Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken over het voornemen last onder dwangsom gaswinning onder de Waddenzee (ingezonden 26 mei 2017).

Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 4 juli 2017).

Inleiding

Voorafgaand aan de beantwoording van de gestelde vragen hecht ik eraan om een onjuistheid in een eerder antwoord op een Kamervraag te corrigeren. Het betreft de beantwoording van 20 juni 2017 van de vragen van de leden Beckerman en Futselaar (beiden SP) over de gevolgen van gasboringen in de Wadden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2157). Daar heb ik in antwoord op vraag 7 ten onrechte aangegeven dat Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een last onder dwangsom aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) heeft opgelegd, terwijl het ging om het voornemen van SodM tot het opleggen van een last onder dwangsom aan NAM.

Vraag 1 t/m 3

Wat is de reden dat het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) op 21 december 2015 namens u het handhavingsonderzoek van de Waddenvereniging heeft afgewezen?1

Wat was destijds de onderbouwing om te stellen dat «de NAM weliswaar in overtreding is, maar dat er vooralsnog in voldoende mate opgetreden wordt om uitvoering te geven aan de «nadere studie»-voorwaarde om daarmee de overtreding te beëindigen»?2

Kunt u toelichten waarop uw mening over «de voldoende mate van optreden van de NAM» is gestoeld? Staat u hier nog steeds achter en kunt u een toelichting geven?

Antwoord 1 t/m 3

Allereerst merk ik op dat in de voetnoten 1 en 2 bij de Kamervragen (voetnoot 1 in deze brief) wordt gerefereerd aan een brief van mij aan SodM. Zoals blijkt uit genoemde URL-link wordt bedoeld een brief van SodM aan NAM.

Dan in antwoord op de gestelde vragen:

Het handhavingsverzoek van de Waddenvereniging is gedaan bij brief van 9 november 2015, gericht aan de directie Energiemarkt van het directoraat-generaal voor Energie, Telecom en Mededinging van het Ministerie van Economische Zaken. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel ter handhaving van de Mijnbouwwet berustte tot 1 januari 2017 op grond van artikel 132 van die wet bij mij. Deze bevoegdheid was echter door mij gemandateerd aan de Inspecteur-generaal der Mijnen (IGM). Dit besluit werd derhalve door de IGM, namens mij, genomen.

Bij besluit van 21 december 2015 heeft de IGM, namens mij, het handhavingsverzoek gemotiveerd afgewezen. De hoofdreden voor de afwijzing was dat SodM het aannemelijk achtte dat NAM de ontbrekende integrale analyse van de bodemdaling op langere termijn in het waddengebied alsnog binnen een redelijke termijn zou opleveren. Uit het contact van SodM met NAM bleek dat de nadere studie alsnog op adequate wijze uitgevoerd zou worden. NAM had toegezegd voor 1 februari 2016 hiertoe een werkplan aan de IGM voor te leggen. Dat is ook gebeurd. Ik sta nog steeds achter deze door SodM gevolgde handelwijze, die ertoe heeft geleid dat NAM zijn studie verder heeft uitgebreid en daarbij aanvullende resultaten heeft behaald.

Vraag 4

Kan de Kamer de informatiewisseling die ten grondslag heeft gelegen aan de afwijzing van het handhavingsonderzoek van de Waddenvereniging ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ja. Ik voeg hiertoe de brief van SodM aan NAM van 11 november 2015 en het verslag van de workshop Long Term Subsidence fase II van 7 en 8 december 2015 (voor zover relevant) toe als bijlagen bij deze brief3.

Vraag 5

Was bij u bekend dat aan de rapporten die op 30 juni 2015 door het SodM zijn ontvangen, geen integrale toetsing van de aannemelijke verklaringen voor de tijdsafhankelijke effecten aan de historische productie en bodemdalingsdate was toegevoegd? Was bij u bekend dat de inspecteur-generaal der mijnen (IGM) op 1 november 2015 heeft aangegeven dat de studie «niet ten genoegen was uitgevoerd»? Is het naar uw mening verstandig geweest om ondanks het ontbreken van dergelijke relevante stukken het handhandhavingsverzoek op 21 december 2015 af te wijzen? Bent u van mening dat het algemeen belang gediend is geweest bij het afzien van handhavend optreden? Kunt u toelichten wat naar uw mening de «winst» van dergelijk handelen was?

Antwoord 5

Conform het hiervoor genoemde door mij verleende mandaat heeft SodM op 11 november 2015 de brief aan NAM verstuurd. In deze brief werd aangegeven dat de studie nader aangevuld moest worden. Ook stelde de IGM in deze brief voorwaarden aan de timing en inhoud van het nog aan te leveren onderzoek.

De afwijzing van het handhavingsverzoek is in een besluit vastgelegd, waar bezwaar en beroep tegen openstond. Het bezwaar van de Waddenvereniging is bij besluit van 7 juli 2016 afgewezen. Hiertegen is geen beroep aangetekend. Ik zie dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de correctheid van dit besluit en sta achter de gevolgde wijze van handelen. Bestuurlijke handhaving is pas mogelijk als de overtreder een redelijke mogelijkheid heeft gehad de overtreding vrijwillig te beëindigen. NAM heeft met het oog daarop een termijn gehad tot 1 februari 2017 om de studie af te ronden.

