Vragen van de leden Swinkels en Bergkamp (beiden D66) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat het Openbaar Ministerie in Brabant heeft besloten om de ZSM-afdoening op te rekken naar zwaardere strafbare feiten en drugscriminelen niet langer voor de rechter te brengen (ingezonden 29 april 2016).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 15 juni 2016)

Vraag 1

Klopt het bericht dat de politie en het openbaar ministerie in Brabant de ZSM-afdoening oprekken van lichte vergrijpen naar zwaardere delicten en er daarbij voor kiezen om drugscriminelen niet langer voor de rechter te brengen? Zo ja, hoe verhoudt dit besluit zich tot het doel van ZSM-afdoening, namelijk om alleen lichte vergrijpen buiten de rechter om af te doen?1 2

Antwoord 1

Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 en 6 van de leden Recourt en Volp (2016Z08829). In aanvulling daarop merk ik op dat een afdoening via de ZSM-werkwijze ook kan betekenen dat aan de verdachte een dagvaarding wordt uitgereikt om te verschijnen voor de rechter.

Vraag 2

Is het besluit van Justitie in Brabant aan u voorgelegd? Zo ja, heeft u ingestemd met het besluit om zwaardere zaken onder ZSM-afdoening te brengen en drugscriminelen en georganiseerde criminaliteit niet langer voor de rechter te brengen? Zo nee, waarom is het besluit niet aan u voorgelegd?

Antwoord 2

Nee. Het is aan het OM om per individueel geval, gelet op alle feiten en omstandigheden, te bepalen op welke wijze een zaak wordt afgehandeld. Het OM is immers onafhankelijk.

Vraag 3

Is over het besluit tot oprekken van de ZSM-afdoening, waardoor meer zaken buiten de rechter om zullen worden afgedaan, overleg geweest met de Raad voor de Rechtspraak? Zo ja wat is de reactie van de Raad voor de Rechtspraak hierop?

Antwoord 3

Er is geen sprake van oprekken van de ZSM-werkwijze.

Vraag 4

In hoeverre beschouwt u het als wenselijk dat het openbaar ministerie met dit besluit voortaan niet langer door rechercheert op een drugsdelict en op criminele samenwerkingsverbanden, maar al in een veel eerder stadium tot een overeenstemming komt met de crimineel en de zaak zelf buiten de rechter om afdoet?

Antwoord 4

Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 9, 10 en 12 van de leden Recourt en Volp (2016Z08829).

Vraag 5

Hoe past naar uw opvatting het oprekken van de reikwijdte van de ZSM-afdoening bij de kritische evaluatie van de OM-afdoening door de Procureur-generaal bij de Hoge Raad, die tekortkomingen in de uitvoering door het openbaar ministerie constateert en vaststelt dat de wettelijke voorschriften niet naar behoren worden gehandhaafd of uitgevoerd?

Antwoord 5

Naar aanleiding van het rapport «Beschikt en Gewogen» van de procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft het College van procureurs-generaal verbetermaatregelen genomen. De procureur-generaal is een vervolgonderzoek gestart naar de wijze waarop het OM gevolg heeft gegeven aan de aanbevelingen in voornoemd rapport. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.

Vraag 6

Vindt u het argument dat de strafrechtketen in Brabant dichtslibt door toenemende criminaliteit een reden om meer zaken buiten de rechter om af te doen?

Antwoord 6

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 6 van de leden Recourt en Volp (2016Z08829).

Vraag 7

Ziet u een verband tussen het Nederlandse gedoogbeleid, waarin het telen van hennep illegaal is, en het dichtslibben van de strafrechtketen in Brabant?

Antwoord 7

Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 7 van de leden Recourt en Volp (2016Z08829).

Vraag 8

In hoeverre heeft het dichtslibben van de strafrechtketen in Brabant, als gevolg van toenemende criminaliteit, te maken met het aantal zaken rondom henneptelers? Hoeveel zaken in Brabant betreft illegale hennepteelt en hoeveel van deze zaken denken politie en Openbaar ministerie met een ZSM-afdoening te kunnen afdoen?

Antwoord 8

Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 2 en 6 van de leden Recourt en Volp (2016Z08829). De officier van justitie bepaalt per individuele zaak op welke wijze de zaak wordt afgehandeld. Er valt dan ook geen overzicht te geven van het aantal zaken dat voor een ZSM-werkwijze in aanmerking komt.

Vraag 9

In hoeverre is sprake van efficiencywinst als een verdachte niet met een strafbeschikking van de officier akkoord gaat en alsnog naar de rechter stapt?

Antwoord 9

Ik kan hier geen algemene uitspraak over doen; het OM maakt aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval een keuze voor de meest geschikte, passende afdoening. Het staat een verdachte altijd vrij om tegen een strafbeschikking in verzet te gaan.

Vraag 10

In hoeverre is het dichtslibben van de strafrechtketen vooral te wijten aan en op te lossen door het weghalen van zaken bij de rechter?

Antwoord 10

Ik herken het beeld dat de strafrechtketen dichtslibt niet. Zoals hiervoor is vermeld (antwoord op Kamervraag 6 van de leden Recourt en Volp) zijn en worden diverse maatregelen getroffen om de prestaties van de keten te verbeteren en wordt u hierover halfjaarlijks geïnformeerd.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van leden Recourt en Volp (beiden PvdA), ingezonden 29 april 2016 (vraagnummer 2016Z08829).


X Noot
1

Volkskrant 26 april 2016, «Brabant straft drugscriminelen buiten rechter om», http://www.volkskrant.nl/binnenland/brabant-straft-drugscriminelen-buiten-rechter-om~a4289347/

X Noot
2

ZSM: Zo snel, slim, selectief, simpel en samenlevingsgericht mogelijk

Naar boven