Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Geen «tegenprestatie» in de bijstand? Dan géén vrijheid» (ingezonden 17 november 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 26 januari 2017)

Vraag 1

Bent u bekend met artikel NRC «Geen «tegenprestatie» in de bijstand? Dan géén vrijheid»?1

Antwoord 1

Ja. Ik ben bekend met het door de vragensteller aangehaalde artikel.

Vraag 2 en 7

Bent u het ermee eens dat de uitvoering – het daadwerkelijk opleggen – van de tegenprestatie een bevoegdheid is van gemeenten?

Klopt het dat gemeenten het bevoegde orgaan zijn om de kaders in de verordening tegenprestatie vast te stellen en dat die bevoegdheid in lijn is met de decentralisatie die met de Participatiewet beoogd was? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2 en 7

De gemeente moet het aan bijstandsgerechtigden opdragen van een significante tegenprestatie regelen bij verordening. De gemeente ontwikkelt daartoe beleid betreffende de inhoud, omvang en duur van de tegenprestatie. Voor het ontwikkelen van uitvoeringsbeleid biedt dit onderdeel van de wet ruimte voor beleidsvrijheid. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid voor het invullen van individueel maatwerk. Het beleid dient vanzelfsprekend te passen binnen de bepalingen van de Participatiewet. De gemeenteraad heeft een controlerende taak op de uitvoering van het in verordeningen vastgelegde beleid.

Vraag 3

Klopt het dat de experimenten met de Participatiewet zien op een vergelijking van verschillende wijzen van uitvoering van de Participatiewet?

Antwoord 3

Ja, experimenten in het kader van de Participatiewet (Pw) bieden gemeenten de mogelijkheid om te onderzoeken hoe de Pw met betrekking tot arbeidsinschakeling doeltreffender uitgevoerd kan worden. Doel van de experimenten met de Pw is wetenschappelijke kennisontwikkeling omtrent de werking van de wet. Daarbij is het wetenschappelijk belangrijk dat gemeenten die gaan experimenteren alle verplichtingen uit de Pw, namelijk conform de wet, uitvoeren.

Zo wil ik borgen dat de experimenten valide resultaten opleveren over de vergelijking van de werking van de huidige Pw ten opzichte van de aanpak in de experimentele groepen zoals beschreven in het (ontwerp van het) Tijdelijk besluit experimenten Participatiewet.

Vraag 4, 5 en 6

Bent u het ermee eens dat de precieze tekst in een verordening daar niet op van invloed is?

Bent u het ermee eens dat om die reden de experimenten ook zonder aanpassing van de verordening (wetenschappelijke) relevantie hebben?

Bent u het ermee eens dat de koppeling tussen de precieze tekst van de verordening met de vraag of een gemeente een experiment mag uitvoeren, daarmee oneigenlijk is?

Antwoord 4, 5 en 6

Op dit moment ben ik bezig met het ontwerpen van een ministeriële regeling om de selectiecriteria voor gemeenten die mogen experimenteren nader vorm te geven. Van gemeenten die een verzoek indienen om te mogen experimenten, wil ik in ieder geval verzekerd zijn dat alle verplichte voorgeschreven verordeningen in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van de Participatiewet. Zolang aan die eis voldaan is, is de precieze tekst van een verordening van ondergeschikt belang.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Voortman (GroenLinks), ingezonden 17 november 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1019).


X Noot
1

Nrc.nl, 14 november 2016

Naar boven