Vraag 6 t/m 9

Hoe kwalificeert u het feit dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) op 31 januari 2017 – een dag voor de gestelde deadline – de resultaten van de Long Term Subsidence Study part two (LTS-II) stuurt, die blijkbaar op 17 maart 2017 wederom aanvulling behoefde? Hoe kwalificeert u het feit dat ondanks de gegeven tijd, de aangeleverde stukken nog steeds als kwalitatief onvoldoende worden beschouwd om de effecten van de gaswinning onder de Waddenzee bij Ameland te beoordelen?4

Bent u bereid om de NAM maandelijks te (laten) bevragen over de voortgang van het oplossen van de technische onvolkomenheden? Bent u daarnaast bereid om actief na te gaan welk programma of welke tool geschikter is om de bodemdalingskom te berekenen dan het programma Aesubs en deze zoektocht met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Bent u bereid nadrukkelijk te communiceren dat de studie op 31 oktober 2017 volledig en compleet zal moeten worden aangeleverd, waarbij het later nazenden van (deel-)rapporten niet wordt geaccepteerd? Zo nee, waarom niet?

Klopt het dat de NAM tot februari 2017 werkelijk alle ruimte heeft gekregen een deugend rapport te leveren en dat het SodM herhaaldelijk en op tijd heeft aangegeven waar onderzoeksvragen lagen die beantwoord dienden te worden?

Antwoord 6 t/m 9

Op grond van de instemmingsbesluiten op de winningsplannen Ameland, Anjum en Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen is het niet de Minister, maar de IGM die de studie LTS-II op zijn technische merites beoordeelt. De IGM is onafhankelijk tot het oordeel gekomen dat de studieresultaten nog onvoldoende zijn. De IGM, aan wie per 1 januari 2017 de bevoegdheid tot bestuurlijke handhaving is geattribueerd, heeft daarom kenbaar gemaakt dat hij voornemens is een last onder dwangsom op te leggen. Als Minister kan en wil ik geen oordelen of aanwijzingen geven over het op te leveren onderzoek of dit oordeel van de IGM.

Vraag 10

Ziet u mogelijkheden om de boringen op de Wadden tot 1 november 2017 geheel stil te leggen? Zo niet, bent u dan bereid vanwege het uitblijven van bruikbare onderzoeken het «hand aan de kraan»-principe gestand te doen en de NAM op te dragen hun winning in de Waddenzee in ieder geval tot 1 november 2017 significant terug te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord 10

Zoals ik in mijn brief van 20 juni 2017 (Kamerstuk 29 684, nr. 145) aan uw Kamer heb aangegeven, toetst de Auditcommissie gaswinning Waddenzee elk jaar op basis van de meet- en monitoringsrapportages van NAM of de bestaande gaswinning vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen in het betreffende meet- en monitoringsjaar is gebleven binnen de toegestane grenzen van het instemmingsbesluit en van de vergunning op grond van de wet Natuurbescherming en adviseert mij hierover.

Ter uitvoering van de motie Van Veldhoven en Jan Vos inzake de gaswinning onder de Waddenzee (Kamerstuk 31 239, nr. 240) heb ik uw Kamer bij brief van 1 februari 2017 (Kamerstuk 29 684, nr. 144) nader geïnformeerd over de adviezen van de Auditcommissie over de jaren 2014 en 2015. In deze brief heb ik aangegeven dat, indien de meet- en monitoringsresultaten en het advies van de Auditcommissie aangeven dat een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen aan de orde is, ik de gaswinning in het betreffende gebied geheel of gedeeltelijk zal stilleggen («Hand aan de Kraan»). Het gevolg daarvan is dat de bodemdalingssnelheid door de gaswinning dan zal afnemen, waardoor aantasting van de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee wordt voorkomen. Een (dreigende) overschrijding van het meegroeivermogen is echter vanaf 2007 tot nu nog niet aan de orde geweest.

Gezien de door SodM geconstateerde tekortkomingen in de LTS-II studie zijn de uitkomsten van deze studie vooralsnog niet te gebruiken voor de beoordeling van de effecten van de gaswinning op de bodemdaling onder de Waddenzee. Ik heb de Auditcommissie gaswinning Waddenzee geïnformeerd over deze ontwikkeling, zodat zij deze informatie kan betrekken bij haar advisering.

Vraag 11

Bent u bereid een second opinion en/of een echt onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de gevolgen van de winningen op de Wadden?

Antwoord 11

SodM is de onafhankelijke toezichthouder op dit gebied. In de evaluatie van de studie zal SodM, indien nodig, dit verder laten verifiëren door andere partijen met relevante expertise.

Vraag 12

Kunt u aangeven op welke wijze uitvoering gegeven wordt aan een van de hoofdaanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) om een totaal onafhankelijk onderzoeksprogramma op te stellen en op welke wijze de diverse moties en amendementen ingediend op dit punt en aangenomen door de Kamer zijn of worden afgedaan?

Antwoord 12

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de kabinetsreactie op de evaluatie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake de aardbevingsrisico’s Groningen. Ik verwacht deze kabinetsreactie omstreeks 1 juli 2017 aan uw Kamer te kunnen toesturen.


X Noot
1

Brief van de Minister van Economische Zaken aan SodM, 12 mei 2017 (http://www.fluxenergie.nl/wp-content/uploads/2017/05/20170512-BriefvoornemenLODaandeNAM.pdf)

X Noot
2

Brief van de Minister van Economische Zaken aan SodM, 12 mei 2017 (http://www.fluxenergie.nl/wp-content/uploads/2017/05/20170512-BriefvoornemenLODaandeNAM.pdf)

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Long Term Subsidence Study part two, aangevuld met een addendum op 17 maart 2017 (file:///O:/Downloads/201704+Review+Teatini%20(1).pdf).

Naar boven