Vragen van de leden Recourt en Volp (beiden PvdA) aan de Minister van Veiligheid en
Justitie over bestraffing van misdrijven buiten de rechter om (ingezonden 29 april
2016).
Vraag 1
Kent u het bericht «Pak criminelen hun geld af, dan tref je ze het hardst»?1
Vraag 2
Is het waar dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) in Brabant er steeds meer
voor kiezen niet alleen kleine delicten buiten de rechter om te bestraffen, maar ook
zwaardere delicten? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die delicten? Zo nee, wat
is er niet waar?
Vraag 3
Deelt u de mening van het in dat bericht genoemde hoofd van de recherche en de officier
van justitie dat «geld en waardevolle spullen ontnemen van verdachten effectiever
[is] dan een langdurig strafproces»? Zo ja, waarom en waar blijkt dat uit? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 4
Deelt u de mening dat de zo spoedig mogelijk (ZSM)-aanpak alleen bedoeld en geschikt
is voor relatief kleine strafbare feiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Deelt u de mening dat straffen zoveel mogelijk door de strafrechter in een met alle
procedurele waarborgen omkleed strafproces dienen te worden opgelegd en dat het OM
daar niet in de eerste plaats de meest geschikte instantie voor is? Zo ja, waarom
en hoe verhoudt zich dat tot de mening van de genoemde officier van justitie dat hij
beter in staat is te straffen dan de strafrechter? Zo nee, waarom deelt u die mening
niet?
Vraag 6
Is het waar dat de strafrechtketen verstopt is en dat daarom het OM er voor kiest
zelf de zaken af te doen? Zo ja, wat gaat u doen teneinde deze verstopping op te lossen?
Zo nee, wat is er dan niet waar?
Vraag 7
Deelt u de mening dat het beleid ten aanzien van de achterdeur van coffeeshops bijdraagt
aan een groot aantal strafzaken met betrekking tot drugs en dat het reguleren van
de hele wietsector zou kunnen bijdragen aan een minder groot beslag op de strafrechter?
Zo ja, waarom en hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat het geen pas geeft als een officier van justitie een verdachte
een overeenkomst aanbiedt met als argument dat als de zaak voorkomt, wij verder gaan
rechercheren om het dossier voor de rechter te completeren en er een grote kans bestaat
dat wij dan veel meer ontdekken»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het juist de taak van het OM zou moeten zijn verder te rechercheren
om meer te ontdekken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Deelt u de mening dat de taskforce Brabant-Zeeland juist mede is opgericht om verder
te rechercheren en de structuren achter de georganiseerde criminaliteit bloot te leggen?
Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de ZSM aanpak waar in Brabant door de genoemde officier
van justitie blijkbaar voor wordt gekozen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Vraag 11
Acht u het mogelijk dat als criminelen van wie zonder verdere straf enkel het vermogen
wordt afgeroomd er toe kan leiden dat dergelijke criminelen in hun business plan dergelijke
transacties gaan incalculeren en zich daardoor nauwelijks laten afschrikken teneinde
opnieuw strafbare feiten te begaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Zou de grote drugsactie in Brabant2, waarbij drugslabs zijn opgerold heel veel drugs en wapens zijn gevonden en personen
zijn opgepakt, mogelijk zijn geweest als er gekozen zou zijn voor een ZSM-aanpak van
verdachte personen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 13
Bent u voornemens in uw overleg met het College van Procureurs-Generaal de in het
eerste bericht genoemde aanpak van criminelen via het OM aan de orde te stellen? Zo
ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
X Noot
1Volkskrant 25 april 2016