Vragen van het lid Groot (PvdA) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Grote Nederlandse bedrijven houden miljarden in hun zak» (ingezonden 6 april 2016).

Antwoord van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 11 mei 2016).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Grote Nederlandse bedrijven houden miljarden in hun zak»?1

Antwoord 1

Ja

Vraag 2

Deelt u de conclusie van het onderzoek dat de Nederlandse fiscus jaarlijks 1,5 miljard euro aan belastinginkomsten misloopt door belastingontwijking door grote bedrijven? Deelt u de mening dat dit een aanzienlijk bedrag is?

Antwoord 2

De conclusie van het onderzoek is naar mijn mening niet dat de Nederlandse fiscus 1,5 miljard euro aan belasting misloopt door belastingontwijking door grote bedrijven.

Het onderzoek berekent het verschil tussen de belasting die grote Nederlandse bedrijven op grond van het statutaire tarief verschuldigd zouden zijn en de belasting die zij daadwerkelijk betalen. Dat verschil bestaat volgens het onderzoek niet alleen uit belastingontwijking, maar ook uit het effect van fiscale prikkels die door overheden zijn ontwikkeld. Het onderzoek doet geen uitspraak over de omvang van die twee effecten.

Voor het gemiddelde statutaire tarief dat van toepassing zou zijn op winsten die buiten Nederland zijn behaald en belast, gaat het onderzoek uit van statutaire tarieven in 114 landen, gewogen naar de grootte van hun BBP. Daarbij lijkt geen rekening te zijn gehouden met de mate waarin Nederlandse bedrijven daadwerkelijk actief zijn in de verschillende landen.

Voor het statutaire tarief dat van toepassing zou zijn op winsten die in Nederland zijn behaald en belast, gaat het onderzoek uit van het statutaire tarief van 25% en houdt geen rekening met winsten die, bijvoorbeeld in de innovatiebox, tegen een lager tarief belast zijn.

Vraag 3 (I)

Hoe verhouden de conclusies van het onderzoek van SOMO zich tot de analyse van de ontwikkeling van de inkomsten uit vennootschapsbelasting die u op 12 februari 2015 naar de Tweede Kamer stuurde?2 In die analyse wordt gesteld dat de ontwikkeling van de vennootschapsbelastinginkomsten in lijn is met wat op grond van tarief en grondslag verwacht mocht worden; staat u nog altijd achter deze bevindingen?

Antwoord 3 (I)

In de analyse van februari 2015 is gekeken naar de ontwikkeling van de Vpb-ontvangsten over de periode 2000–2011 in vergelijking met winstontwikkeling zoals het CBS die rapporteert. Het verschil in de ontwikkeling van beide reeksen is goed verklaarbaar vanuit het verschil in de manier waarop de winst volgens het CBS wordt gemeten en de manier waarop de fiscale winst wordt bepaald, Vpb-tariefsverlagingen, diverse andere beleidsmaatregelen, het effect van de verliesverrekening op de Vpb-ontvangsten, alsmede veranderingen in het daadwerkelijke moment van ontvangsten van de Vpb. Het SOMO-onderzoek geeft mij geen aanleiding om deze bevindingen te wijzigen.

Vraag 3 (II)

Hoe verklaart u de conclusies van SOMO dat tevens opbrengsten verloren gaan aan belastingontwijkingsmogelijkheden zoals de België-route?

Antwoord 3 (II)

In hoofdstuk 5 van het rapport worden ontwijkingsstrategieën beschreven. Eén daarvan is de zogenoemde België route. Het rapport neemt terecht aan dat een Nederlands bedrijf dat eigen vermogen in Nederland aanhoudt daarover meer belasting betaalt dan een Nederlands bedrijf dat eigen vermogen stort in een Belgische dochtervennootschap die in België gebruik kan maken van de notionele interest aftrek. Zoals vaker bij dit soort vergelijkingen is het echter de vraag of daarmee opbrengsten verloren gaan die anders wel als belasting zouden zijn ontvangen. Het zou te eenvoudig zijn in dergelijke vergelijkingen volledig voorbij te gaan aan gedragseffecten.

Vraag 4

Heeft de Belastingdienst inzicht in hoeverre Nederlandse multinationals gebruik maken van vennootschappen in belastingparadijzen? In hoeverre staan dit soort vennootschappen onder verscherpt toezicht van de Belastingdienst?

Antwoord 4

Het toezicht op belastingplichtigen door de Belastingdienst vindt risicogericht plaats. Aan de hand van diverse risico-indicatoren wordt beoordeeld welke handhavingstrategie wordt toegepast. Als bepaalde problematiek zich voordoet, kan door de inspecteur voor vaktechnische ondersteuning een beroep worden gedaan op specifieke kennisgroepen en coördinatiegroepen binnen de Belastingdienst, waaronder de coördinatiegroep taxhavens en concernfinanciering. Tot de taken van de coördinatiegroep taxhavens en concernfinanciering behoren het ontwikkelen van beleid voor die gevallen waarin de grondslag van de Nederlandse vennootschapsbelasting wordt uitgehold of de dividendbelasting wordt ontgaan alsmede de coördinatie en ondersteuning van de uitvoering van het ontwikkelde beleid. Daarnaast wordt er een team opgericht binnen de Belastingdienst die de country-by-country rapporten (landenrapporten) welke zullen worden ingediend door de door multinationals die daartoe verplicht zijn gaat analyseren. In het country-by-country report staat onder andere in welke landen het bedrijf zijn winst maakt.

Vraag 5

Kunt u een reactie geven op de aanbevelingen zoals geformuleerd in hoofdstuk 6 van het onderzoek?

Antwoord 5

SOMO formuleert, kort weergegeven, drie aanbevelingen:

  • Zorg voor een eerlijk belastingbeleid voor multinationale bedrijven;

  • Onderneem actie tegen belastingconcurrentie en winstverschuiving;

  • Creëer meer financiële transparantie.

De aanbevelingen die SOMO doet zie ik als een ondersteuning van het kabinetsbeleid, waarbij Nederland zich inzet om in internationaal verband bindende afspraken te maken die er toe leiden dat winst daar belast wordt waar waarde wordt gecreëerd. In dat beleid neemt de inspanning om meer transparantie te bevorderen een belangrijke plaats in.

Naar boven