatie uit het bestuursverslag? Wat kunnen consumenten of beleggers, die constateren dat de niet-financiële informatie in het bestuursverslag niet correct is, daar tegen doen? Kunnen zij bijvoorbeeld geleden schade die zij door een verkeerde aankoop- en beleggingsbeslissing hebben geleden via de burgerlijk rechter trachten vergoed zien te krijgen? Zo ja, hoe moeten zij dan aantonen dat de informatie uit het bestuursverslag niet correct is? Zo nee, waarom niet? Kunnen non-gouvernementele organisaties die onjuiste informatie aantreffen dit als belanghebbenden bij een rechtbank aanvechten? Zo ja, welke rechtbank betreft dit? Zo nee, waarom niet? Kan de Ondernemingskamer hierin een rol spelen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet en acht u het dan wenselijk dat maatschappelijke organisaties die het behartigen van mvo tot statutaire doelstelling hebben, de mogelijkheid te bieden om over de niet-financiële informatie in een bestuursjaarverslag te klagen en hen daartoe een procesbevoegdheid in deze te geven? Kunt u ook hier nader op ingaan?

Ook hebben de leden van de PvdA-fractie vragen bij de in het besluit opgenomen vrijstelling die ondernemingen kunnen aangrijpen om af te zien van het geven van niet-financiële informatie in het geval dat dat tijdens onderhandelingen de commerciële belangen van die onderneming zou schaden. Begrijpen deze leden het goed dat de beslissing om die informatie niet te melden enkel getoetst wordt door de raad van bestuur of door de interne toezichthouder van de desbetreffende onderneming, zoals een raad van commissarissen? Zo nee, wat begrijpen deze leden dan niet goed en wie toetst dan nog meer? Zo ja, hoe kan dan worden voorkomen dat een grote onderneming, die wellicht zeer vaak in onderhandeling is, deze vrijstelling misbruikt om die informatie niet te geven? Hoe kan de accountant die op grond van dit besluit nog wel moet controleren of een onderneming de verplichte niet-financiële informatie geeft, deze controletaak dan waarmaken?

De leden van de D66-fractie merken op dat in het voorliggende besluit van de controlerend accountant slechts een aanwezigheidstoets op de niet-financiële informatie wordt gevraagd. Deze aanwezigheidstoets is beperkter dan de toets die geldt voor de overige onderdelen van het bestuursverslag als omschreven. Volgens de beroepsregels voor accountants worden accountants geacht te toetsen of niet-financiële informatie verenigbaar is met de jaarrekening. Bovendien groeit de maatschappelijke interesse naar niet-financiële informatie. Voornoemde leden vragen hoe de regering tot de keuze is gekomen om niet-financiële informatie op een beperktere manier te toetsen dan de andere onderdelen van bestuursverslagen. Kunt u dit toelichten?

3. Lasten voor het bedrijfsleven

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de lasten voor het bedrijfsleven op basis van het nu voorliggend besluit met een bedrag van 600 tot 4.300 euro per jaar per bedrijf, zeker afgemeten tegen de omvang van de bedrijven waar het hier om gaat, zeer bescheiden te noemen zijn. Kunt u aangeven met hoeveel naar verwachting die kosten zouden toenemen indien de controle wel verplicht zou worden? Hoeveel van de genoemde 115 ondernemingen neemt nu al vrijwillig informatie op in het bestuursverslag? Bij hoeveel van die ondernemingen wordt die informatie door onafhankelijke externe organisatie al gecontroleerd? Dit betreft overigens informatie die die ondernemingen tenminste gedeeltelijk zouden moeten hebben omdat zij immers al prestatie-indicatoren over milieu- en personeelsaangelegenheden moeten betrekken bij de analyse die zij in het bestuursverslag moeten opnemen over de toestand op de balansdatum en de resultaten van de rechtspersoon.

De leden van de D66-fractie merken op dat de EU-richtlijn de mogelijkheid biedt een uitgebreidere toets dan de beperkte aanwezigheidstoets te vragen, middels een lidstaatoptie. In de nota van toelichting wordt gesproken over de vele lasten voor het bedrijfsleven die de toetsing van niet-financiële informatie aan de jaarrekening voor accountants met zich meebrengt. Deze leden vragen waaruit deze lasten bestaan. Wat zijn de financiële consequenties voor het bedrijfsleven?

