Vragen van het lid Taverne (VVD) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken over de voortgang van de besprekingen inzake de Kiesakte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees parlement (ingezonden 23 november 2016).

Antwoord van Minister Koenders (Buitenlandse Zaken) mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 12 december 2016).

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden op de eerdere vragen over de voortgang van de besprekingen inzake de Kiesakte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees parlement van 15 november 2016?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Kunt u uw antwoord op de vijfde vraag nader toelichten? Wat bedoelt u met de opmerking «(...) dat het niet voorstelbaar is dat de regering, in het geval dat de Kamer tot de conclusie komt dat het voorstel niet acceptabel is, akkoord zal gaan met de vaststelling van het voorstel in de Raad»?

Kunt u nogmaals bevestigen dat u conform het dictum van de motie Taverne c.s. (Kamerstuk 34 361, nr. 3) de Kamer zult informeren zodra stemming in de Raad aan de orde is over een «concept-gemeenschappelijk standpunt» en dit vooraf ter uitdrukkelijke goedkeuring aan de Kamer zult voorleggen?

Antwoord 2 en 3

In de motie wordt de regering onder meer gevraagd de Kamer te informeren zodra stemming in de Raad aan de orde is over een «concept-gemeenschappelijk standpunt» en dit vooraf ter uitdrukkelijke goedkeuring aan de Kamer voor te leggen. In het debat naar aanleiding van het VSO over de herziening van de Kiesakte op 17 december jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 39, item 20) heb ik hier de kanttekening bij gemaakt dat het hier geen parlementair voorbehoud betreft zoals vastgelegd in de Nederlandse goedkeuringswet van het Verdrag van Lissabon. Dit heb ik met het antwoord op vraag 5 naar voren willen brengen. Materieel zal het echter wel deze werking hebben. De motie wordt derhalve uitgevoerd.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen TK, vergaderjaar 2016–2017, nr. 495

Naar boven