Vragen van de leden Bergkamp en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Buitenlandse Zaken over een Nederlandse voormalig coffeeshopeigenaar die is veroordeeld in Thailand (ingezonden 16 november 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 22 februari 2016) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 806

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten «Joeg Nederland Van L. de Thaise cel in»?1 «Dit is bijna de doodstraf»2 en «Vooruitzicht: twintig jaar hel»?3

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3, 4 en 5

Klopt het bericht dat deze Nederlander door de rechtbank in Bangkok is veroordeeld tot 103 jaar cel? Hoeveel jaren zal de Nederlander daarvan in de praktijk moeten uitzitten?

Wat vindt u van dit vonnis? Zou u dit vonnis, net als de Bredase hoofdofficier van justitie, als «volstrekt begrijpelijk» willen typeren?

Kunt u uiteenzetten voor welk strafbaar feit deze Nederlander is veroordeeld?

Is het bericht waar dat de veroordeelde zich volgens de rechters schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld dat hij met de verkoop van cannabis uit vier coffeeshops in Den Bosch en Tilburg heeft verdiend?

Antwoord 2, 3, 4 en 5

In z’n algemeenheid geldt dat ik geen oordeel zal geven over een uitspraak van een buitenlandse rechter. Uit mijn eerste informatie over het vonnis blijkt dat er inderdaad sprake is van een opgelegde gevangenisstraf van 103 jaar. Hij krijg 1/3 strafvermindering = 68 jaar en 8 maanden. Uiteindelijk wordt op basis van het totaal van overtredingen bepaald dat de celstraf 20 jaar bedraagt (artikel 91 lid 2 van de Thaise Strafwet). Uw vragen voor welke feiten de verdachte is veroordeeld kan ik als volgt beantwoorden: Van L is door de Thaise rechtbank veroordeeld voor 12 overtredingen van ieder 5 jaar gevangenisstraf, in totaal 60 jaar. 12 overtredingen van ieder 2 jaar gevangenisstraf, in totaal 24 jaar en 19 overtredingen van ieder 1 jaar gevangenisstraf, in totaal 19 jaar. Alle feiten lijken betrekking te hebben op overtredingen begaan volgens de Thaise Anti-witwaswet.

Vraag 6 en 11

Kunt u bevestigen dat de coffeeshops ten tijde van de verkoop beschikten over een gedoogverklaring? Kunt u in dit kader ook reageren op de uitspraak (d.d. 12 november 2015) van het gerechtshof in Den Bosch dat de coffeeshop The Grass Company zich aan alle regels van het gedoogbeleid heeft gehouden?4 Hoe verhoudt dit zich tot de beweerde witwaspraktijken van Van L. waarvoor hij nu in Thailand tot 103 jaar cel is veroordeeld? Bent u van plan de uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch onder de aandacht te brengen van de Thaise autoriteiten? Zo nee, waarom niet?

Kunt u uiteenzetten of door de Nederlandse autoriteiten aandacht is besteed aan het uitleggen en duiden van het Nederlandse gedoogbeleid ten aanzien van cannabis aan de Thaise autoriteiten in deze zaak? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 6 en 11

De coffeeshops in Tilburg beschikken over een exploitatievergunning alcoholvrije horeca. Voor de coffeeshop in Den Bosch geldt dat op dit moment een vergunningsprocedure loopt voor een exploitatievergunning voor alcoholvrije horeca.

In het verleden heeft The Grass Company aan de gemeente Den Bosch akkoord gevraagd voor de overname van een exploitatieruimte die fungeerde als gedoogd verkooppunt voor softdrugs. De gemeente Den Bosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de overname van de exploitatie in het kader van het coffeeshopbeleid van de gemeente.

Met de Thaise autoriteiten is in september 2014 overeengekomen dat zij Van L alleen zouden vervolgen terzake van witwasdelicten gepleegd in Thailand.

Er is zowel schriftelijk als mondeling uitleg gegeven aan de Thaise autoriteiten over het Nederlandse gedoogbeleid. De door u aangehaalde uitspraak van 12 november is van na de verstrekte uitleg.

