Vragen van de leden Van Dekken en Leenders (beiden PvdA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de verhoogde kans op longontsteking nabij pluimveebedrijven (ingezonden 6 maart 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken), mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (ontvangen 13 juli 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1472.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Meer kans op longontsteking nabij pluimveebedrijf»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u reageren op de conclusie uit het onderzoek van de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht dat er een onomstotelijk verband is tussen het wonen in de nabijheid van een pluimveebedrijf en een verhoogde kans op longontsteking?

Antwoord 2

In deze studie is gebruikgemaakt van patiëntgegevens afkomstig van huisartsen. Uit deze gegevens blijkt dat mensen, die in het onderzoeksgebied in het oostelijk deel van Noord-Brabant en het noordelijk deel van Limburg in plattelandsgemeenten wonen, vaker longontsteking en lage luchtweginfecties hebben dan mensen in landelijke gebieden elders in het land met minder veehouderij (zie figuur 3.2 in het VGO-rapport).

Uit een statistische analyse van deze gegevens blijkt dat er een duidelijk verband (ook wel relatie of associatie genoemd) wordt gevonden tussen de aanwezigheid van pluimveebedrijven binnen een straal van ongeveer 1 km en een verhoogd voorkomen van longontsteking.

Vraag 3, 4

Welke acties bent u bereid naar aanleiding van dit onderzoek te ondernemen? Welke invloed heeft dit nieuwe onderzoek op de ontwikkeling van wetgeving die deze problemen moet oplossen? Op welke termijn wordt het wetsvoorstel naar verwachting aan de Kamer aangeboden?

Welke rol speelt de pluimveesector zelf in de oplossing van dit probleem? Deelt u de mening dat de uitspraak van de pluimveesector dat hij verantwoordelijkheid wil nemen, niet te rijmen is met het feit dat hij deze week uit het overleg rondom het verbeteren van de luchtkwaliteit stapte? Welke gevolgen heeft dit voor de maatregelen die u voornemens bent te nemen?

Antwoord 3, 4

Ik verwijs u naar de brief over veehouderij en gezondheid (Kamerstuk 28 973, nr. 191) die ik, samen met de Staatssecretaris van IenM, op 1 juni jl. naar uw Kamer heb gezonden. In deze brief ga ik onder andere in op het maatregelenpakket waarover met de sectororganisaties uit de pluimveesector is onderhandeld.

Verder wordt gewerkt aan het voorstel voor een interim-wet veedichte gebieden. Dit wetsvoorstel geeft de provincies een bevoegdheid grenzen te stellen aan de omvang van de veehouderij in veedichte gebieden. Het wetsvoorstel is onlangs voor consultatie voorgelegd aan het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het landbouwbedrijfsleven. Gelijktijdig is een internetconsultatie gestart over het wetsvoorstel.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het onterecht is de toename van fijnstof en daarmee de kans op longontsteking te wijten aan het verbeteren van het dierenwelzijn en daarmee de toename van het aantal scharrelkippen? Deelt u de mening dat de oorzaak van dit probleem niet te vinden is in het verbeteren van het dierenwelzijn, maar in het grote aantal (pluimvee)dieren dat er in Nederland is? Deelt u de mening dat de oplossing dan ook moet worden gezocht in een vermindering van het aantal dieren en niet in het verslechteren van de dierenwelzijnseisen en dierenwelzijnsvoorzieningen?

Antwoord 5

De uitstoot van fijnstof is toegenomen als gevolg van het Europese legbatterijverbod in 2012 en de omschakeling van kooisystemen in de legpluimveehouderij naar diervriendelijkere scharrel- en uitloopsystemen als gevolg van een veranderende vraag vanuit de markt en consument naar alternatieven voor kooieieren. Circa 85% van de legkippen wordt momenteel gehouden in scharrel-, vrije uitloop- en biologische houderijsystemen.

Uit onderzoek van Wageningen UR blijkt dat de fijnstofemissie door deze omschakeling een factor 16 is toegenomen van 5 gram per kip naar 80 gram per kip. Het aantal leghennen is de afgelopen jaren vrij stabiel. Onze ambitie is dat de fijnstofemissies in de houderijsystemen, die voldoen aan de Europese en nationale dierwelzijnseisen, de komende jaren sterk worden verminderd.


X Noot
1

Nederlands Dagblad, 3 maart 2017

Naar boven