Vragen van het lid Van Meenen (D66) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over onvoldoende budget voor scholen in achterstandswijken om goed onderwijs te kunnen bieden (ingezonden 13 juli 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Dekker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 september 2015).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Scholen in achterstandswijken schieten tekort»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van schooldirecteuren dat de aanvullende middelen voor achterstandsleerlingen niet voldoende zijn om goed onderwijs te kunnen bieden in deze wijken?

Antwoord 2

Nee, die mening deel ik niet. Voor het Leerplusarrangement voortgezet onderwijs wordt dit jaar ruim € 48 miljoen ingezet. Deze middelen worden verdeeld over ruim 250 vestigingen die € 750 ontvangen per leerling woonachtig in een armoedeprobleemcumulatie-gebied. Scholen ontvangen deze middelen bovenop de reguliere bekostiging die toereikend is om het reguliere programma te realiseren. De drie scholen die in het betreffende artikel worden genoemd ontvangen aanvullende bekostiging uiteenlopend van bijna € 400.000 tot bijna € 600.000 per jaar. Daarmee hebben zij, afhankelijk van hun eigen keuzes, bijvoorbeeld de ruimte om extra docenten in te zetten of extra zorg te organiseren.

Vraag 3

Klopt het dat het totale budget waarover scholen in achterstandswijken beschikken is afgenomen en waardoor is dit veroorzaakt?

Antwoord 3

Het totaal beschikbare budget in het VO is in 2012 met € 10 miljoen gedaald, als gevolg van de toenmalige subsidietaakstelling. De jaren erna is het totaalbudget stabiel gebleven. Het bedrag per leerling is sinds 2012 € 750 per jaar.

Vraag 4

Kunt u een overzicht geven van het aantal leerlingen in het primair- en voortgezet onderwijs dat voldoet aan de huidige criteria voor achterstandsmiddelen (opleidingsniveau ouders), uitgesplitst voor de jaren 2009 tot en met 2014?

Antwoord 4

Voor het primair onderwijs is het aantal leerlingen dat voldoet aan de huidige criteria voor achterstandsmiddelen gepresenteerd in onderstaande tabel.

Jaar

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Aantal gewichtenleerlingen

203.000

196.000

187.000

174.000

160.000

147.000

Bron: Rijksbegroting 2015 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In het voortgezet onderwijs worden achterstandsmiddelen niet verdeeld op basis van het opleidingsniveau van de ouders, maar is het criterium of leerlingen wonen in een armoedeprobleemcumulatie-gebied. VO-scholen met relatief veel leerlingen uit deze wijken ontvangen extra middelen. De tabel hieronder geeft het aantal leerlingen weer dat in 2010, 2012 en 2014 voldeed aan de criteria. Dit zijn de aantallen die steeds in de twee jaren erna de grondslag vormen voor deze extra bekostiging.

Jaar

2010

2012

2014

Aantal lpa-leerlingen

65.000

62.000

65.000

Bron: DUO

Vraag 5

Kunt u een overzicht geven van de prognoses van het aantal leerlingen dat voldoet aan de huidige criteria voor achterstandsmiddelen (opleidingsniveau ouders) voor de komende tien jaar?

Antwoord 5

De prognose tot 2020 van het aantal leerlingen dat voldoet aan de huidige criteria voor achterstandsmiddelen in het primair onderwijs wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Jaar

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal gewichtenleerlingen

142.000

137.000

134.000

131.000

128.000

Bron: Rijksbegroting 2015 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Voor de jaren na 2019 kan geen betrouwbare prognose worden gegeven.

Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven is voor de toedeling van de middelen voor het VO het opleidingsniveau van de ouders geen criterium.

Vraag 6

Kunt u een overzicht geven van het aantal kinderen uit Midden- en Oost-Europese landen en asielkinderen van hoog opgeleide ouders, dat buiten de criteria van de verdeling van achterstandsmiddelen valt, uitgesplitst voor de jaren 2009 tot en met 2014, en een prognose voor de komende tien jaar?

Antwoord 6

Nee, OCW beschikt niet over deze gegevens.

Vraag 7

Wanneer komt het voorstel om de achterstandsmiddelen beter af te stemmen op de reële achterstanden, zijnde de achterstand van een leerling zelf en niet die van de ouders?

Antwoord 7

Al verschillende malen is gekeken naar de grondslag voor de verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen. Het toekennen van achterstandsmiddelen op basis van de reële achterstanden van leerlingen zou betekenen dat alle leerlingen (regelmatig en op een gestandaardiseerde wijze) hierop getoetst moeten worden en dat scholen deze gegevens vervolgens verstrekken aan OCW. Dit zou een forse inspanning en administratieve last bij scholen leggen. Daarnaast heeft uw Kamer eerder geconstateerd dat kleuters vanwege hun grillige ontwikkeling moeilijk betrouwbaar te toetsen zijn (Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 27). Bovendien wordt met het toetsen gekeken naar de al opgelopen achterstand in plaats van in te zetten op preventie ervan. Ik kies er daarom niet voor een dergelijk voorstel aan uw Kamer voor te leggen.

Vraag 8

Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat er voldoende budget is om goed onderwijs te kunnen bieden in achterstandswijken?

Antwoord 8

Ik ben van mening dat er voldoende middelen beschikbaar zijn, zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 9

Kunt u aangeven hoeveel extra budget nodig is voor de maatregelen die aangekondigd in uw brief van 26 juni 20152 om het taalniveau van leidsters te verhogen, het inzetten van hbo’ers in vroeg- en voorschoolse educatie en het vergroten van het bereik?

Antwoord 9

Sinds 2011 wordt er al gewerkt aan de inzet van hbo’ers en het verhogen van het taalniveau in de G37. Voor de G86 geldt dat er tussen 2013 en 2016 extra middelen zijn voor het verhogen van het taalniveau van pedagogisch medewerksters. Deze middelen worden beschikbaar gesteld via de specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goab). Ik wil bevorderen dat de vve-middelen waar mogelijk worden ingezet voor meer hbo’ers. Zoals ik in mijn voornoemde brief heb aangegeven, zal ik bezien in hoeverre ik deze ontwikkeling verder kan stimuleren en of de inzet van hbo’ers op termijn als eis in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie kan worden opgenomen. Ik zal met de Tweede Kamer in gesprek treden over de verdeling van de middelen en de daarmee samenhangende aanpassingen van de bekostigingssystematiek vanaf 2017. De uitkomsten van dit debat zullen relevant zijn voor de verhoging van het taalniveau en de inzet van hbo’ers.

In mijn brief heb ik het vergroten van het bereik niet als maatregel aangekondigd. Wel wil ik het inzicht in het bereik van de doelgroepkinderen vergroten. Het is van belang dat gemeenten het bereik beter inzichtelijk maken en monitoren, zodat ze weten of de juiste kinderen vve krijgen.

Toelichting

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Beertema (PVV), ingezonden 13 juli 2015 (vraagnummer 2015Z14010)


X Noot
1

Volkskrant, 9 juli 2015

X Noot
2

Brief inzake evaluatie Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Wet OKE) en specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (Kamerstuk 34 242, nr. 1)

Naar boven