Ik zie geen aanleiding om de aangehaalde uitspraak nog onder de aandacht van Thaise autoriteiten te brengen nu er reeds uitleg is gegeven aan de Thaise autoriteiten. Naar ik heb begrepen is hoger beroep tegen de veroordeling ingesteld en de uitspraak van 12 november 2015 kan daarbij worden overlegd.

Vraag 7

Lopen coffeeshopexploitanten een risico op strafvervolging in het buitenland wanneer zij vermogen bezitten dat in Nederland is verkregen uit de gedoogde verkoop van cannabis, op het moment dat zij in het buitenland verblijven en dat land geen gedoogbeleid ten aanzien van de verkoop van cannabis in coffeeshops kent? Zo ja, acht u dit wenselijk? Indien u dit onwenselijk acht, wat gaat u hier aan doen?

Antwoord 7

De bedoelde risico’s hangen af van de wetgeving en het opsporingsbeleid in de betreffende landen. Ik kan daar in het algemeen geen uitspraken over doen. Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de wetgeving en het opsporingsbeleid in een ander land.

Vraag 8

Klopt de informatie zoals gesteld in het artikel «Unhappy ending in Thailand»5 dat de in Bangkok gestationeerde Nederlandse politieliaison in een brief aan de Thaise procureur-generaal een «request to initiate a criminal case» deed tegen Van L. en diens echtgenote? Welke verzoeken deed de liaisonofficer nog meer in die bewuste brief? Kunt u deze brief aan de Kamer zenden?

Antwoord 8

Het onderzoek waarnaar wordt verwezen is onderdeel van een nog lopend strafrechtelijk onderzoek. Over lopende onderzoeken kunnen in het belang van die onderzoeken geen mededelingen worden gedaan. De betreffende brief van de Nederlandse politieliaison in Bangkok maakt deel uit het van strafrechtelijk onderzoek en kan derhalve niet aan uw Kamer worden verstrekt.

Voor de goede orde merk ik op dat de bedoelde correspondentie met de Thaise autoriteiten aan de orde is gekomen in een gerechtelijke procedure, waarin achtereenvolgens de rechtbank en het gerechtshof Den Haag hebben geoordeeld dat de handelwijze van de Staat jegens de heer Van L. rechtmatig was.

Vraag 9

Kunt u aangeven hoe vaak het gebeurt dat de Nederlandse autoriteiten een verzoek richten aan een buitenlandse overheid ter zake een aldaar verblijvende Nederlandse onderdaan om een strafrechtelijk onderzoek naar deze persoon in te stellen?

Antwoord 9

Bij internationale samenwerking in strafzaken komt het regelmatig voor dat afspraken worden gemaakt tussen landen in het kader van een goede rechtsbedeling. Die afspraken kunnen inhouden dat een verdeling wordt gemaakt met betrekking tot de vervolging van een feitencomplex. Een exact aantal is niet bekend.

Vraag 10

Kunt u een uitvoerig feitenrelaas geven van de gebeurtenissen die hebben geleid tot het besluit deze Nederlander in Thailand te vervolgen en van de contacten daaromtrent tussen het Nederlandse openbaar ministerie, politiefunctionarissen (al dan niet werkzaam bij de ambassade) en de Thaise autoriteiten?

Antwoord 10

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2 van de leden Berndsen-Jansen en Sjoerdsma (beiden D66) over de vervolging van een Nederlandse coffeeshopeigenaar in Thailand.6

Vraag 12

Bent u bekend met het bericht «Van L.: handjeklap en een barbecue»?7 Kunt u dit bericht bevestigen? Kunt u aangeven met welk doel de Nederlandse ambassade in Bangkok samen met de politie dit informele diner heeft georganiseerd?

Antwoord 12

De op de Nederlandse ambassades gestationeerde politie Liaison Officers organiseren doorgaans jaarlijks een informele ontvangst, in dit specifieke geval was dat een barbecue. Hiervoor worden politie- en justitiemedewerkers uit het betreffende land uitgenodigd met wie de Liaison Officers in hun werk regelmatig contact hebben. Doel van deze bijeenkomst is om op informele wijze onze waardering over te brengen voor de samenwerking tegenover de genodigden.

