Aanhangsel van de Handelingen
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 1499 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 1499 |
Wordt u ook zo boos als u de verhalen hoort van zorgbehoevende mensen die belazerd worden tijdens hun keukentafelgesprek?1
Hoe oordeelt u over de signalen dat gemeenten uw wet «Wmo 2015» (Wet maatschappelijke ondersteuning) aan hun laars lappen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe lang gaat u het beleid van gemeenten nog goed praten, terwijl zorgbehoevende mensen massaal aangeven dat het mis gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Waarom vindt u het te vroeg om te concluderen dat de Wmo 2015 aanpassing behoeft? Zijn er niet genoeg problemen aangekaart om over te gaan tot bijsturing van uw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het onderzoek dat het college in vervolg op de melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moet uitvoeren speelt een essentiële rol bij de goede uitvoering van de Wmo 2015 door gemeenten. Ik vind het van groot belang dat dit onderzoek, waaronder het persoonlijk contact met mensen, zorgvuldig plaats vindt. Om die reden stelt de Wmo 2015 in artikel 2.3.2 ook expliciete eisen aan de inrichting en uitvoering van dit onderzoek. Indien ik signalen ontvang dat een gemeente het voorgeschreven onderzoek, anders dan in incidentele gevallen, niet overeenkomstig de daaraan gestelde eisen uitvoert, spreek ik deze gemeente daarop aan.
Ik hecht eraan afstand te nemen van het beeld dat cliënten, die zijn aangewezen op ondersteuning, onder verantwoordelijkheid van de gemeente tijdens het keukentafelgesprek zouden worden belazerd. Dat is zeker niet mijn beeld. Dat neemt niet weg dat de kwaliteit van de uitvoering van het onderzoek en de gespreksvoering door gemeenten – mede gegeven het grote belang daarvan – in een aantal gevallen beter moet en kan.
Met het oog hierop ontwikkelt de VNG op dit moment binnen de VNG-academie een opleiding ten behoeve van training en toerusting van Wmo-consulenten. De ANBO als ook partners die betrokken zijn bij het programma «Aandacht voor iedereen» worden, daartoe uitgenodigd door de VNG, betrokken bij de ontwikkeling van deze opleiding.
De invoering van de Wmo 2015 is een grote verandering die een van alle betrokkenen het nodige vraagt. Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het voorbereiden op en het inregelen van de nieuwe uitvoering. Er is een solide basis gelegd voor de ingezette, omvangrijke hervorming. De continuïteit van de ondersteuning staat daarbij voorop. In de uitvoering gaat veel goed maar niet alles. Er zijn thema’s die in meer of mindere mate vragen om een snelle en gerichte verbetering. Daar wordt gezamenlijk met de betrokken partijen aan gewerkt. Ik verwijs hiervoor naar de derde voortgangsrapportage HLZ die ik op 2 november 2015 aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 34 104, nr. 83).
Het is op dit moment nog veel te vroeg om de bewust gekozen fundamentele uitgangspunten, amper 1 jaar na de inwerkingtreding, ter discussie te stellen. De ervaringen tot nog toe geven daar naar mijn oordeel ook geen aanleiding toe.
Vindt u het ook een verstrengeling van belangen als keukentafelgesprekken worden gevoerd door mensen die hetzelfde werk binnenhalen voor hun zorgorganisatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij het onderzoek in vervolg op een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning dat door of onder verantwoordelijkheid van het college wordt uitgevoerd mogen commerciële belangen van de aanbieder, die de eventuele ondersteuning gaat verlenen, geen rol spelen. In het onderzoek dat – ongeacht wie dit uitvoert – moet voldoen aan de ter zake in de Wmo 2015 gestelde eisen, moeten de belangen en de rechten van de cliënt centraal staan. Het is aan de gemeente om dit in beleid en uitvoering te waarborgen.
