Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Van taalachterstand naar taalenthousiasme» (ingezonden 31 maart 2017).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 6 juni 2017)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Van taalachterstand naar taalenthousiasme»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw mening over de uitspraak van de portefeuillehouder lerarenopleidingen van de Vereniging Hogescholen dat het maatschappelijk debat eenzijdig over spelling zou gaan en niet ook over de rijkheid van de taal? Vindt u ook dat in een evenwichtig taalbeleid spelling en grammatica niet tegenover het gebruik van de taal geplaatst kunnen worden?

Antwoord 2

De portefeuillehouder lerarenopleidingen van de Vereniging Hogescholen heeft onder meer de volgende uitspraak gedaan (onderstreping door mij aangebracht): «Het moet niet alleen om de techniek van de taal gaan, maar ook om het gebruik». Ook in haar verdere bijdrage aan het debat heeft ze nu juist uitdrukking gegeven aan de behoefte aan een evenwichtig taalgebruik. Ik wijs u ook op de nadere reactie van de Vereniging Hogescholen.

Daaruit wordt helder dat hogescholen geen water bij de wijn (willen) doen als het gaat om kwaliteitseisen, ook op het terrein van de Nederlandse taalvaardigheid.

Zie ook mijn antwoorden op vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2009) over hetzelfde onderwerp van de leden Rog en Van der Molen (beiden CDA).

Vraag 3

Zou u zich er bij voorbaat bij willen neerleggen dat er scholen zijn waar docenten de Nederlandse grammatica niet fatsoenlijk beheersen? Bent u ook van mening dat het noodzakelijk blijft om studenten bijvoorbeeld ook degelijk te scholen in het gebruik van «d» en «t» en lidwoorden?

Antwoord 3

Uiteraard wil ik me er niet bij voorbaat bij neerleggen als er scholen zouden zijn waar docenten de Nederlandse grammatica niet fatsoenlijk beheersen. Ik wijs hierbij op mijn antwoord op uw tweede vraag en naar mijn antwoord op de vijfde vraag van de leden Rog en Van der Molen.

Overigens wil ik er ook op wijzen dat al ruime tijd het beleid er op is gericht dat studenten voorafgaand aan hun entree in de lerarenopleiding voldoende zijn geschoold op de door u genoemde punten.

Vraag 4

Bent u bereid in overleg te treden met de Vereniging Hogescholen over het belang van een evenwichtig taalbeleid?

Antwoord 4

Gelet op bovenstaande is er naar mijn mening nu onvoldoende aanleiding met de Vereniging Hogescholen hierover verder in overleg te treden. De eerdergenoemde reactie van de Vereniging Hogescholen geeft mij niet de indruk dat de gedachtewisseling over taalbeheersing niet op de juiste wijze wordt gevoerd. Hogescholen blijven erop gericht afgestudeerden af te leveren die hebben bewezen te voldoen aan eisen van kwaliteit van taalbeheersing die we hen mogen en moeten stellen.

Naar boven