Vraag 13

Klopt het dat de heer Thepprathanporn Thongkhlung de Thaise officier van justitie is en de zaak tegen de heer Van L. in de rechtbank heeft bepleit? Is de heer Thepprathanporn Thongkhlung voor een diner uitgenodigd op de Nederlandse ambassade op 5 november 2015, een paar dagen voordat de zaak van de heer Van L. door de Thaise rechtbank zou worden behandeld (op 10 november 2015)? Zo ja, is hij op deze uitnodiging ingegaan? Zo ja, wat is er tijdens dit diner besproken?

Antwoord 13

Het klopt dat de genoemde Officier van Justitie Thepprathanporn Thongkhlung de Officier van Justitie is die de zaak van de heer Van L. in de rechtbank heeft bepleit. Hij is één van de officieren binnen het Thaise OM waar de politie regulier mee samenwerkt. Alle officieren met wie regulier wordt samengewerkt waren uitgenodigd voor de informele ontvangst. De heer Thepprathanporn Thongkhlung was hierbij aanwezig. Gezien het informele karakter is van deze bijeenkomst geen verslaglegging voorhanden.

Overigens had de inhoudelijke behandeling van de zaak reeds vóór 5 november 2015 plaatsgevonden en deed de Thaise rechtbank uitspraak op 10 november 2015.

Vraag 14

Hoeveel Nederlanders zijn er momenteel gedetineerd in Thailand?

Antwoord 14

Op dit moment zijn vijftien Nederlanders gedetineerd in Thailand.

Vraag 15

Kunt u aangeven op welke wijze de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in Thailand, in het bijzonder in Bangkok, is ingericht? Kunt u aangeven welke bijstand de ambassade biedt, welke steun wordt geboden aan gedetineerden en of hen bezoeken worden gebracht?

Antwoord 15

De Nederlandse ambassade in Bangkok geeft Nederlandse gedetineerden consulaire bijstand indien zij dit wensen. Deze bijstand wordt verleend conform het beleid zoals is gesteld in de brief aan de Tweede Kamer d.d. 10 oktober 2014, TK 30 010, nr. 21.

Vraag 16

Kunt u aangeven op welke wijze namens de Nederlandse regering in Thailand zorg wordt gedragen voor een behandeling die voldoet aan internationaalrechtelijk te stellen eisen aan menswaardige detentie? Kunt u in dit kader ingaan op de situatie die geschetst wordt door een ex-gedetineerde in het artikel «Vooruitzicht: twintig jaar hel»?

Antwoord 16

Zoals gesteld in voornoemde brief van 10 oktober 2010 (TK 30 010, nr. 21) is het monitoren van de detentieomstandigheden onderdeel van de consulaire bijstand. Nederland volgt de detentie-omstandigheden en zal de lokale autoriteiten van landen op misstanden en bij problemen aanspreken. In het bijzonder zal Nederland de autoriteiten aanspreken op een menswaardige behandeling wanneer duidelijk is dat Nederlandse gedetineerden slechter wordt behandeld dan de andere gedetineerden in dezelfde omstandigheden. Naast bilateraal gebeurt dit, wanneer het Europese gedetineerden betreft, soms door enkele EU-lidstaten gezamenlijk of in breed EU-verband. De verantwoordelijkheid voor de gedetineerde in het buitenland en de mogelijkheid tot wijzigen van de concrete omstandigheden in een gevangenis liggen bij de autoriteiten van het land van detentie.


X Noot
1

Volkskrant, «Joeg Nederland Van L. de Thaise cel in?», 11 november 2015.

X Noot
2

NRC Next, «Dit is bijna de doodstraf», 11 november 2015.

X Noot
3

Brabants Dagblad, «Vooruitzicht: twintig jaar hel», 11 november 2015.

X Noot
5

NRC Handelsblad, «Unhappy ending in Thailand», 31 januari 2015.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen TK 2014–2015, nr. 1013.

Naar boven