Hoe oordeelt u over de situatie die in de Monitor wordt aangekaart, waarin gemeenten sjoemelen met codes in de Wmo, waardoor er sprake is van foutieve declaraties; dus fraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gaat u onderzoek doen onder gemeenten om gesjoemel en fraude in kaart te brengen en aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Ik vind fraude in de uitvoering onaanvaardbaar. Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om in te staan voor een fraudebestendige uitvoering en de handhaving daarvan. Het is aan de gemeenteraad om het college van burgemeester en wethouders te controleren. Mocht mij blijken dat men deze verantwoordelijkheden in dit kader niet neemt, dan zal ik hen daarop aanspreken.
Vindt u het eerlijk dat mensen gekort worden op hun uren zorg, maar vervolgens wel de mededeling krijgen dat ze zorg kunnen bijkopen? Deelt u de mening dat mensen die zorg nodig hebben beschermd moeten worden in plaats van dat geld uit hun zakken wordt geklopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wmo 2015 bepaalt dat de gemeente een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zorgvuldig moet onderzoeken. De kenmerken van de persoon en diens situatie, zijn voorkeuren en de mogelijkheden om zelf op eigen kracht dan wel met gebruikelijke hulp of met inzet van zijn sociaal netwerk deze ondersteuning te organiseren maken hier onderdeel van uit. Mocht een ondersteuningsbehoefte resteren en ook een algemene voorziening onvoldoende passend zijn, dan is de gemeente gehouden een maatwerkvoorziening te verstrekken. Dit dient een passende bijdrage te zijn en te worden onderbouwd met de uitkomsten van het onderzoek. Mocht een cliënt de bijdrage onvoldoende passend vinden, bijvoorbeeld daar waar het de omvang van de ondersteuning betreft, dan kan hij dit melden en heeft hij – uiteindelijk voor zover nodig – de mogelijkheden van bezwaar en beroep. Dit moet natuurlijk voorkomen worden.
Het komt voor dat een gemeente – na en op basis van specifiek onderzoek – het aantal uren huishoudelijke hulp aan de cliënt vermindert, maar op basis van de inzet van de middelen voor de Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT) een cliënt de mogelijkheid biedt tegen een gereduceerd tarief huishoudelijke hulp bij te kopen, bovenop de maatschappelijke ondersteuning die door de gemeente – op basis van het uitgevoerde onderzoek – als passende bijdrage is aangemerkt.
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat er gemeenten zijn die eerst ondersteuningsgesprekken voeren, zodat zorgaanbieders vervolgens de bezuinigingsmededeling kunnen verkondigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik stel vast dat de eisen die de Wmo 2015 stelt aan het onderzoek dat moet volgen op een verzoek om maatschappelijke ondersteuning helder in de wet zijn opgenomen. Deze eisen gelden ongeacht de precieze benaming of vorm van het onderzoek. Het onderzoek vindt, los van de vraag wie het precies uitvoert, altijd plaats onder verantwoordelijkheid van de het college van B en W. Ook het afgeven van de beschikking in vervolg op een aanvraag om een maatwerkvoorziening vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het college. De precieze vormgeving van de daadwerkelijke uitvoering is de verantwoordelijkheid van het college.
Deelt u de mening dat het beter is als de indicatiestelling door professionals in de Wmo wordt gedaan, zodat commerciële belangen, belangenverstrengeling, fraude en foutieve indicaties voorkomen worden? Zo ja, per wanneer gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Bent u ervan op de hoogte, hoewel u in uw reactie aan de Monitor aangeeft dat bij een keukentafelgesprek geen commerciële belangen van een aanbieder een rol mogen spelen, dat dit wel gebeurt? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dergelijke praktijken per direct worden gestopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak «Ik heb duidelijk meerdere keren aangegeven dat ik een onafhankelijke cliëntondersteuner wilde, maar die was er niet werd mij verteld»? Kunt u uw antwoord toelichten?