II. Reactie van de Minister van Veiligheid en Justitie

1. Algemeen

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-, de PvdA- en de D66-fracties naar aanleiding van de voorhang van het ontwerpbesluit bekendmaking niet-financiële informatie. Ik zal de vragen beantwoorden in de volgorde waarin ze zijn gesteld. Naar aanleiding van de opmerkingen in dit schriftelijk overleg heb ik het ontwerpbesluit aangepast en in het antwoord op de eerste vraag vanuit de PvdA-fractie hieronder zal ik daar nader op ingaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe kan worden gewaarborgd dat de niet gecontroleerde niet-financiële gegevens van Nederlandse bedrijven een juist beeld geven.

Naar aanleiding van de vragen en opmerkingen in dit schriftelijk overleg, heb ik de wijze van onderzoek van de niet-financiële informatie door de accountant in het besluit aangepast op een wijze die recht doet aan de wensen van de leden van de fracties van de PvdA en van D66, zonder dat dit tot hoge kosten voor de onderneming aanleiding geeft, wat tegemoetkomt aan de zorgen van de leden van de VVD-fractie over de accountantskosten. Ik heb artikel 5 van dit besluit zodanig aangepast dat de accountant de niet-financiële verklaring aan hetzelfde onderzoek dient te onderwerpen als het bestuursverslag waarvan de verklaring deel uitmaakt. Dit betekent dat de accountant nagaat of de verklaring overeenkomstig dit besluit is opgesteld en verenigbaar is met de jaarrekening. Verder zal hij in lijn met het onderzoek van het bestuursverslag ook moeten nagaan of er in het licht van de tijdens de controle verkregen kennis en begrip omtrent de onderneming en haar omgeving, materiële onjuistheden in het bestuursverslag zijn, met opgave van de aard van deze onjuistheden (vgl. artikel 2:393 lid 3 BW). In de bijlage bij dit schriftelijk overleg is de aangepaste tekst van het ontwerpbesluit en de nota van toelichting gevoegd. Doordat wordt aangesloten bij het onderzoek van het bestuursverslag wordt door dit onderzoek meer zekerheid gegeven over de betrouwbaarheid van de informatie.

2. De wijze van omzetting van de richtlijn

De leden van de VVD-fractie vragen of met de implementatie van de richtlijn de passage in de corporate governance code komt te vervallen.

De Nederlandse corporate governance code is geen wetgeving maar zelfregulering. Het wordt dus aan de opstellers van die code, de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, overgelaten om de code eventueel aan te passen naar aanleiding van de uitvoering van Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking (hierna: de richtlijn). Op 8 december 2016 heeft de Commissie een herziene versie van de Code gepubliceerd. In het proces van herziening heeft de Commissie ook rekening gehouden met ontwikkelingen op het gebied van wetgeving.

De aan het woord zijnde leden menen dat, doordat geen gebruik is gemaakt van de lidstaatoptie om de niet-financiële informatie in een ander verslag dan het bestuursverslag op te nemen, dit dubbel werk oplevert voor bedrijven die een apart, uitgebreider verslag daarover maken. Zij vragen hierop een reactie. Zij vragen of het risico bestaat dat bedrijven alleen de verplichte informatie opgeven en de uitgebreidere informatie achterwege gaan laten.

Er is geen sprake van een verplichting tot dubbel werk. De informatie die in het ontwerpbesluit is voorgeschreven, dient na inwerkingtreding in het bestuursverslag opgenomen te worden. Ik heb uiteindelijk gekozen voor het opnemen van de niet-financiële informatie in het bestuursverslag, zodat gebruikers van die informatie een beter overzicht hebben over de diverse aspecten waarover de onderneming moet rapporteren, namelijk zowel de financiële als de niet-financiële aspecten. Dit sluit bovendien aan bij de verplichtingen in het Burgerlijk Wetboek voor grote rechtspersonen om in het bestuursverslag melding te maken van niet-financiële prestatie-indicatoren, zoals hierboven beschreven. Ook uit verschillende consultatie-reacties bleek een voorkeur voor het opnemen van de niet-financiële informatie in het bestuursverslag. Ik ben niet bang dat een verplichting om de informatie in het bestuursverslag op te nemen invloed heeft op het al dan niet vrijwillig verstrekken van uitgebreidere informatie. De onderneming kan die uitgebreidere informatie nog steeds geven, in een afzonderlijk verslag of in het bestuursverslag bij de niet-financiële informatie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de aanwezigheidstoets van de accountant zich beperkt tot de controle of dat er in het bestuursakkoord woorden worden gewijd aan milieu-, sociale- en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. Zo ja, zijn dan enkele woorden hierover genoeg voor een onderneming om aan de verplichting op grond van dit besluit te voldoen en zo nee, waaruit bestaat die aanwezigheidstoets dan nog meer, zo vragen zij

