Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over financiering van de ambtsopleidingen per 1 januari 2017 (ingezonden 15 december 2016).

Antwoord van Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 25 januari 2017)

Vraag 1

Klopt de conclusie dat u voornemens bent per 1 januari 2017 structureel een bedrag toe te voegen aan de vaste voet in de bekostiging van de VU1 om hiermee opleidingen tot islamitisch geestelijk leider te faciliteren?

Antwoord 1

Op 16 december 2016 heb ik uw Kamer een brief gestuurd over de financiering van de ambtsopleidingen (Kamerstukken II, 2016/17, 31 288, nr. 566). Daarin geef ik aan dat ik besloten heb om de manier van financiering van de ambtsopleiding van elf religieuze denominaties te wijzigen. Dat betreft niet alleen een islamitische ambtsopleiding, maar ook die van het bijvoorbeeld Nederlands-Israëlitisch Seminarium, de Remonstrantse Broederschap en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit. De financiering verloopt voortaan via de Vrije Universiteit.

Vraag 2

Bent U ervan op de hoogte dat de Vrije Universiteit Amsterdam dit geld van plan is door te geven aan religieuze organisaties die zelf aangeven niet statutair bevoegd te zijn voor de activiteiten waarvoor zij van de VU geld gaan krijgen, waarbij zij ook aangeven bij eerdere subsidies weinig tot geen verantwoording te hebben afgelegd en dat een en ander nog ter onderzoek ligt?

Antwoord 2

De kaders over de besteding van het aan de lumpsum van de VU toegevoegde bedrag staan vermeld in mijn voornoemde brief.

Vraag 3

Klopt het dat er in het kader van de autonomie van de ambtsopleiding nagenoeg geen verantwoording geëist wordt over de besteding van gelden, dat er nauwelijks studenten zijn en dat de evaluatie van de periode 2010–2016 zeer slecht uitpakte voor de VU?

Antwoord 3

De verantwoording van de middelen verliep via de jaarverslagen van de universiteiten waaraan de ambtsopleidingen verbonden waren. Vanaf dit jaar verloopt die via de jaarverslaglegging van de VU. Ik vind het belangrijk dat er ambtsopleidingen bestaan en mijn beeld is dat er wel degelijk belangstelling is voor deze opleidingen. Er is mij geen evaluatie bekend van de ambtsopleidingen aan de VU over de periode 2010–2016, die een negatief beeld schetst over deze ambtsopleidingen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat het daarom onwenselijk en onverantwoord is een financieel duurzaam besluit te nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ik ben van mening dat het belangrijk is dat de overheid zoveel mogelijk duidelijkheid geeft aan instellingen en opleidingen over de toekomst van de bekostiging en daarbij waar mogelijk de administratieve lasten verlaagt. Dat heb ik gedaan met het besluit waarover ik de Kamer heb geïnformeerd. Ook heb ik aangegeven dat ik deze wijziging over vijf jaar zal evalueren.

Vraag 5

Deelt u bovendien de mening dat Nederlandse onderwijsinstellingen geen islamitische ambtsdragers zouden moeten opleiden, die een ideologie uitdragen die in alles haaks staat op Nederlandse en westerse waarden en die leidt tot segregatie en zelfs afkeer van onze manier van leven?

Antwoord 5

Ik vind het belangrijk dat er imams zijn die in Nederland zijn opgeleid die de kernwaarden van de democratische rechtsstaat kennen en kunnen uitdragen

en dat de kwaliteit van die opleiding geborgd is. Om die reden ondersteun ik de islamitische ambtsopleiding aan Nederlandse instellingen.

Vraag 6

Bent u bereid om dit financieringstraject onmiddellijk te stoppen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Zoals aangegeven in mijn brief van 16 december 2016 ben ik van mening dat we met deze afspraken tussen de VU, de ambtsopleidingen en mijzelf een belangrijke stap hebben gezet in de verduurzaming en efficiëntie van de financiering van de ambtsopleidingen.


X Noot
1

VU: Vrije Universiteit Amsterdam

Naar boven