In hoeverre bieden gemeenten onafhankelijke cliëntondersteuners aan voor het keukentafelgesprek? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het is op basis van de Wmo 2015 (artikel 2.2.4, eerste lid onder a en artikel 2.1.4, eerste lid onder a Wmo 2015) volstrekt helder dat het college desgevraagd moet zorgen voor gratis cliëntondersteuning. Ook moet het college de cliënt en zijn mantelzorger voorafgaand aan het onderzoek wijzen op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning (artikel 2.3.2, derde lid Wmo 2015).
Zoals al eerder vermeld biedt de Wmo 2015 tal van mogelijkheden om (op lokaal niveau) toe te zien op de correcte uitvoering van de Wmo 2015.
In vervolg op de motie Voortman en Otwin van Dijk over ondersteuningstrajecten voor (nieuwe) budgethouders (Kamerstuk 25 657, nr. 214) en signalen van cliëntorganisaties dat gemeenten burgers niet goed informeren over het recht op gratis cliëntondersteuning, worden inmiddels de nodige activiteiten ontwikkeld. Zo pakt de VNG het thema cliëntondersteuning actief op en is er een wethouder in de bestuurlijke commissie van VNG expliciet aangewezen die optreedt als trekker van het onderwerp cliëntondersteuning. Verder is er een zelftest voor gemeenten ontwikkeld aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de cliëntondersteuning aan de eisen van de Wmo 2105 voldoet. Ook de cliëntorganisaties besteden de nodige aandacht aan de goede uitvoering en doorontwikkeling van cliëntondersteuning. Tot slot heb ik in mijn brief van 21 september 2015 aan de wethouders aandacht gevraagd voor het recht op cliëntondersteuning en het belang om burgers/cliënten hierover adequaat te informeren.
Het voorgaande moet ertoe leiden dat cliënten zich bewust worden van de mogelijkheid en ook het recht om gebruik te maken van cliëntondersteuning. Ik zie, gegeven het grote aantal activiteiten gericht op een goede uitvoering van de wet op dit vlak, op dit moment geen aanleiding om apart onderzoek te doen naar de vraag of gemeenten cliëntondersteuning aanbieden tijdens het onderzoek op basis van artikel 2.3.2 Wmo 2015.
Herinnert u zich dat u In uw reactie aan de Monitor aangeeft dat uw ministerie een rol speelt in het toezicht op keukentafelgesprekken bij gemeenten? Deelt u de mening dat enkel briefjes sturen aan wethouders niet voldoende is om de problemen die nu spelen op te lossen? Wanneer gaat u nu eens daadkrachtig ingrijpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verantwoording over de uitvoering van de Wmo 2015 door een gemeente vindt primair plaats aan de gemeenteraad.
Op basis van mijn verantwoordelijkheid als Staatssecretaris heb ik de colleges van burgemeester en wethouders in de afgelopen periode een aantal brieven gestuurd waarin ik hen heb gevraagd zich te vergewissen van een goede uitvoering van de Wmo 2015 (en Jeugdwet) op de betreffende thema’s binnen hun gemeente. Het is vervolgens aan de betreffende colleges en gemeenteraden om hun beleid en of de uitvoeringspraktijk aan te passen in die gevallen waarvoor daartoe aanleiding is. Met mijn brieven ondersteun ik mede het proces van lokale (horizontale) verantwoording.
Mochten mij signalen bereiken dat een gemeente noodzakelijke wijzingen in beleid en of de uitvoering daarvan niet aanbrengt en – anders dan incidenteel – afwijkt van de wettelijke kaders en de gemeenteraad haar verantwoordelijkheid niet neemt, heb ik de mogelijkheid om van de bevoegdheden in het kader van artikel 2.6.8 van de Wmo 2015 en de Wet revitalisering generiek toezicht gebruik te maken. Mij is in de afgelopen periode gebleken dat de door of namens mij benaderde colleges zeer open staan voor kritische vragen over hun uitvoering en – zo nodig – aanpassing van hun beleidsuitvoering. Nu gemeenten hierin verantwoordelijkheid nemen zie ik op dit moment geen aanleiding tot meer, generieke maatregelen.
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Agema (PVV), ingezonden 4 januari 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr. 1421).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-1499.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.