Vragen van het lid Van Veen (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over vertraging bij de uitvoering van het cohesiebeleid 2014–2020 (ingezonden 3 december 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 17 december 2014)

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de vertraging die is opgelopen in de uitvoering van het cohesiebeleid voor de periode 2014–2020?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u van deze vertraging? Welke lidstaten blijven met name achter in de uitvoering van operationele programma's (OP's)? Waarom is dat? Ziet u in deze vertraging een desinteresse van lidstaten voor het cohesiebeleid en een extra reden om de omvang van het cohesiebeleid in de toekomst stevig te beperken?

Antwoord 2

De vertraging die het cohesiebeleid heeft opgelopen, kent hoofdzakelijk twee oorzaken. Dit betreft de late inwerkingtreding van het wetgevingspakket en de aangepaste programmeringssystematiek. Door de late inwerkingtreding van de cohesieverordeningen eind december 2013 waren lange tijd belangrijke onderdelen onduidelijk. Gedetailleerde regelgeving die voortvloeit uit de verordeningen en die vereist is voor het opzetten van programma’s, werden als gevolg hiervan pas in de loop van 2014 besproken. Hierdoor konden programma’s niet eerder ter goedkeuring worden ingediend bij de Europese Commissie.

Daarnaast is ook de programmeringssystematiek gewijzigd. Zo moeten programma’s in partnerschap tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden worden opgesteld. Daarnaast zijn heldere, meetbare resultaten aanzienlijk belangrijker geworden. Tijdens de onderhandelingen over de cohesieverordeningen heb ik mij ook sterk gemaakt voor meer resultaatgerichtheid (o.a. Kamerstuk 21 501-08, nr.493). Het kost tijd om deze twee aspecten goed in de nieuwe programma’s te verwerken. Lidstaten zijn samen met de Europese Commissie hard aan de slag om deze programma’s spoedig af te ronden maar, zoals ik in mijn geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 november jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1426) aangaf, mag snelheid niet ten koste gaan van kwaliteit.

Het is op dit moment niet duidelijk of specifieke lidstaten achterblijven. De Europese Commissie werkt momenteel hard aan het goedkeuren van programma’s en zal in het begin van 2015 met een tussenstand komen. Vorige maand gaf zij aan te verwachten dat de helft van de cohesieprogramma’s voor het einde van het jaar is goedgekeurd.

Vraag 3

Hoe staat het met de uitvoering van het cohesiebeleid in Nederland? Welke OP’s zijn goedgekeurd en welke nog niet? Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken van alle OP’s?

Antwoord 3

Voor Nederland geldt dat vier EFRO-programma’s worden opgesteld, vier INTERREG-programma’s en één ESF-programma. Momenteel zijn de EFRO-programma’s Oost, Noord en Zuid goedgekeurd, evenals het INTERREG-programma voor Duitsland – Nederland en het ESF-programma. Het vierde EFRO-programma voor West en het tweede INTERREG-programma (Vlaanderen – Nederland) worden naar verwachting nog voor het kerstreces goedgekeurd. Naar verwachting worden de twee overige programma’s (Twee Zeeën en Euregio Maas Rijn) in de eerste helft van 2015 goedgekeurd. Voor de INTERREG-programma’s geldt in het algemeen dat meer tijd nodig is om te komen tot een programma, omdat met meer partners uit binnen en buitenland wordt samengewerkt. Wel kan ik melden dat Europese Commissie het INTERREG-programma van Duitsland – Nederland als eerste INTERREG-programma heeft goedgekeurd. Het Nederlandse ESF-programma is als vierde van alle Europese ESF-programma’s goedgekeurd.

De Europese Commissie heeft geen informatie vrijgegeven over de stand van zaken van programma’s in andere lidstaten.

Vraag 4

Voor zover OP’s nog niet zijn goedgekeurd in Nederland, kunt u per OP aangeven waarom dat zo is? Welke maatregelen kunt u nemen om ervoor te zorgen dat goedgekeurde OP’s zo spoedig mogelijk tot uitvoering komen?

Antwoord 4

Zie antwoord op vraag 3.

Vraag 5

Zijn er in Nederland onbetaalde rekeningen uit de programmeringsperiode 2007–2013? Zo ja, waarom is dat het geval en wat kunt u daar aan doen?

Antwoord 5

Betaling van de begunstigde door de managementautoriteit (MA) tijdens de uitvoering van een project vindt altijd achteraf plaats. Eerst moet een begunstigde kosten maken alvorens deze (halfjaarlijks) bij een managementautoriteit te kunnen declareren. Vervolgens dient een MA deze declaratie eerst te controleren, waarna de MA op haar beurt die declaratie bij de Europese Commissie kan declareren. Wanneer de EC uitbetaalt aan de MA, kan de MA aan de begunstigde uitbetalen.

Naar boven