Vragen van de leden Kerstens, Groot (beiden PvdA) en PieterHeerma (CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën over het convenant dat de uitzendsector heeft gesloten met de Belastingdienst waardoor oneerlijke concurrentie en verdringing in de hand wordt gewerkt (ingezonden 4 februari 2015).

Mededeling van Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 10 februari 2015).

Vraag 1

Bent u bekend met het Convenant tussen de Belastingdienst en de Uitzendbranche van 14 december 2010, alsmede het onderzoek hiernaar door de FNV, en de uitzending hierover van RTL Nieuws op 3 februari 2015?

Vraag 2

Herkent u de door de FNV genoemde constructies waarbij via het verrekenen van extraterritoriale kosten door de werkgever een premievoordeel voor werkgevers gecreëerd wordt? Zo ja, hoe vaak komt dit voor?

Vraag 3

Bent u op de hoogte van het door FNV gestelde, dat op deze wijze de werkgeverskosten voor tijdelijk uit het buitenland gedetacheerde werknemers beduidend lager zijn dan in Nederland woonachtige werknemers die op een zelfde werkplek ingezet worden? Onderkent u dat op deze wijze verdringing gesubsidieerd wordt?

Vraag 4

Vindt u dat deze constructies in overeenstemming zijn met uw beleidsinzet gericht op een gelijk speelveld met betrekking tot de kosten van arbeid? Zo ja, vindt u dat dit soort constructies mogelijk gemaakt moeten worden door middel van afspraken met de Belastingdienst? Zo nee, waarom is er in het convenant geen rekening gehouden met dit soort effecten, terwijl bekend is dat uitzendbureaus vaak de randen van de wet opzoeken, zoals ook blijkt uit de aanpak van schijnconstructies door de Minister van Sociale Zaken?

Vraag 5

Het convenant stuurt aan op horizontaal toezicht; in hoeverre is er in het kader van horizontaal toezicht bij individuele belastingplichtigen aandacht voor het handelen conform het convenant? Wordt in het kader van horizontaal toezicht aandacht besteed aan oneerlijke concurrentie en verdringing door belastingconstructies? In hoeverre vindt u horizontaal toezicht geschikt voor deze branche, waarvan bekend is dat het risico op dit soort constructies groot is? Zijn er meer risicosectoren waar horizontaal toezicht breed wordt toegepast? Bent u bereid meer te sturen op verticaal toezicht in risicosectoren zoals de uitzendbranche?

Vraag 6

Bent u op de hoogte van het door de FNV geschatte bedrag van circa EUR 250 miljoen dat de staat hierdoor zou mislopen? Kunt u de juistheid van dat bedrag bevestigen? Zo nee, wat is de omvang van het misgelopen bedrag voor de staatskas?

Vraag 7

Deelt u de mening dat het kabinet moet staan voor het aanpakken van oneerlijke concurrentie en verdringing? Deelt u tevens de mening dat het convenant in kwestie het tegenovergestelde lijkt te bewerkstelligen?

Vraag 8

Hoe kan het misbruik van dit convenant worden bestreden? Is er genoeg aandacht voor de «waterdichtheid» van dit soort convenanten? Hoe kan het misbruik van dit soort convenanten in de toekomst worden voorkomen?

Vraag 9

Bent u bereid onderhavig convenant op zo kort mogelijke termijn op te zeggen?

Mededeling

De schriftelijke vragen van de leden Kerstens en Groot (beiden PvdA) en het lid Pieter Heerma (CDA), vraagnummer 2015Z01904, zijn beantwoord middels de brief «Reactie op het verzoek van het lid Tony van Dijck, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 4 februari 2015, over extraterritoriale kostenregeling» (Kamerstuk 31 066, nr. 230).

Naar boven