Zoals ik hierboven in paragraaf 1 uiteen heb gezet, wordt de aanwezigheidstoets vervangen door een meer inhoudelijk onderzoek door de accountant in overeenstemming met het onderzoek aan de overige onderdelen van het bestuursverslag. De accountant zal dan dienen na te gaan of de milieu, sociale- en personeelsaangelegenheden en zaken zoals eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping overeenkomstig dit besluit zijn opgenomen in het bestuursverslag en of ze verenigbaar zijn met de jaarrekening. Verder zal de accountant nagaan of die informatie materiële onjuistheden bevat, in het licht van de kennis en het begrip die hij heeft verkregen omtrent de rechtspersoon tijdens zijn onderzoek van de jaarrekening. Dit is hetzelfde onderzoek als waar ook de overige onderdelen van het bestuursverslag aan worden onderworpen.

De leden van de PvdA-fractie verwijzen naar mijn opmerkingen over de lasten voor het bedrijfsleven bij een accountantscontrole van de niet-financiële informatie en vragen de kosten daarvan per onderneming per jaar aan te geven. Zij wijzen erop dat de richtlijn enkel gevolgen zal hebben voor 115 grote ondernemingen in Nederland. Zij vragen toe te lichten waarom een controle van de niet-financiële informatie naast de toch al verplichte controle van de financiële informatie onoverkomelijke kosten voor deze bedrijven met zich mee zou brengen.

Mijn opmerkingen in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel ter uitvoering van Richtlijn 2014/95/EU over de hoge kosten voor het bedrijfsleven (Kamerstuk 43 383, nr. 5) hebben vooral betrekking op controle van de verklaring niet-financiële informatie. Een volledige controle van de verklaring op hetzelfde niveau als de jaarrekening, zoals bedoeld in het zesde lid van de artikelen 19b en 29bis, zou tot hoge administratieve lasten leiden. De accountant kan een controle namelijk niet baseren op de informatie die hij in het kader van zijn onderzoek naar de jaarrekening verkrijgt, maar hij zal dan afzonderlijk gedetailleerde controlewerkzaamheden moeten uitvoeren. De hoogte van de kosten van een dergelijke controle is in hoge mate afhankelijk van de complexiteit van de onderneming (buitenlandse activiteiten, omvang van de groep, soort bedrijfsproces) en de wijze waarop de onderneming haar rapportageproces heeft ingericht, in hoeverre dat al is omgeven zijn door interne controles. De accountantskosten zullen bij een volledige controle van de niet-financiële informatie met minimaal enkele procenten stijgen, wat zeker voor grote en complexe beursvennootschappen tot enkele tonnen kan oplopen. Die lasten wegen niet op tegen de mate van zekerheid die daarmee verkregen wordt. Door de keuze voor de middenweg van het accountantsonderzoek, die hierboven in paragraaf 1 is uiteengezet, wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de wens uit de Kamer en uit de consultatie om meer zekerheid te geven omtrent hetgeen in de verklaring is neergelegd en anderzijds wordt voorkomen dat ondernemingen gedwongen zouden worden om hoge controlekosten te maken. Bij het onderzoek kan de accountant gebruik maken van kennis en begrip omtrent de onderneming die hij uit hoofde van zijn controlewerkzaamheden aan de jaarrekening heeft opgedaan. De accountantscontrole zal hiervoor slechts met een beperkt aantal uren hoeven te worden uitgebreid.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke specialisten anders dan de accountant onafhankelijke verlener van assurance-diensten kunnen zijn en of wellicht een goedkopere specialist dan de accountant mogelijk is.

