Vragen van het lid Belhaj (D66) aan de Staatssecretaris en Minister van Infrastructuur en Milieu over het herzien van de wijze waarop het Ministerie van Infrastructuur en Milieu inbreng levert in onderzoeken en het onafhankelijk onderzoek naar de aanschaf van de Search and Rescue (SAR) helikopters (ingezonden 5 april 2016).

Antwoord van Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus (Infrastructuur en Milieu) (ontvangen 20 april 2016).

Vraag 1

Kunt u bevestigen wat u eerder in een brief aan de Kamer heeft medegedeeld, namelijk dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zich in maart-april 2012 beter bewust had moeten zijn van en zich in deze periode terughoudender had moeten opstellen in het uitoefenen van invloed op het onderzoek «Analyse Nederlands statiegeldsysteem PET-flessen» van de Wageningen Universiteit (WUR) en dat de invloed van het ministerie op het onderzoek expliciet aan de Kamer had moeten worden vermeld?1

Antwoord 1

Ik verwijs u naar de door u genoemde brief van de Staatssecretaris van IenM.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat u naar aanleiding hiervan en om te voorkomen dat in de toekomst onduidelijkheid over de rol van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu kan ontstaan, afspraken gaat maken over de wijze waarop het ministerie inbreng levert in onderzoeken, aangezien er vooralsnog geen sprake is van expliciete formele bepalingen die van toepassing zijn op onderzoeken die worden gebruikt bij de beleidsvoorbereiding of evaluatie en die zijn opgesteld in opdracht van of door derden/bedrijven, en dat u dit ook aan de orde gaat stellen in het Interdepartementaal Platform Integriteitsmanagement Rijk, dat verantwoordelijk is voor de actualisatie van de Gedragscode Rijk?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is op deze twee punten? Zijn er inmiddels voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu afspraken vastgelegd? Zo ja, kunt u de kern van deze afspraken omschrijven? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit wel gebeuren? Is deze kwestie daarnaast al in het Interdepartementaal Platform Integriteitsmanagement Rijk aan de orde gesteld? Zo ja, kunt u uiteenzetten of en zo ja hoe er binnen dit platform gevolg aan wordt gegeven, wellicht in het kader van de actualisatie van de Gedragscode Rijk? Zo nee, waarom niet en wanneer gaat dit wel gebeuren?

Antwoord 3

Binnen het ministerie is aan de directeuren uitleg gegeven over het gewenste gedrag rond het omgaan met onderzoeken die in opdracht van derden worden uitgevoerd. De leidinggevenden bespreken met de medewerkers hoe te voorkomen dat de schijn van ongewenste beïnvloeding van onderzoek in opdracht van derden wordt gewekt.

Als kennisintensief ministerie is het omgaan met onderzoek en met onderzoekers van groot belang om tot goede beleidsbeslissingen te komen. Daarbij is zorgvuldigheid nodig in de rolvastheid van het ministerie en transparantie in de betrokkenheid in onderzoeken door derden.

Het onderwerp is inmiddels ingebracht in het Interdepartementaal Platform Integriteitsmanagement. Het IPIM is een voorportaal van het beraad van Secretarissen Generaal (SGO). Het IPIM bereidt Rijksbreed gedragen adviezen voor waarover in het SGO besluiten worden genomen. In opdracht van dit Platform is een werkgroep ingesteld om tot voorstellen te komen voor een Rijksbrede gedragscode.

Vraag 4

Mag de Kamer aannemen dat de bovengenoemde voornemens onverkort betrekking hebben op het gehele ministerie, inclusief de daarbij horende uitvoeringsinstanties, zoals Rijkswaterstaat (RWS) (hierna gemakshalve gezamenlijk aangeduid als «ministerie»), met andere woorden dat er bij ieder onderzoek opgesteld in opdracht van of door derden/bedrijven sprake is van duidelijkheid over de precieze rol/betrokkenheid van het ministerie, transparantie in de communicatie over die rol/betrokkenheid van het ministerie richting de media en via eigen kanalen en duidelijke vermelding van de rol/betrokkenheid van het ministerie bij een onderzoeksrapport wanneer dat aan de Kamer wordt aangeboden? Zo ja, kunt u bevestigen dat beide bewindspersonen nut en noodzaak van deze drie punten inzien en verantwoordelijkheid nemen voor het maken van verbeterslagen op deze drie punten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Het Ministerie van IenM maakt geen onderscheid in de organisatieonderdelen en kent een eenheid in leiding. Het aanscherpen van de gedragsregels geldt zodoende voor het hele ministerie.

