Vragen van de leden Kuzu en Öztürk (beiden Groep Kuzu/Öztürk) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het feit dat voor de zoveelste keer een zelfmoord wordt gepleegd ten gevolge van sexting (ingezonden 3 maart 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 10 april 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1460.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Onur (15) pleegt zelfmoord na ontdekken naaktfoto op Instagram»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe gaat u invulling geven aan de volgende uitspraak van Staatssecretaris Dekker:

«Het laat eens te meer zien dat de consequenties van pesten enorm kunnen zijn. Dat we altijd waakzaam moeten blijven dat het de kop niet opsteekt. En dat we moeten blijven benadrukken dat pesten onacceptabel is»?2

Antwoord 2

In de reactie op uw eerdere Kamervragen over het bericht «15-jarige scholier pleegt zelfmoord na pesterijen» (ingezonden 19 januari 2017), hebben wij op 9 maart 2017 reeds antwoord gegeven op eenzelfde vraag.3 Voor de volledigheid zetten wij het antwoord hier nog een keer bij:

Wij geven hier al invulling aan. De wet Veiligheid op school heeft als doel dat scholen zich inspannen om pesten tegen te gaan. En dat scholen zorgen voor sociale veiligheid. In de wet staat dat scholen:

  • Een sociaal veiligheidsbeleid moeten voeren.

  • Een aanspreekpunt moeten hebben waar leerlingen en ouders pesten kunnen melden. Ook moet iemand het pestbeleid op school coördineren.

  • De beleving van veiligheid en het welzijn van hun leerlingen moeten volgen. De bedoeling hiervan is dat er altijd een actueel en representatief beeld is van de situatie op school.

De Onderwijsinspectie ziet toe op de uitvoering van deze wettelijke verplichting. In het toezicht op de zorgplicht van scholen let zij ook op deze monitoring.

De PO-Raad en de VO-raad ondersteunen scholen om een sociaal veilige omgeving voor leerlingen te maken. Dit staat in het actieplan Sociale Veiligheid op School. Onderdeel van de aanpak is ondersteuning door de Stichting School en Veiligheid. Scholen kunnen hier terecht voor informatie, advisering en voor trainingen. Daarnaast biedt de stichting, in samenwerking met de PO-Raad en de VO-raad, scholen de mogelijkheid een Ambassadeur sociale veiligheid in te schakelen. Deze kan scholen helpen bij het vormgeven van hun veiligheidsbeleid. Vanuit het actieplan wordt periodiek afgestemd met Ouders & Onderwijs.

Vraag 3

Deelt u de mening dat sexting en pesten een urgent probleem zijn? Zo ja, wanneer kan de Kamer een antwoord verwachten op de schriftelijke vragen over Tharukshan?4 Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

Ja, sexting en pesten zijn urgente problemen. De antwoorden op uw vragen over «15-jarige scholier pleegt zelfmoord na pesterijen» (ingezonden 19 januari 2017), zijn op 9 maart 2017 naar de Tweede Kamer toegezonden.5

Over sexting willen wij u graag informeren dat bij het kerndoelonderdeel seksualiteit het ook gaat om seksuele weerbaarheid. Om scholen te helpen heeft de SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, op ons verzoek een leerplanvoorstel gemaakt met een uitwerking per schoolsoort en leeftijdsgroep en een overzicht van voorlichtingsmateriaal. Deze programma’s zijn (online) voor scholen beschikbaar via de Stichting School en Veiligheid en Rutgers. Een veelgebruikt programma is bijvoorbeeld de online game «Can you fix it», dat specifiek ingaat op sexting.

Ook in het basispakket Lang Leve de Liefde, van Soa Aids Nederland en Rutgers, is er specifiek aandacht voor sexting. En er wordt een aanvullende «toolkit online risico’s» (waaronder sexting) ontwikkeld, die in schooljaar 2017–2018 beschikbaar komt. Gericht op het onderwijs, maar ook op signaleren, doorverwijzen naar hulp en de rol van ouders.

OCW bevordert via het programma «mediawijsheid» van Mediawijzer.net dat opvoeders, scholen en kinderen zelf verstandig met (nieuwe) media leren omgaan. Ouders, jongeren en scholen krijgen informatie over mediagebruik om zo bewust, kritisch en veilig mediagebruik te bevorderen.