Ook accountants zijn verleners van assurance-diensten, maar verder kan gedacht worden aan een consultant of aan anderen met relevante expertise. De accountant beoordeelt ingevolge het ontwerpbesluit de verklaring op basis van het brede onderzoek dat hij al heeft gedaan in de onderneming voor de jaarrekening en het bestuursverslag. Een andere verlener van assurancediensten zal zich eerst moeten verdiepen in de onderneming om op hetzelfde kennisniveau als de accountant de verklaring niet-financiële informatie te kunnen beoordelen. Dat zal extra kosten met zich brengen. Zou het aan de onderneming overgelaten worden om een andere dienstverlener in te schakelen, dan is het bovendien lastiger om de waarde van de controleverklaring van die dienstverlener in te schatten en die verklaring te vergelijken met verklaringen bij andere ondernemingen die wellicht een ander soort dienstverlener hebben ingeschakeld. Bovendien zijn de werkzaamheden van de accountant met de nodige waarborgen omgeven, door de regulering van die beroepsgroep van overheidswege, door het toezicht van de AFM en door zelfregulering (toepassing van de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NVCos) die zijn afgeleid van de International Standards on Auditing van de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB)).

De aan het woord zijnde leden vragen nader toe te lichten waarom het niet wenselijk is als de AFM een toezichthoudende taak krijgt.

Er is reeds voorzien in toezicht van de AFM. Ingevolge artikel 2–4 van de Wet toezicht financiële verslaggeving houdt de AFM toezicht op de jaarrekening, het bestuursverslag en de daaraan toe te voegen gegevens van een beursvennootschap die ingevolge artikel 2:394 lid 2 BW openbaar zijn gemaakt. Daaronder valt ook de niet-financiële verklaring.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik de mening deel dat doordat het bestuursverslag met uitzondering van de niet-financiële informatie wel verplicht door een accountant moet worden gecontroleerd, bij gebruikers van dat verslag het misverstand kan ontstaan dat het gehele bestuursverslag gecontroleerd is. Verder vragen zij hoe consumenten of beleggers kunnen weten of die informatie feitelijk juist is en of dat alleen mogelijk is als er andere informatie in de openbaarheid komt die in strijd is met de niet-financiële informatie uit het bestuursverslag.

Zoals ik hiervoor in paragraaf 1 heb gemeld, heb ik het besluit aangepast en is het onderzoek van de accountant van de niet-financiële verklaring gelijk aan het onderzoek van de overige onderdelen van het bestuursverslag. Daarmee krijgen de gebruikers van de niet-financiële verklaring meer zekerheid omtrent de betrouwbaarheid van de informatie in die verklaring en zijn zij niet afhankelijk van informatie die in de openbaarheid komt.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat consumenten of beleggers, die constateren dat de niet-financiële informatie in het bestuursverslag niet correct is, daar tegen kunnen doen. Zij vragen of bijvoorbeeld geleden schade die zij door een verkeerde aankoop- en beleggingsbeslissing hebben geleden, via de burgerlijk rechter vergoed kunnen krijgen. Zo ja, hoe moeten zij dan aantonen dat de informatie uit het bestuursverslag niet correct is en zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

Zoals gezegd zal de niet-financiële verklaring door de accountant worden onderzocht, wat gebruikers meer zekerheid geeft over de betrouwbaarheid van de informatie. De aandeelhouders (beleggers) waarnaar de aan het woord zijnde leden verwijzen, krijgen de niet-financiële verklaring voorgelegd in het bestuursverslag tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders. Zij kunnen daarover dan vragen stellen aan het bestuur en ook aan de accountant die bij die vergadering aanwezig en vragen kan beantwoorden over zijn verklaring over de jaarrekening en het bestuursverslag (artikel 2:117 lid 5 BW).

Een consument of aandeelhouder die van mening is dat informatie in de niet-financiële verklaring onjuist is, kan zich wenden tot de ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam om te verzoeken de onderneming aanwijzingen te geven over de inrichting van het bestuursverslag (artikelen 2:447–448 BW). Dat kan wanneer het bestuursverslag niet voldoet aan de desbetreffende bepalingen over het jaarrekeningenrecht uit titel 9 BW. Hij moet daartoe belanghebbende zijn. Als belanghebbende worden in ieder geval de aandeelhouders en certificaathouders beschouwd. Consumenten zullen hun belang of benadeling moeten stellen en zo nodig aannemelijk maken.