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat u in uw aanbiedingsbrief van het naar aanleiding van de motie Hachchi (D66) over de geschiktheid van reddingshelikopters voor de SAR-taak2 uitgevoerde onafhankelijke onderzoek naar de geschiktheid van de nieuw aangeschafte helikopters voor de Search and Rescue (SAR) taak (hierna SAR-helikopters) niets heeft vermeld over de vraag of en zo ja hoe het ministerie betrokken is geweest bij dit onderzoek, uitgevoerd door het Nederlandse Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR)? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de heldere voornemens die hierboven zijn besproken, namelijk voorkomen dat er ook maar enige onduidelijk kan bestaan over de rol/betrokkenheid van het ministerie bij een onderzoek?

Antwoord 5

Uw Kamer heeft mij via de motie Hachchi gevraagd een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de geschiktheid van de SAR helikopters. Mijn ministerie is verantwoordelijk voor de Maritieme Noodhulp op zee en vanuit die hoedanigheid ook opdrachtgever voor het onderzoek. Afwijkend van het onderwerp bij de vragen 1 t/m 4, betreft dit geen onderzoek van derden, dus vanzelfsprekend is mijn ministerie betrokken.

Vraag 6

Kunt u, zonder dat hierbij de integriteit van de onderzoekende instantie in twijfel wordt getrokken, aangeven hoe u tot de keuze bent gekomen om het NLR het onderzoek naar de SAR-helikopters te laten uitvoeren en welke voor- en nadelen u heeft gewogen ten opzichte van andere partijen? Zo ja, kunt u uw overwegingen uiteenzetten en beargumenteren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Ik heb Rijkswaterstaat gevraagd na te gaan welke organisaties de kennis hebben om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren. Hierbij is gekeken naar partijen die niet bij het aanbestedingstraject waren betrokken. Na overleg met het Ministerie van Defensie en Kustwacht kwam het Netherlands Aerospace Centre (NLR) als eerste keuze naar voren. NLR is betrokken geweest bij meerdere aanbestedingen van helikopters van overheidsdiensten, waaronder politie en defensie. Vanwege de ervaring is de keuze op NLR gevallen.

Vraag 7

Is er voorafgaand aan het formeel verlenen van de opdracht voor het onderzoek contact geweest tussen het ministerie/RWS met het NLR en/of andere partijen die u op het oog had? Zo ja, waaruit bestond dit contact precies? Is er contact geweest over bijvoorbeeld de onderzoeksvraag alvorens formeel is besloten de opdracht te verlenen aan het NLR en niet aan een andere partij? Zo ja, kunt u alle correspondentie die er is geweest tot het moment van formele opdrachtverlening aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Ja. Eind december 2015 heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden met NLR om te bezien of NLR beschikte over de relevante kennis en tijd vrij kon maken voor deze opdracht. In januari 2016 heeft Rijkswaterstaat een toelichting gegeven over de aanleiding (motie Hachchi) en de inhoud van de opdracht. In dat kader is alle revelante documentatie behorend bij de aanbesteding toegestuurd.

Ook heeft een zogenaamde intake plaatsgevonden, zodat vooraf duidelijk was, wat wel en niet door het NLR werd meegenomen.

NLR heeft daarop een offerte opgesteld en Rijkswaterstaat heeft de opdracht verleend. In antwoord 5 ben ik ingegaan op het feit dat dit een andere casus betreft dan aangegeven in vraag 1. Desondanks stuur ik u hierbij de ter zake doende stukken. Het intake formulier, de offerte van NLR en de opdrachtbrieven zijn toegevoegd3. Tevens is een overzicht van de opmerkingen van Rijkswaterstaat op het conceptrapport toegevoegd.

Vraag 8

Is het ministerie/RWS ná de formele verlening van de opdracht op enige wijze nader betrokken geweest bij dit onderzoek, waarbij te denken valt aan de formulering van de onderzoeksopdracht, het vaststellen van welke derde partijen (experts, belangenorganisaties, etc.) de onderzoeksinstantie wel of niet ging/mocht horen, medewerking dan wel dienstverlening aangaande het uitgevoerde praktijkonderzoek? Zo ja, waarom achtte u dat nodig? Kunt u alle correspondentie die er is geweest met het NLR vanaf het moment van formele opdrachtverlening aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 8

Er is een aanvulling op de oorspronkelijke opdracht geweest, waarbij het ging om de volledigheid van het onderzoek. Tevens is in het kader van het onderzoek, op verzoek van NLR door Rijkswaterstaat deelgenomen aan het locatiebezoek in Den Helder. Zoals afgesproken tijdens de opdrachtverlening is het concepteindrapport voorgelegd aan NHV en Rijkswaterstaat, waarop een schriftelijke reactie is gegeven aan NLR.

