Vragen van het lid Maij (PvdA) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over gezinshereniging voor Surinaamse ouderen (ingezonden 23 februari 2017).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 31 maart 2017) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1422

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht over de zorgen van de vereniging Surinaamse Nederlanders met betrekking tot de barrières voor Surinaamse ouderen ten aanzien van gezinshereniging?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Welke signalen heeft u ontvangen over de moeilijkheden die deze ouderen ondervinden?

Antwoord 2

Ik heb vorig jaar (5 juli 2016) een brief ontvangen van de Vereniging Surinaamse Nederlanders (VSN), waarin aandacht werd gevraagd voor deze situatie.

Vraag 3, 4 en 6

Hoe beoordeelt u de effecten van de afschaffing van de regeling op 1 oktober 2012, die ruimte bood aan overgebleven alleenstaande ouderen waarvan alle kinderen in Nederland woonachtig zijn in het kader van gezinshereniging zich in Nederland te mogen vestigen, specifiek voor Surinaamse ouderen?

Deelt u de mening dat, gezien de band met Suriname en het feit dat zij als Nederlands staatsburger zijn geboren, deze ouderen onevenredig benadeeld worden?

Ziet u een mogelijkheid deze regeling, specifiek voor Surinaamse ouderen, met dezelfde voorwaarden zoals deze eerder in de regeling zijn vastgelegd, te herroepen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3, 4 en 6

Sinds de afschaffing van de regeling voor verruimde gezinshereniging en voor vreemdelingen van 65 jaar en ouder is het voor de achtergebleven alleenstaande ouderen (onder wie Surinaamse ouderen) nog steeds mogelijk om een verblijfsaanvraag in te dienen op grond van artikel 8 EVRM en is een beroep op mijn discretionaire bevoegdheid een mogelijkheid voor individuele, schrijnende situaties. Zowel tijdens het bestaan van de regeling als na afschaffing hiervan is er geen onderscheid gemaakt naar nationaliteit. Ik zie op dit moment geen aanleiding om het beleid voor verruimde gezinshereniging te herintroduceren.

Wel wil ik nog wijzen op de in artikel 3.46, tweede lid, Vreemdelingenbesluit 2000 speciaal voor Surinamers neergelegde mogelijkheid om een verblijfsvergunning te verwerven als zij op medische indicatie en in het bezit van een daartoe afgegeven visum naar Nederland zijn gekomen, indien voortzetting van de medische behandeling in Nederland zes maanden na de inreis medisch noodzakelijk is en de financiering is geregeld.

Vraag 5

Bent u bereid inzichtelijk te maken hoeveel Surinaamse ouderen een verzoek tot hereniging met hun kinderen hebben aangevraagd bij de Immigratie en naturalisatie Dienst? Zo nee, waarom niet? Wat is uw inschatting van de omvang van de groep Surinaamse ouderen die alleenstaand zijn en niet bij hun kinderen in Nederland kunnen verblijven? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer hierover informeren?

Antwoord 5

Ja. In 2015 en 2016 zijn er in totaal 20 aanvragen ingediend door Surinamers van 65 jaar of ouder die bij hun kinderen wilden verblijven. Ik kan echter geen inschatting geven van de omvang van de groep Surinaamse alleenstaande ouderen van 65 jaar of ouder die geen aanvraag hebben ingediend.

Naar boven