Seksuele weerbaarheid is niet alleen een taak van het onderwijs. Ook voor jongeren in een jeugdzorginstelling of ambulante setting zijn trainingsprogramma’s ontwikkeld over wensen en grenzen in relaties en seksueel gedrag. Sexting komt daarin ook aan bod.

Vraag 4

Bent u bereid om deze zaak tot op de bodem uit te zoeken en de resultaten van dit onderzoek met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

De politie is op dit moment zowel online als offline bezig met een onderzoek naar deze zaak. Er worden mensen uit de omgeving van de jongen gehoord. Daarnaast vindt er een digitaal onderzoek plaats. De politie zegt discreet op te treden vanwege de leeftijd van de jongen en de impact op leeftijdsgenoten, maar zal de zaak wel tot op de bodem uitzoeken.

Als de politie het onderzoek heeft afgerond, zal het Openbaar Ministerie een beslissing nemen of zij gaat vervolgen.

Vraag 5

Vindt u dat de school voldoende aandacht heeft gegeven aan het gevaar van pesten en sexting? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Ja, de school heeft voldoende aandacht gegeven aan sociale veiligheid. Wij wijzen u graag op de schoolgids van deze school en het rapport van de Onderwijsinspectie. Deze school valt onder het Basistoezicht van de Onderwijsinspectie. De kwaliteit van het onderwijs is voldoende. De Onderwijsinspectie geeft in dit specifieke geval aan dat de school voldoende aandacht heeft gegeven aan het gevaar van pesten en sexting. De school geeft aan dat ze les geven over de gevaren van sexting. In de eerste en tweede klas besteden docenten aandacht aan de omgang met sociale media.

Op elke locatie van deze school werkt een schoolwijkcoach van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening. De schoolwijkcoach biedt kortdurende begeleiding aan leerlingen met problemen in de privésfeer. Hij/zij adviseert leerlingen, ouders/verzorgers en verwijst leerlingen indien nodig door naar een andere vorm van hulpverlening.

Soms hebben leerlingen niet alleen binnen, maar ook buiten school te kampen met problemen. Daarom maakt deze school deel uit van het wijkzorgteam. Dit is een groep mensen van de school en van verschillende instanties zoals politie, maatschappelijk werk en de GGZ. Deze groep komt regelmatig bij elkaar om de situatie rond leerlingen met grote problemen te bespreken. Het welzijn van de leerling staat hierbij voorop.

In de schoolgids staat waar leerlingen met problemen terecht kunnen. Uiteraard is dat in eerste instantie de eigen mentor, verder zijn er op de locatie twee vertrouwenspersonen aanwezig. Ook wordt er in de schoolgids gewezen naar de beschikbare hulplijnen, het meldpunt cyberpesten en de hulplijn seksuele intimidatie. Tenslotte wordt in de schoolgids gewezen op de mogelijkheid een vertrouwensinspecteur in te schakelen en wordt ook verwezen naar de Kinderconsument en naar de Kindertelefoon.

Vraag 6

Heeft u contact opgenomen met de nabestaanden? Zo ja, in hoeverre wordt er slachtofferhulp verleend? Zo nee, bent u bereid dit te doen?

Antwoord 6

Er is intensief contact tussen de school en de nabestaanden. De ouders en de school kennen elkaar goed en vertrouwen elkaar. Via de politie is slachtofferhulp aangeboden aan de nabestaanden.

Vraag 7

Wat zijn de resultaten van de campagne (die herhaald is in oktober 2016) over ongewenst gedrag op het werk, waar aandacht wordt gegeven aan discriminatie, pesten en seksuele intimidatie?6

Antwoord 7

Het Ministerie van SZW heeft in 2016 binnen de campagne over psychosociale arbeidsbelasting een agenderingscampagne gehouden rondom ongewenst gedrag op het werk. Deze campagne vond plaats in juni en werd mede op verzoek van sociale partners herhaald in oktober 2016. De campagne is door de Dienst Publiek en Communicatie geëvalueerd:

  • 55 procent van de respondenten geeft aan dat de campagne werkgevers en werknemers meer bewust maakt van ongewenst gedrag op het werk.

