Vragen van het lid Bruins (ChristenUnie) aan de Minister van Economische Zaken over
de toekomstige functie van toegepast onderzoek (ingezonden 19 april 2017).
Antwoord van Minister Kamp (Economische Zaken) (ontvangen 18 mei 2017).
Vraag 1
Kent u het pleidooi van de collegevoorzitter van de Technische Universiteit (TU) Eindhoven
in onder meer Link Magazine over het verdelen van de toegepaste onderzoeksorganisaties
TO2 over de (technische) universiteiten?1
Vraag 2
Hoe waardeert u dit voorstel en kunt u dit toelichten?
Antwoord 2
Ik waardeer het dat de heer Mengelers een bijdrage levert aan de discussie over de
wijze waarop het kennisveld het best georganiseerd kan worden. Een optimale samenwerking
van de belangrijke partners in het kennisveld (universiteiten, organisaties voor toegepast
onderzoek (TO2), andere kennisinstituten en hogescholen) is immers van groot belang
om tot nieuwe kennis en innovatie te komen.
Vraag 3
Hoe verhoudt zich dit voorstel met het rapport evaluatie toegepaste onderzoeksorganisaties
TO2 (Kamerstuk 32 637, nr. 274) dat u op 8 maart 2017 naar de Kamer stuurde? Op welke termijn verwacht u een reactie
te geven op de evaluatie en op de nieuwe strategische plannen en het strategisch kader?
Antwoord 3
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer op 8 maart jl. (Kamerstuk 32 637, nr. 274) zal ik, namens het kabinet, in een later stadium een reactie geven op de evaluatie,
de nieuwe strategische plannen van de organisaties voor toegepast onderzoek (TO2)
en het TO2 strategisch kader. Dit geldt ook voor het nog te ontvangen AWTI-advies
over toepassingsgericht onderzoek.
Vraag 4
Hoe verhoudt zich dit voorstel met het binnenkort te verschijnen rapport van de Adviesraad
voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) over de toekomstige functie van toegepast
onderzoek en de rol van de overheid daarin? Op welke termijn verwacht u een reactie
te geven op dit rapport?
Antwoord 4
Zie het antwoord bij vraag 3.
Vraag 5
Is er volgens u een reden om te veronderstellen dat de universiteiten naar uw oordeel
beter (effectiever en/of efficiënter) zijn dan de toegepaste kennisinstellingen in
valorisatie en het overbruggen van de kloof tussen wetenschap en praktijk?
Antwoord 5
Zowel voor universiteiten als voor de organisaties voor toegepaste onderzoek (TO2),
en ook voor de andere kennisinstituten en hogescholen is valorisatie een belangrijke
opgave. De verschillende partijen zullen hier in samenhang met elkaar invulling aan
geven. Een goede samenwerking tussen TO2 en de universiteiten heeft daarbij al langer
de aandacht. Er zijn inmiddels ook mooie voorbeelden van grootschalige samenwerking
tussen universiteiten, organisaties voor toegepast onderzoek en bedrijven zoals bij
QuTech en Solliance.
Vraag 6
Kunt u schetsen hoe het pleidooi van de collegevoorzitter van de TU Eindhoven zich
verhoudt tot de governance van toegepast onderzoek in de landen om ons heen (met name
het Verenigd Koninkrijk, België, Duitsland, Frankrijk en de Scandinavische landen)?
Wat is daar de positie van de toegepaste onderzoeksinstellingen en hoe ontwikkelt
die positie zich structureel en financieel?
Antwoord 6
De AWTI heeft in de voorbereiding van haar advies over het toepassingsgericht onderzoek
door Technopolis een verkenning laten doen naar de situatie in de omliggende landen.
Ik zal hier in de kabinetsreactie op het AWTI-advies op ingaan.
Vraag 7
Welke effecten zou u verwachten op het topsectorenbeleid indien de toegepaste onderzoeksinfrastructuur
bij de universiteiten zou worden belegd? Kunt u dat toelichten?
Antwoord 7
Het topsectorenbeleid streeft naar een integrale benadering over de kennisketen en
meer samenwerking tussen partijen. Een goed gebruik van de bestaande netwerken is
daarbij belangrijk.
De organisaties voor toegepast onderzoek spelen hierbij een belangrijke rol. De beste
vormgeving van de samenwerking is daarbij nog nader te bezien. In de kabinetsreactie
op de evaluatie, de nieuwe strategische plannen van de organisaties voor toegepast
onderzoek en het TO2 strategisch kader kom ik hier, zoals aangegeven bij antwoord
3, op terug.