Vragen van de leden Gesthuizen en Van Bommel (beiden SP) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie, van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de gang van zaken in de nasleep van de moord op drie vrouwen in Parijs (ingezonden 27 februari 2017).

Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie) mede namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Buitenlandse Zaken (ontvangen 31 maart 2017) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1457

Vraag 1

Is bij de Nederlandse autoriteiten bekend dat de verdachte van de Parijs-moorden Ömer Güney, die in december 2012 samen met 54 andere personen in Ellemeet werd opgepakt, in december 2016 in Frankrijk is overleden?1

Antwoord 1

Zijn overlijden was bij het Openbaar Ministerie, tot de mediaberichtgeving daarover, niet bekend.

Vraag 2

Heeft Nederland over de drievoudige moord in Parijs en de arrestatie van de hoofdverdachte vijf weken daarvoor in Nederland contact gehad met de Franse autoriteiten? Zo ja, wanneer was er contact en welke informatie is daarbij uitgewisseld?

Antwoord 2

Naar aanleiding van het aantreffen van de lichamen van de drie vrouwen in Parijs in de nacht van 9 op 10 januari 2013 is door Nederland en Frankrijk informatie uitgewisseld. Dit gebeurde tussen zowel de politiële autoriteiten als tussen de justitiële autoriteiten op basis van rechtshulpverzoeken. Over de inhoud van deze informatie-uitwisseling doe ik geen mededelingen.

Vraag 3

Is bij u bekend dat de verdachte volgens de aanklacht van het Franse openbaar ministerie in opdracht van de Turkse geheime dienst MIT infiltreerde in Koerdische kringen en dat ook zijn aanwezigheid in Ellemeet in de aanklacht expliciet genoemd wordt als onderdeel van deze infiltratie?

Antwoord 3

De «drievoudige moord» in Parijs is een lopend strafrechtelijk onderzoek in Frankrijk. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken. Verder behoort het Franse Openbaar Ministerie niet tot mijn verantwoordelijkheid zodat ik u over de door dit Openbaar Ministerie opgestelde aanklacht niet kan informeren.

Vraag 4

Deelt u de visie van het Franse openbaar ministerie dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte van de drievoudige moord al in Nederland bezig was met het beramen van een moordaanslag?

Antwoord 4

Het staat mij niet vrij de visie van het Franse Openbaar Ministerie te becommentariëren.

Ik volsta derhalve met de mededeling dat de Nationale Recherche op 3 december 2012 55 deelnemers van een bijeenkomst van de (verboden terroristische organisatie) PKK heeft aangehouden. Eén van deze aangehouden verdachten was Ömer Güney. In verband met het ontbreken van ernstige bezwaren ter zake enig misdrijf werd hij enkele dagen later in vrijheid gesteld.

Vraag 5

Heeft Turkije Nederland geïnformeerd over de aanwezigheid van een Turkse infiltrant bij een Koerdische bijeenkomst in de eerste week van december 2012 en/of wist Nederland via andere kanalen van de aanwezigheid van deze geheim agent?

Antwoord 5

Het OM heeft laten weten dat er binnen het opsporingsonderzoek geen informatie voorhanden was over de mogelijke aanwezigheid van een infiltrant.

Vraag 6

In bij de informatieuitwisseling in het kader van de samenwerking tussen Nederland en Turkije in de strijd tegen terrorisme mogelijk onbedoeld informatie beschikbaar gesteld die later is misbruikt tegen Koerdische activisten?

Antwoord 6

Turkije is één van de vele landen waarmee wordt samengewerkt in de strijd tegen terrorisme. Hoe landen de door hen, in het kader van die samenwerking, verkregen informatie gebruiken is door Nederland niet te beantwoorden.

Vraag 7

Wat kunt u doen om te voorkomen dat informatie in verkeerde handen valt dan wel wordt misbruikt om afrekeningen op te kunnen zetten?

Antwoord 7

In het algemeen is goede informatiebeveiliging noodzakelijk. Daarnaast speelt het toepassen van het zogenaamde «need-to-know principe» ook een rol. Iemand heeft dan alleen toegang tot informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn of haar functie. Tot slot ben je afhankelijk van je samenwerkingspartner en andere partijen die onderdeel uitmaken van de betreffende zaak.

Vraag 8

Heeft de aanslag in Parijs en de eerdere aanwezigheid in Nederland van de hoofdverdachte van die aanslag geleid tot terughoudendheid in de samenwerking met Turkije?

Antwoord 8

De samenwerking met Turkije is door dit specifieke incident niet gewijzigd.

Vraag 9

Wat doet Nederland, gelet op nieuwe moordcomplotten waarover Duitse media hebben bericht, om afrekeningen op Nederlands en Europees grondgebied te voorkomen?2

Antwoord 9

Indien er een concreet vermoeden bestaat dat dergelijke ernstige strafbare feiten worden beraamd, voorbereid of gepleegd in Nederland, door Nederlanders of jegens Nederlandse staatsburgers, zal door politie en het OM strafrechtelijk onderzoek worden gedaan.

Naar boven