  • 55 procent van de werkgevers en 49 procent van de werknemers geeft aan dat de campagne er aan bijdraagt dat zij zelf eerder actie ondernemen als ze ongewenst gedrag op het werk ervaren of zien.

  • Ongeveer 80 procent van de respondenten geeft aan te denken dat men met de campagne wil stimuleren dat werkgevers en werknemers zich beter bewust worden van wat wel en niet kan op het werk. De boodschapoverdracht ligt hiermee op de benchmark (bm).

  • Men vond de campagne:

    • ° nuttig (76 procent (bm 73 procent)).

    • ° belangrijk (79 procent (bm 74 procent))

    • ° een goed initiatief (79 procent (bm 75 procent))

  • De campagne is met een gemiddelde van 7,2 goed gewaardeerd (bm 6,9).

Eerder, in juni 2015, is tevens in het kader van de campagne Werkstress, een campagne over pesten op het werk gehouden. Ook deze campagne is goed geëvalueerd:

  • Werkgevers en werknemers waardeerden deze campagne met een 7,4.

  • 63 procent van de werknemers en 67 procent van de werkgevers gaf aan dat de campagne werknemers en werkgevers meer bewust maakt van pesten op het werk.

  • De houding van de doelgroepen om in actie te komen tegen pesten op het werk was erg positief. Van de werknemers vond 85 procent het vanzelfsprekend en 82 procent het belangrijk om (zelf) in actie te komen. Voor de werkgevers zijn de percentages vergelijkbaar.

Vraag 8

Vindt u dat internetproviders een rol hebben in pesten en sexting? Zo ja, in hoeverre beschikken de opsporingsdiensten over IP-adressen die voor pesten en sexting worden gebruikt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Opsporingsdiensten beschikken niet over lijsten van internetproviders met IP-adressen die voor pesten en sexting worden gebruikt. Dergelijke lijsten worden, voor zover technisch haalbaar, ook niet doeltreffend geacht. Uiteraard wordt er binnen een opsporingsonderzoek onderzoek gedaan naar zowel account-gegevens als IP-adressen die in het kader van dat onderzoek in beeld komen. Het blijkt echter dat een IP-adres steeds minder geschikt is voor identificatie-doeleinden. Door toenemend gebruik van mobiele apparaten (laptop, iPad, telefoon) waarmee burgers met het internet verbonden zijn, de brede beschikbaarheid van Wifi-hotspots, open netwerken, encrypte dataverbindingen en de toename van mobile pools (IP-adressen die aan meerdere gebruikers worden uitgegeven) kunnen meldingen via het IP-adres steeds moeilijker herleid worden tot een verdachte. Bovendien maken burgers en subjecten in toenemende mate gebruik van effectieve afschermingsmethoden en komen steeds meer communicatiemogelijkheden en social media op internet beschikbaar waarbij geen gebruikersgegevens vastgelegd worden.

Vraag 9

Kunt u aangeven of Autoriteit Persoonsgegevens voldoende middelen heeft?7 Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

De Minister van Veiligheid en Justitie beschikt niet over signalen dat het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) niet toereikend zou zijn om haar huidige taken uit te voeren. Tijdens het Algemeen Overleg Privacy van 18 mei 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer toegezegd om – in gezamenlijkheid met de AP – de gevolgen van de nieuwe Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening), die op 25 mei 2018 in werking treedt, voor de capaciteit en het budget van de AP in kaart te brengen en door een onafhankelijk deskundige te laten valideren. Bij brief van 2 september 2016 is uw Kamer nader geïnformeerd over de uitvoering van deze motie.8 Het onderzoek naar consequenties van de inwerkingtreding van de Verordening en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de capaciteit en het budget van de AP wordt uitgevoerd door adviesbureau Andersson Elffers Felix. De uitkomsten van het onderzoek zullen worden meegenomen in het wetsvoorstel ter implementatie van de Verordening.

Vraag 10

Is de kindertelefoon bekend genoeg? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo nee, bent u bereid om maatregelen te nemen zodat de kindertelefoon meer bekendheid krijgt?

