Vragen van de leden Voortman en Van Tongeren (beiden GroenLinks) aan de Minister en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de registratie van geweld tegen vluchtelingen (ingezonden 27 januari 2017).

Antwoord van Minister Blok (Veiligheid en Justitie), mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen 20 maart 2017). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1292.

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «politie gaat racistisch geweld bijhouden»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Klopt het dat er momenteel geen cijfers bekend zijn waaruit de omvang van geweld en intimidatie tegen vluchtelingen en asielzoekers kan worden opgemaakt? Zo nee, kunt u deze gegevens aan de Kamer verstrekken?

Bent u bereid de politie vanaf heden bij aangiften te laten registreren of het een aangifte van een strafbaar feit tegen een vluchteling of asielzoeker betreft? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3

Men kan aangifte doen bij de politie van discriminatie. Daarnaast kan discriminatie een rol spelen bij andere delicten, zoals mishandeling of vernieling. Bij een dergelijk «commune delict» kan de officier van justitie een strafverzwaring eisen vanwege een discriminatoir aspect. Politieagenten dienen alle aangiften en meldingen van discriminatie en van incidenten waarin mogelijk een discriminatoir aspect aanwezig is, te registreren. Kortom: de politie registreert of het delict discriminatoir is. Dit geeft een meer betrouwbaard beeld van discriminatie dan een registratie in de aangifte van de herkomst van de aangever.

Op 29 september 2016 heeft uw Kamer het rapport «Discriminatiecijfers 2015» ontvangen2. Hierin zijn rapportages van politie, maar ook (gemeentelijke) antidiscriminatievoorzieningen, het College voor de Rechten van de mens en de meldpunten voor discriminatie op internet, samengevoegd om een zo compleet mogelijk beeld te geven van de omvang en aard van discriminatie in Nederland. Naast discriminatie op grond van herkomst, wordt ook gerapporteerd over bijvoorbeeld discriminatie op grond van geslacht, godsdienst of seksuele gerichtheid. Ook wordt ingegaan op de verschijningsvormen zoals belediging, vernieling en mishandeling. In 2017 zal uw Kamer een vergelijkbaar rapport ontvangen met de cijfers over 2016.

Vraag 4

Deelt u de mening dat geweld tegen vluchtelingen niet kan worden getypeerd als kwajongensstreken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Geweld tegen wie dan ook valt niet te accepteren.

Vraag 5

Welke maatregelen neemt u om de aangiftebereidheid bij statushouders en asielzoekers te vergroten, bijvoorbeeld door actieve voorlichting over de aangiftemogelijkheden?

Antwoord 5

Samen met de politie blijf ik mij inzetten om de aangifte- en meldingsbereidheid van slachtoffers te stimuleren. Zoals toegelicht per brief van 15 september 20163 richt ik mij op het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid per type delict. Voor mijn beleid op dit punt verwijs ik u naar deze brief.

Vraag 6

Wat is uw reactie op de conclusie van politicoloog Rob Witte in dat artikel dat de Nederlandse overheid racistisch geweld structureel te weinig serieus neemt?

Antwoord 6

In het artikel wordt betoogd dat de omvang van racistisch geweld niet voldoende wordt erkend, omdat de registratie hiervan niet op orde is. Gelet op mijn antwoord op vragen 2 en 3 deel ik die conclusie niet.

Naar boven