Vragen van het lid Oskam (CDA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over politievrijwilligers (ingezonden 27 oktober 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 24 november 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 629.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het rapport «Politievrijwilligers (on)gewenst...»? van de Stichting Maatschappij en Veiligheid?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusie van het rapport, dat beleidsmatige en organisatorische strubbelingen binnen de nationale politie dermate groot zijn, dat zij een negatief effect hebben op de werving en het behoud van politievrijwilligers? Zo ja, welke maatregelen neemt u om dit effect tegen te gaan?

Antwoord 2

De reorganisatie van de nationale politie vraagt veel van de organisatie. Zoals ik in de herijking van het realisatieplan heb aangegeven, wordt de verhoging van de instroom van vrijwilligers na 2017 gerealiseerd. De doelstelling om voor het eind van 2016 te komen tot 5.000 politievrijwilligers is daarmee losgelaten. Ten aanzien van het behoud van de politievrijwilligers heb ik uw Kamer gemeld dat in 2016 en 2017 de aandacht zal uitgaan naar de zittende vrijwilligers. Dit betekent dat eerst de cao-afspraken 2012–2014 worden geïmplementeerd, waarbij onder andere wordt ingezet op een landelijk uniform vrijwilligersbeleid en een uniforme rechtspositieregeling voor politievrijwilligers.

Vraag 3

Geeft u gehoor aan de oproep van de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV) om de aanbevelingen van het rapport over te nemen? Zo nee, waarom niet?2

Antwoord 3

In het rapport van de Stichting Maatschappij en Veiligheid (SMV) wordt een aantal concrete aanbevelingen genoemd. In overeenstemming met de aanbevelingen heeft de standaardisatie van een landelijk vrijwilligersbeleid prioriteit. De overige aanbevelingen uit het rapport worden betrokken bij de uniformering van het vrijwilligersmanagement en het versterken van de rechtspositie.

Vraag 4

Hoe kijkt u aan tegen de suggestie van de LOPV om een politievrijwilliger te benoemen in de top van de politie en meer vrijwilligers dichter bij de leiding te positioneren?3 Deelt u de mening dat dit voor zowel de politievrijwilligers als de politieorganisatie voordelen kan hebben?

Antwoord 4

Aandacht voor de integratie van politievrijwilligers in de organisatie is belangrijk, alsmede dat politievrijwilligers voldoende gehoord worden binnen de eenheid waar zij werken. Daarnaast is het van belang dat men binnen de politieorganisatie weet wat onder de vrijwilligers leeft. In het kader van het behoud van vrijwilligers wordt bij het uniformeren van het vrijwilligersmanagement daarom gekeken naar mogelijkheden voor inspraak. Vooralsnog zijn er echter geen plannen om een politievrijwilliger te benoemen in de top van de politieorganisatie.

Vraag 5

Bent u bereid om, indien u vasthoudt aan de in de Herijkingsnota aangekondigde verlaging van het tempo van werving van nieuwe politievrijwilligers ten behoeve van een inhaalslag in het vrijwilligersmanagement4, de ontwikkeling van de tevredenheid van zittende politievrijwilligers toe te voegen als prestatie-indicator, om de Kamer in staat te stellen de voortgang van dit dossier te monitoren?

Antwoord 5

Conform de Herijkingsnota gaat de aandacht op dit moment in de eerste plaats uit naar de zittende vrijwilligers en wordt de verhoging van de instroom van nieuwe vrijwilligers later gerealiseerd. De tevredenheid van de zittende vrijwilligers acht ik belangrijk. Ik ben dan ook blij dat uit het rapport van de SMV blijkt dat de vrijwilligers «een dikke acht geven» voor het werk. Gezien de herijking van het realisatieplan van de nationale politie vind ik het op dit moment echter niet wenselijk nieuwe prestatie-indicatoren toe te voegen.

In de cao-afspraken 2012–2014 zijn ten aanzien van de vrijwilligers landelijke doelstellingen geformuleerd. In een werkgroep van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) worden deze afspraken gezamenlijk verder uitgewerkt en wordt de voortgang besproken met vertegenwoordigers van de bonden en de LOPV. Om uw Kamer in de gelegenheid te stellen de voortgang van dit dossier te monitoren, blijf ik hierover in het jaarverslag rapporteren.

Vraag 6

Hoe hebben de instroom en de uitstroom van politievrijwilligers zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld, in absolute aantallen?

Antwoord 6

Bij de politievrijwilligers wordt het onderscheid gemaakt tussen de executieve en de niet-executieve vrijwilligers. Over de afgelopen tien jaar zijn alleen gegevens beschikbaar over de in- en uitstroom van de executieve vrijwilligers. In de onderstaande tabel en grafiek worden deze weergegeven.

Vraag 7

Hoeveel politievrijwilligers zijn de afgelopen tien jaar doorgestroomd naar een vaste en betaalde baan bij de nationale politie?

Antwoord 7

In de periode 2005 tot en met 2014 zijn 224 executieve vrijwilligers doorgestroomd naar een vaste betaalde baan bij de nationale politie. Van de niet-executieve vrijwilligers zijn hierover geen cijfers bekend.

Vraag 8

Welk budget is er in 2016 beschikbaar voor werving, training en opleiding van politievrijwilligers?

Antwoord 8

Er is geen specifiek budget voor de werving, training en opleiding van politievrijwilligers. De bekostiging hiervan voor de executieve vrijwilligers wordt gedaan vanuit het sterktebudget van de Politieacademie.

Vraag 9

Erkent de korpsleiding van de nationale politie nut en noodzaak van politievrijwilligers? Zo ja, welke visie ligt daaraan ten grondslag, waar is die vastgelegd en waaruit blijkt die in beleid en organisatorische randvoorwaarden?

Antwoord 9

In het Inrichtings- en Beheerplan wordt de inzet van vrijwilligers essentieel genoemd voor een succesvolle taakuitvoering. De politie wil haar vrijwilligers evenzo serieus nemen als de medewerkers binnen de politieorganisatie en daarom rekening houden met het takenpakket, de opleidings- en doorgroeimogelijkheden. Het uitgangspunt van de korpsleiding is dat politievrijwilligers bevoegd, bekwaam en toegerust zijn voor de taken waarvoor zij worden ingezet. Zij zijn gelijkwaardig aan beroepscollega’s, zowel waar het de erkenning en de waardering voor het werk van de politievrijwilligers betreft als in de collegiale contacten en cultuur die hiermee samenhangen. De korpsleiding rondt in december de visie op de vrijwilligers binnen de nationale politie af, waarna deze wordt afgestemd met de betrokken partijen en ter besluitvorming wordt voorgelegd in het CGOP.

Vraag 10

Is het waar dat de financiële vergoeding voor politievrijwilligers verschilt? Zo ja, acht u dat wenselijk? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?

Antwoord 10

Het is waar dat de financiële vergoeding voor politievrijwilligers verschilt. Bij de vergoedingen wordt onderscheid gemaakt tussen de executieve en niet-executieve vrijwilligers. Daarnaast zijn er verschillen in vergoedingen, doordat vanuit de oude korpsstructuur sprake is van divers beleid. Het komen tot een landelijk uniform beleid voor politievrijwilligers met eenduidige afspraken ten aanzien van de vergoedingen, heeft dan ook prioriteit.

Vraag 11

Is het waar dat politievrijwilligers die een bijstands-, WW- of andersoortige uitkering ontvangen, nog steeds in de problemen kunnen komen wanneer zij als politievrijwilliger aan de slag gaan? Is het tevens waar dat, als ze al aan de slag kunnen bij de politie, de verstrekking van bijvoorbeeld een sportbeha tot problemen kan leiden? Wat zijn u en uw ambtsgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van plan om dit probleem op te lossen?

Antwoord 11

Ten aanzien van de regelgeving rondom uitkeringen voor politievrijwilligers, verwijs ik u naar de beantwoording van mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op de Kamervragen van de leden Tanamal en Kerstens.5 Hierin wordt toegelicht welke regels gelden voor uitkeringsgerechtigden die politievrijwilligerswerk verrichten.

Zowel dienst- als uniformkleding wordt kosteloos verstrekt dan wel vergoed (art. 15 Besluit Rechtspositie Vrijwillige Politie). Voor vrouwelijke executieve vrijwilligers behoort de sportbeha tot de dienstkleding. Als gevolg van verschil in de wijze waarop deze vergoeding wordt verstrekt binnen de politie-eenheden, kan dit in een enkel geval tot onduidelijkheid leiden bij het verstrekken van de uitkering. Binnen de politieorganisatie wordt op dit moment gewerkt aan het uniformeren van de rechtspositieregeling, waarin ook het vergoedingenstelsel is opgenomen. Hiertoe zal ik overleg treden met mijn ambtgenoot van SZW, het UWV, de Belastingdienst en zo nodig de VNG.

Vraag 12

Wat is de actuele stand van zaken van het overleg met de vakbonden en de LOPV? Is de laatste hand reeds gelegd aan de door u aangekondigde visie? Wanneer verwacht u het uniforme vrijwilligersbeleid te effectueren?

Antwoord 12

Samen met de nationale politie heb ik onlangs een constructief gesprek gehad met de LOPV over de voortgang. Zoals eerder gesteld, komt de politie nog dit jaar met de visie op de politievrijwilligers die vervolgens wordt besproken in de CGOP werkgroep, waarin de bonden vertegenwoordigd zijn. Ook de verdere uitwerking hiervan zal plaatsvinden met betrokkenheid van deze werkgroep.

Vraag 13

Wilt u deze vragen beantwoorden vóór de plenaire behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie?

Antwoord 13

Ja.


X Noot
4

Plenair debat over de reorganisatie bij de nationale politie, 2015D33354, 10 september 2015.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3350

Naar boven