Antwoord 10

Dat De Kindertelefoon bekend is onder jongeren blijkt uit het stijgende aantal kinderen van 8 – 18 jaar dat jaarlijks contact opneemt met kindertelefoon. Het aantal kinderen dat serieus contact zoekt met De Kindertelefoon is afgelopen jaar gestegen. In 2016 registreerde De Kindertelefoon 242.355 gesprekken per telefoon en chat. Dat waren 38.709 gesprekken méér dan in 2015. Niet alleen telefonisch maar ook via chatten, een jongerenforum en de interactieve website bespreken jaarlijks vele tienduizenden kinderen diverse problemen. Dagelijks bezoeken 8.000 jongeren het forum over uiteenlopende onderwerpen. Pesten, seksualiteit en relaties zijn de onderwerpen waarover jongeren het meest contact opnemen. De informatiepagina’s op www.kindertelefoon.nl worden een half miljoen keer per jaar bekeken.

Om de bekendheid zo groot te houden ontvangen alle basisscholen en scholen in het voortgezet onderwijs jaarlijks posters en kaarten. Daarnaast verzorgt De Kindertelefoon jaarlijks rond 500 gastlessen op scholen om uit te leggen op welke manieren kinderen en jongeren terecht kunnen bij De Kindertelefoon en wat zij van een contact kunnen verwachten.

Extra maatregelen achten wij niet noodzakelijk gezien het gebruik van De Kindertelefoon door jongeren en de wijze waarop De Kindertelefoon de dienstverlening continu en effectief aanpast aan de leefwereld van kinderen en jongeren.

Vraag 11

Is er een onderzoek dat bewijst dat minderjarigen juridische stappen ondernemen bij pesten en sexting? Zo ja, wat blijkt eruit? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te laten onderzoeken?

Antwoord 11

Recent onderzoek maakt duidelijk dat de sleutel om iets aan het fenomeen sexting te doen bij de ouders ligt.9 Als er thuis veel over dit onderwerp wordt gesproken, werkt dit risicoverlagend. Door ouders goed voor te lichten over manieren waarop zij daarover met hun kinderen in gesprek kunnen gaan, kunnen goede resultaten worden geboekt. Ook zijn er mogelijkheden om hulp van buitenstaanders in te schakelen bijvoorbeeld door te praten met bekenden, leerkrachten of via pestweb.nl, helpwanted.nl of kindertelefoon.nl. De inzet van deze expertisecentra is erop gericht om niet alleen de kinderen en ouders bij te staan en van goed advies te voorzien over melden, signaleren en nemen van maatregelen, maar ook in het geval van strafbare vormen, hen te stimuleren aangifte te doen bij de politie.

Pesten is als zodanig niet strafbaar. Het strafrecht voorziet wel in de strafbaarstelling van belaging, bedreiging of vernieling. In het geval dat pesten zodanig ernstige vormen aanneemt, is het van belang dat kinderen en ouders aangifte doen bij de politie.

Datzelfde geldt voor sexting. Het maken en verspreiden van seksuele afbeeldingen met wederzijdse toestemming hoeft op zich niet strafbaar te zijn. Als die toestemming er niet is, is strafrechtelijke vervolging mogelijk op grond van belediging, smaad of laster. Ook kan seksueel beeldmateriaal van kinderen worden aangemerkt als kinderpornografie. In al deze gevallen is het van belang aangifte te doen.

Uit de Veiligheidsmonitor 2016 blijkt dat ongeveer een op de tien jongeren die geconfronteerd werd met pesten via internet hiervan melding maken bij de politie of een andere instantie.10 Er zijn geen cijfers bekend over het doen van aangifte bij sexting. Wel is in het algemeen gezien het aangiftepercentage bij zedenmisdrijven laag.


X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 1368, 9 maart 2017

X Noot
4

Vragen van de leden Kuzu en Öztürk (beiden Groep Kuzu/Öztürk) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie over het bericht «15-jarige scholier pleegt zelfmoord na pesterijen» (ingezonden 19 januari 2017) 2017Z00668

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 1368, 9 maart 2017

X Noot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 32 761, nr. 104, 2 september 2016.

X Noot
9

Jongeren en Online veiligheid – over risicovol mediagebruik en de rol van ouders, 27 januari 2017. Kliksafe – iedereen veilig online. https://www.kliksafe.nl/wp-content/uploads/2017/01/Kliksafe-Rapport-online-veiligheid.pdf

X Noot
10

Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 28 684, nr. 494, 1 maart 2017

Naar boven