Daarnaast zijn bestuurders tegenover derden (waartoe ook aandeelhouders worden gerekend) hoofdelijk aansprakelijk voor schade die deze derden hebben geleden door een misleidende voorstelling van zaken die in de jaarrekening of het bestuursverslag wordt gegeven over de toestand van de rechtspersoon (artikelen 2:139 en 249 BW). De derde zal de misleiding, de schade en het oorzakelijke verband tussen de misleiding en die schade moeten aantonen.

Wanneer aandeelhouders menen schade te hebben geleden ten gevolge van een verkeerde aankoop- en beleggingsbeslissing die geheel te wijten is aan de niet-financiële verklaring, kunnen zij zich tot de rechter wenden met een vordering tot schadeloosstelling wegens onrechtmatige daad. Hier gelden de gewone regels van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Zij zullen moeten aantonen dat de informatie niet correct is en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen die verkeerde aankoop en de onjuistheid van de niet-financiële informatie.

De leden van de PvdA-fractie vragen of non-gouvernementele organisaties die onjuiste informatie aantreffen, dit als belanghebbenden bij een rechtbank kunnen aanvechten en zo ja, bij welke rechtbank en zo nee, waarom niet. Zij vragen of de Ondernemingskamer hierin een rol kan spelen en zo ja, welke. Zo nee, dan vragen zij waarom niet en zij vragen of het wenselijk is maatschappelijke organisaties die het behartigen van mvo tot statutaire doelstelling hebben, de mogelijkheid te geven om over de niet-financiële informatie in een bestuursverslag te klagen en hen daartoe een procesbevoegdheid te geven.

Een non-gouvernementele organisatie (NGO) die van mening is dat een bestuursverslag onjuiste informatie bevat, kan zich wenden tot de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam en de rechter verzoeken de desbetreffende rechtspersoon een aanwijzing te geven over de inrichting van het bestuursverslag, zoals in antwoord op de vorige vraag is vermeld. De NGO zal hiertoe moeten aantonen dat zij belanghebbende bij die procedure is. De Hoge Raad heeft midden jaren tachtig geoordeeld dat een dergelijke organisatie het vereiste belang heeft «wanneer de door haar verlangde wijziging van de jaarrekening ertoe kan leiden dat een specifiek en concreet nadeel, voor haar in haar betrekkingen tot de onderneming verbonden aan de wijze waarop de jaarrekening op het aangevochten punt is ingericht, wordt ongedaan gemaakt of verminderd» (HR 26 juni 1985, NJ 1986, 307). Het is aan de rechter om per geval te bezien of hiervan sprake is en om te bezien of dit nog steeds geldt nu er in het bestuursverslag en aanverwante jaarlijkse rapportages steeds meer informatie wordt opgenomen die beoogt te informeren over kwesties van algemeen maatschappelijk belang.

De leden van de PvdA-fractie stellen enkele vragen over de in het besluit opgenomen vrijstelling van de verplichting tot het rapporteren over niet-financiële informatie in het geval dat dat tijdens onderhandelingen de commerciële belangen van die onderneming zou schaden. Zij vragen door wie de beslissing om die informatie niet te melden getoetst wordt. Zij vragen hoe kan worden voorkomen dat een grote onderneming, die wellicht zeer vaak in onderhandeling is, deze vrijstelling misbruikt en hoe de accountant zijn controletaak kan waarmaken.

De beslissing om de niet-financiële verklaring geheel of gedeeltelijk achterwege te laten zal worden genomen door het bestuur, dat immers de verplichting heeft tot het opstellen van de verklaring. Vervolgens wordt het bestuursverslag met de niet-financiële verklaring voorgelegd aan de algemene vergadering van aandeelhouders (artikelen 2:101 en 210 BW). De aandeelhouders kunnen dus vragen stellen wanneer zij van mening zijn dat het bestuur ten onrechte niet-financiële informatie geheel of gedeeltelijk achterwege heeft gelaten. Ook de accountant zal het in zijn accountantsverklaring vermelden indien hem uit hoofde van zijn kennis en begrip omtrent de onderneming is gebleken dat het achterwege laten van niet-financiële verklaring niet overeenkomstig het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie is gebeurd of indien de gronden op basis waarvan het bestuur heeft afgezien van het verstrekken van de niet-financiële verklaring, onjuist zijn.

