Vraag 2
Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is als (zeer jonge) kinderen op de, zoals
in deze artikelen beschreven wijze in aanraking komen met producten die in vormgeving
en soms zelfs in samenstelling (nicotine) sterk lijken op sigaretten? Deelt u voorts
de mening dat het risico op een dodelijke tabaksverslaving flink toeneemt als kinderen
in aanraking komen met de e-sigaret of shisha-pen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ja; ik ben van mening dat het onwenselijk is dat kinderen in aanraking komen met e-sigaretten
die nicotine bevatten en daardoor verslaafd raken aan nicotine.
Daarom heb ik de Tweede Kamer toegezegd om, met de implementatie van de Europese Tabaksproductenrichtlijn,
een minimumleeftijd in te zullen stellen voor de verkoop van de e-sigaret.
Daarnaast zullen, op grond van de nieuwe Europese Tabaksproductenrichtlijn, strenge
regels gaan gelden ten aanzien van de reclame en promotie van
e-sigaretten. Met deze maatregelen wordt het gebruik van e-sigaretten door kinderen
en jongeren langs verschillende wegen ontmoedigd.
Over het verband tussen het gebruik van de e-sigaret of de Shisha-pen enerzijds en
het roken van tabak anderzijds, het zogenaamde «gateway-effect», is nog onvoldoende
bekend. Ook uit het onlangs gepubliceerde verkennende onderzoek naar het gebruik van
de e-sigaret door jongeren van het Trimbos-instituut blijkt niet of het gebruik van
de e-sigaret voor jongeren een opstap is naar het roken van tabak.3 Hiervoor is nader onderzoek nodig. Overigens suggereert het verkennende onderzoek
van het Trimbos-instituut wel dat een meerderheid van de deelnemende jongeren op dit
moment negatief staat tegenover de e-sigaret.
In elk geval houd ik de ontwikkelingen met betrekking tot het gebruik en de gezondheidsrisico’s
nauwlettend in de gaten. Zo worden vragen over de e-sigaret en de Shisha-pen meegenomen
in het Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014, de gezondheidsenquête 2015 van het CBS
en het Peilstationonderzoek 2015 onder scholieren in de leeftijd van 10 tot 18 jaar.
Hetzelfde geldt ten aanzien van de gezondheidsrisico’s. Omdat over de risico’s van
dampen nog maar weinig bekend is heb ik het RIVM gevraagd hier onderzoek naar te doen.
De definitieve resultaten van het eerste deel van het onderzoek,
de risico’s voor de individuele gebruiker, verwacht ik op korte termijn.
Ik heb Bureau Risicobeoordeling van de NVWA gevraagd naar deze resultaten te kijken
en hier advies over uit te brengen. Op basis van het onderzoek en het advies zal ik
bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik verwacht u in het eerste Kwartaal
van 2015 mijn beleidsreactie op het onderzoek van het RIVM en het advies van de NVWA
te kunnen sturen.
Vraag 3
Waarom is nog steeds geen wetgeving aanhangig om de e-sigaret aan banden te leggen?
Is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor het afgelopen zomerreces naar de
Raad van State gestuurd, zoals u zei in antwoord op eerdere vragen?4 Zo ja, wanneer kan de Kamer deze AMvB tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De AMvB is op 28 november 2014 gepubliceerd in het Staatsblad. De AMvB is volgens
planning voor het afgelopen zomerreces aan de Raad van State gestuurd en het advies
van de Raad van State is in de AMvB verwerkt, evenals de opmerkingen die uit de notificatieprocedure
zijn gekomen. Het tijdelijke Warenwetbesluit treedt op 1 februari 2015 in werking.
Vraag 4
Op welke andere wijzen kunnen de in de artikelen beschreven praktijken worden tegengegaan,
aangezien de AMvB geen verkoopbeperkende maatregelen zal bevatten? Bent u bijvoorbeeld
bereid gemeenten te verzoeken het voorbeeld van de gemeente Sint-Michielsgestel te
volgen en shisha-pennen te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Gelijktijdig met de implementatie van de nieuwe Europese Tabaksproductenrichtlijn
zal een verkoopbeperkende maatregel in de wet worden opgenomen, namelijk een leeftijdsgrens
voor de verkoop van nicotinehoudende
e-sigaretten. Tot die tijd is het aan gemeenten om te overwegen om in overleg te gaan
met kermisexploitanten om te voorkomen dat kinderen met deze producten in aanraking
komen. Zij kunnen hiertoe bepalingen opnemen in de vergunningen die zij verstrekken.