Vraag 9

Kunt u nader uitleg geven over het feit dat RWS zowel opdracht heeft gegeven aan het NLR als tegelijkertijd klaarblijkelijk intensief betrokken is geweest bij het onderzoek, door bijvoorbeeld samen met het NLR het programma van eisen (PvE) voor de helikopters door te nemen, door bij een aantal van deze eisen zelfs nader toe te lichten hoe deze geïnterpreteerd dienden te worden, door een tussenrol in te nemen wanneer gegevens van de helikoptermaatschappij Noordzee Helikopters Vlaanderen (NHV) werden gedeeld met het NLR en door aanwezig te zijn bij de bezoeken van het NLR aan de NHV-vestiging op Den Helder Airport waarbij de helikopters zijn geïnspecteerd? Kunt u nader uitleg geven over het feit dat RWS inzage is gegeven in diverse documenten en dat zijn vragen zijn beantwoord? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 9

Rijkswaterstaat heeft volledige medewerking verleend aan het onderzoek en alle beschikbare informatie gedeeld met de onderzoeker van NLR. Daarbij is tevens toegelicht hoe bepaalde eisen tot stand zijn gekomen en welke informatie relevant is om mee te nemen bij de beoordeling. Daarbij moet gedacht worden aan openbare verslagen van de inlichtingensessies tijdens de aanbestedingsprocedure en eerdere auditrapporten en brieven aan uw Kamer. Deze stukken bevatten relevante informatie over de aanbesteding. Met deze handelwijze is bijgedragen aan een gedegen onderzoek. Daarnaast is het aan NLR als onafhankelijke instantie om te bepalen in hoeverre gebruik wordt maakt van beschikbaar gestelde documentatie.

Vraag 10

Herinnert u zich de berichtgeving uit september 2015 in het NRC4 op basis waarvan de Kamer deze kwestie in het vragenuur5 aankaartte? Herinnert u zich voorts dat er in deze en tevens in latere berichtgeving juist grote vraagtekens werden gezet bij de rol/betrokkenheid van RWS bij de aanbesteding? Deelt u voorts de mening dat het, wanneer er door de Kamer middels een motie6 wordt gevraagd om een onafhankelijk onderzoek om zo een einde te maken aan de twijfels die zijn gerezen over de geschiktheid van de helikopters, verbazingwekkend is dat RWS klaarblijkelijk op een intensieve manier betrokken is geweest bij het onderzoek? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 10

Nee, die opvatting deel ik niet. Ik ben verantwoordelijk voor de maritieme en aeronautische noodhulp op zee en vanuit die hoedanigheid ook opdrachtgever voor de aanbesteding van de SAR helikopters. Voor een gedegen extern onderzoek is het van belang dat alle relevante informatie ter beschikking wordt gesteld. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de uitvoeringsaspecten van de Maritieme Noodhulp binnen mijn departement en heeft tevens de aanbesteding van de SAR helikopters begeleid. Met het oog op deze verantwoordelijkheid is het in mijn ogen vanzelfsprekend dat Rijkswaterstaat het onderzoek heeft begeleid.

Vraag 11

Kunt u per in vraag 9 genoemd aspect van de betrokkenheid van RWS uitleggen waarom u van mening bent dat dit niet de onafhankelijkheid van het onderzoek in gevaar heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

NLR is een onafhankelijk instituut en heeft op geen enkele wijze aangegeven dat Rijkswaterstaat of wie dan ook het uitvoeren van het onderzoek heeft belemmerd, dan wel op enigerlei wijze de onafhankelijkheid van het onderzoek in gevaar heeft gebracht.

Vraag 12

Kunt u alle correspondentie tussen het ministerie en RWS die betrekking heeft op de in vraag 9 genoemde aspecten inzake de betrokkenheid van de RWS bij het onderzoek aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Mijn toezegging aan u wordt zoals gebruikelijk toegewezen aan het daarvoor verantwoordelijke organisatie onderdeel, in dit geval Rijkswaterstaat. Hierover heeft geen verdere correspondentie plaatsgevonden.

Vraag 13

Deelt u de mening dat de rol/betrokkenheid van RWS op zijn minst ter sprake had moeten komen in de aanbiedingsbrief aan de Kamer en dat u deze rol had moeten toelichten, gezien de achtergrond van dit dossier, waarin de rol van RWS ook al ten zeerste in twijfel is getrokken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 13

Nee. Het betreft hier een onderzoek van mijn eigen ministerie.

Vraag 14

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het Algemeen overleg Scheepvaart voorzien op 21 april 2016?

Antwoord 14

Ja.


X Noot
1

Kamerstuk 28 694, nr. 132

X Noot
2

Kamerstuk 31 409, nr. 95

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

NRC Handelsblad, «Reddingsheli’s Kustwacht voldoen niet aan eisen» en «Mensen redden mag niet te duur worden» (26 september 2015) (http://www.nrc.nl/handelsblad/2015/09/26/reddingshelis-kustwacht-voldoen-niet-aan-eisen-1537940 en http://www.nrc.nl/handelsblad/2015/09/26/mensen-redden-mag-niet-te-duur-worden-1537933).

X Noot
5

Tweede Kamer, Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 7, item 3

X Noot
6

zie 2

Naar boven