De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering tot de keuze is gekomen om niet-financiële informatie op een beperktere manier te toetsen dan de andere onderdelen van bestuursverslagen.

Zoals ik hierboven in paragraaf 1 uiteengezet heb, heb ik naar aanleiding van de vragen en opmerkingen in dit schriftelijk overleg de wijze van onderzoek van de niet-financiële informatie in het besluit zodanig aangepast dat de accountant de niet-financiële verklaring aan hetzelfde onderzoek dient te onderwerpen als het bestuursverslag waarvan de verklaring deel uitmaakt. Ik verwijs naar hetgeen ik heb opgemerkt naar aanleiding van vragen hierover van de leden van de PvdA-fractie en naar de aangepaste versie van het ontwerpbesluit en nota van toelichting die als bijlage hierbij zijn gevoegd.1

3. Lasten voor het bedrijfsleven

De leden van de PvdA-fractie vragen aan te geven met hoeveel naar verwachting de kosten zouden toenemen indien de accountantscontrole wel verplicht zou worden.

Zoals ik hierboven al heb aangegeven, zou een volledige controle van de niet-financiële informatie op dezelfde voet als de controle van de jaarrekening, hoge kosten met zich brengen, die in bepaalde gevallen honderduizenden euro’s zouden kunnen bedragen. Het onderzoek op dezelfde voet als dat van het bestuursverslag, zoals nu in het besluit is opgenomen, vergt slechts een beperkt aantal uren extra. De accountant kan immers gebruik maken van kennis en begrip dat hij heeft opgedaan uit hoofde van zijn onderzoek aan de jaarrekening en de overige onderdelen van het bestuursverslag. Mocht uit dat onderzoek blijken dat er onjuistheden lijken te staan in de verklaring en er verder onderzoek nodig is, dan zullen er meer substantiële kosten bijkomen.

De aan het woord zijnde leden vragen hoeveel van de desbetreffende 115 ondernemingen nu al vrijwillig informatie opneemt in het bestuursverslag en bij hoeveel van die ondernemingen die informatie door een onafhankelijke externe organisatie al wordt gecontroleerd.

Zoals de aan het woord zijnde leden zelf al aangeven, betreft dit besluit voor een deel informatie die de betrokken ondernemingen al moeten verstrekken. Op grond van artikel 2:391 BW moet de analyse van de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten ook niet-financiële prestatie-indicatoren omvatten, indien dat noodzakelijk is voor een goed begrip van de ontwikkeling, de resultaten of de positie van de rechtspersoon.

De vrijwillige MVO-verslaggeving wordt door de overheid gestimuleerd, onder andere door de Transparantiebenchmark (www.transparantiebenchmark.nl). Dit is een onderzoek waarbij elk jaar de kwaliteit van de maatschappelijke verslaggeving van de 500 grootste ondernemingen in Nederland, waaronder alle in Nederland genoteerde beursvennootschappen, wordt gerangschikt. In het rapport over de transparantiebenchmark 2016 (over boekjaar 2015) wordt geconstateerd dat de rapportage over niet-financiële doelstellingen de afgelopen jaren een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ondernemingen richten zich in hun rapportage in toenemende mate op hoe waarde wordt toegevoegd en welke impact de onderneming op de maatschappij heeft: 80% van de betrokken ondernemingen heeft maatschappelijke doelstellingen in de verslaggeving over 2015 opgenomen, tegenover 71% in het jaar ervoor, aldus de Transparantiebenchmark 2016. Indien de onderneming deze informatie in het bestuursverslag heeft opgenomen, zal die worden onderzocht door de accountant zoals hij de overige onderdelen van het bestuursverslag onderzoekt.

De leden van de D66-fractie merken op dat de EU-richtlijn de mogelijkheid biedt een uitgebreidere toets dan de beperkte aanwezigheidstoets te vragen, middels een lidstaatoptie. In de nota van toelichting wordt gesproken over de vele lasten voor het bedrijfsleven die de toetsing van niet-financiële informatie aan de jaarrekening voor accountants met zich meebrengt. Deze leden vragen waaruit deze lasten bestaan en wat de financiële consequenties voor het bedrijfsleven zijn.

Ik verwijs de leden naar mijn antwoord op soortgelijke vragen van de leden van de PvdA-fractie in paragraaf 2 en in deze paragraaf.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven