Vragen van de leden MartinBosma en De Graaf (beiden PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de weigerburgemeester van Weert (ingezonden 20 mei 2016).

Antwoord van Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 17 juni 2016).

Vraag 1

Klopt het dat u, zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in het mondelinge vragenuur van 17 mei jl. verklaarde, de commissaris van de Koning om een feitenrelaas inzake de weigerburgemeester van Weert hebt gevraagd?

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Wanneer is dit relaas klaar?

Antwoord 2

Op 26 mei jl. heb ik van de commissaris van de Koning van Limburg een feitenrelaas ontvangen. Op basis daarvan ben ik op 2 juni jl. met de burgemeester in gesprek gegaan. Ook de Staatssecretaris van VenJ en de commissaris van de Koning van Limburg waren daarbij aanwezig.

Vraag 3 en 4

Bent u bereid dit relaas te delen met de Kamer?

Zo nee, op welke manier brengt u de Kamer dan wel op de hoogte van deze schokkende zaak?

Antwoord 3 en 4

Op 16 juni 2016 heb ik uw Kamer, op basis van het feitenrelaas van de commissaris van de Koning en het gesprek met de burgemeester, schriftelijk1 geïnformeerd over de gang van zaken in Weert. Als bijlage bij deze brief heb ik een overzicht van de feiten opgenomen.

Vraag 5 en 6

Neemt u het gegeven dat een burgemeester zich mogelijk niets aantrekt van de wet serieus?

Bent u bereid, indien de burgemeester de wet aan zijn laars heeft gelapt, maatregelen tegen hem te nemen?

Antwoord 5 en 6

Burgemeesters dienen zich bij de uitoefening van hun functie aan de wet te houden. Bij overtreding van de wet worden gepaste maatregelen genomen. In de onderhavige casus is niet gebleken van overtreding van de wet door de burgemeester. Voor informatie over de gang van zaken in Weert verwijs ik naar de in mijn antwoord op de vragen 3 en 4 genoemde brief aan uw Kamer.


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2195

Naar boven