Vragen van het lid RemcoBosma (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken
over het dreigende vertrek van onderzoeksafdelingen van veredelingsbedrijven door
het uitblijven van support (ingezonden 8 maart 2017).
Mededeling van Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) (ontvangen 27 maart 2017).
Vraag 1
Kent u het artikel waarin HZPC stelt dat ze haar onderzoeksafdeling overweegt weg
te halen uit Nederland?1
Vraag 2
Deelt u de zorgen dat bij het vertrek van deze afdelingen, Nederland een enorme aderlating
zal ondergaan en daarmee feitelijk het topsectorenbeleid voor deze sector wordt beëindigd?
Kunt u aangeven hoe groot het belang van de topsector tuinbouw en uitgangsmaterialen
is voor Nederland, een sector die wereldwijd 40% van de zaadproductie ter hand neemt?
Vraag 3
In hoeverre komen de zorgen bij u afdoende binnen op basis van de eerdere vragen?2
3 Leidt dit tot een proactieve houding van uw zijde? Zo ja, waaruit blijkt dit?
Vraag 4
Vindt u uw antwoorden op de eerdere vragen over het uitblijven van steun voor nieuwe
veredelingstechnieken, in het bijzonder de antwoorden op vraag 3, getuigen van een
proactieve houding?4 Indien u niet beschikt over een proactieve houding, hoe denkt u dan deze bedrijfstak
voor Nederland op termijn te kunnen behouden?
Vraag 5
In hoeverre houdt u de ontwikkelingen binnen deze branche adequaat in de gaten zodat
een exodus van deze bedrijfstak naar het buitenland met een meer bijdetijdse wetgeving
tijdig is waar te nemen, waardoor het excuus «dat hebben we niet zien aankomen» niet
valide is?
Vraag 6
Deelt u de zorgen dat als een bedrijf vertrekt, meerdere snel zullen volgen, te meer
veel van deze bedrijven buitenlandse vestigingen hebben en daardoor een vertrek organisatorisch
ook snel kunnen regelen? Welke impact heeft dit op de werkgelegenheid binnen deze
sector op de korte termijn? En op de lange termijn? Hoe werkt een eventueel vertrek
van deze sector door op de positie van de Wageningen Universiteit en Research centrum?
Vraag 7
Hoe kijkt u aan tegen de afbakening van wat wel als Genetische Gemodificeerde Organisme
(GMO) wordt aangeduid zoals dat wordt voorgesteld door de heer Backx van HPZC («als
er geen vreemd DNA in de plant komt, is er geen sprake van GMO»)? Deelt u de opvatting
dat dit een goede en werkbare benadering is waarmee de meest urgente belemmeringen
in de wetgeving kunnen worden opgeheven?
Vraag 8
Kunt u aangeven welk risico nieuwe veredelingstechnieken hebben voor mens, dier en
omgeving als er op productniveau geen onderscheid is waar te nemen?
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat als er vastgehouden wordt aan uw huidige benadering om eerst
duidelijkheid te krijgen van de Europese Commissie, dit vooral de Nederlandse belangen
schaadt? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Deelt u de opvatting dat Nederland in navolging van andere EU-lidstaten ook kan kiezen
om nieuwe veredelingstechnieken te benaderen, zoals de heer Backx van HPZC voorstelt,
en daarmee Nederland zijn wereldwijde koploperspositie kan blijven behouden?
Vraag 11
Kunt u al aangeven hoe u omgaat met de motie-Lodders (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 127) van 22 december 2016?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat de veredelingstechniek Crispr-Cas al binnen Europa wordt toegepast
om nieuwe medicijnen te maken, zoals het artikel meldt?5 Waarom bent u dan zo terughoudend om deze techniek ruim baan te geven voor het veredelen
van planten, waarmee juist tegemoet gekomen kan worden aan de toenemende vraag naar
voedsel?
Vraag 13
Welke activiteiten zijn door u de al ondernomen op basis van de motie-Remco Bosma/Van
der Velde (Kamerstuk 27 428, nr. 340) over het opstarten van een maatschappelijk debat om de huidige ontwikkelingen in
de biotechnologie beter bij het publiek bekend te maken?
Mededeling
Op 8 maart jl. heeft het lid Bosma (VVD) vragen gesteld over het verdwijnen van onderzoeksafdelingen
van veredelingsbedrijven door het uitblijven van support (kenmerk 2017Z03560). Vanwege voor de beantwoording benodigde interdepartementale afstemming kunnen deze
vragen niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken worden beantwoord. Ik streef
ernaar de vragen uiterlijk 19 april a.s. te beantwoorden.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 641
X Noot
3Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1092
X Noot
4Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 641