Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over
Europese subsidies voor de promotie van gif-intensieve bloemen (ingezonden 24 oktober
2014).
Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 24 november 2014)
Vraag 1
Is het waar dat het Bloemenbureau Holland subsidie ontvangt van de Europese Unie voor
de promotiecampagne «Mooi wat bloemen doen»? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Zo neen,
hoe zit het dan?
Antwoord 1
Onder de titel van «Lievelingsbloem» ontvangt het Bloemenbureau Holland inderdaad
cofinanciering van de Europese Unie voor een promotiecampagne. Het gaat om een totale
cofinanciering van € 4.036.789,50 over een periode van drie jaar.
Vraag 2, 5 en 6
Wat vindt u ervan dat het budget voor de promotie van Europese landbouwproducten wordt
gebruikt voor andere producten dan voedsel, waarvan de productie bovendien zeer belastend
is voor het milieu? Kunt u uitleggen waarom de belastingbetaler daaraan zou moeten
bijdragen?
Bent u bereid bezwaar aan te tekenen bij de Europese Commissie tegen de promotie van
bloemen op kosten van de belastingbetaler? Zo nee, waarom niet?
Bent u nog steeds van mening dat promotie een zaak is die de sector zelf zou moeten
betalen en dat deze subsidies dus moeten worden afgeschaft? Bent u, nu de subsidies
er nog zijn, bereid om zich ten minste in te zetten voor het verbinden van strenge
milieu en dierenwelzijnsvoorwaarden aan dergelijke subsidies, zoals een maximum aan
het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke
termijn en wijze?
Antwoord 2, 5 en 6
Tijdens de discussie in de Landbouwraad over de nieuwe promotieregeling heb ik aangegeven
dat ik vind dat promotie een zaak van de sector zelf is. Ik ben dat nog steeds van
mening. Ook vind ik dat het bij deze regeling moet gaan om producten met een plus,
dat wil zeggen producten die boven de wettelijke eisen uit gaan. In de Landbouwraad
heeft echter een ruime meerderheid van lidstaten ingestemd met het voorstel van de
Europese Commissie, waarbij alle landbouwproducten in aanmerking kunnen komen voor
deze regeling.
Zowel binnen de huidige als binnen de nieuwe communautaire regels is vastgelegd voor
welke producten en thema’s een programma kan worden ingediend, waarbij wordt verzocht
om cofinanciering van de Europese Unie. Vanuit het oogpunt van gelijk speelveld ga
ik Nederlandse ondernemers, zolang zij zich aan de communautaire regels houden, niet
de mogelijkheid ontzeggen om van deze regeling gebruik te maken.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat voor de teelt van bijvoorbeeld lelies, die nu met belastinggeld
gepromoot worden, er jaarlijks bijna 100 kg landbouwgif per hectare gebruikt wordt,
met alle gevolgen van dien voor onder andere de volksgezondheid, de waterkwaliteit
en de biodiversiteit?
Antwoord 3
Nee. De NVWA verzamelt landelijke afzetgegevens op werkzamestofniveau. Deze kunnen
niet worden vertaald in een «gemiddeld gebruik per teelt».
Vraag 4
Kunt u een inschatting maken van de maatschappelijke kosten die de sierteelt met zich
mee brengt in Nederland, zoals de kosten van de gezondheidsschade die zij veroorzaken,
de schade van de achteruitgang van de biodiversiteit in ons land en de kosten die
de vervuiling van grond- en oppervlaktewater met zich meebrengt? Zo nee, bent u bereid
onderzoek te verrichten om deze kosten in beeld te krijgen?
Antwoord 4
Nee. In de sierteelt mogen, net als in andere teelten in Nederland, alleen gewasbeschermingsmiddelen
worden gebruikt die zijn beoordeeld op de risico’s voor mens, dier en milieu en toegelaten
door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Zolang toepassers van gewasbeschermingsmiddelen zich houden aan de specifieke gebruiksvoorschriften
die het Ctgb voor deze middelen heeft bepaald, is veilig gebruik mogelijk. De NVWA
ziet daarop toe. Zoals ik uw Kamer heb gemeld in mijn reactie op het Greenpeace rapport
van 2 juni 2014 (TK 27 858, nr 271), handhaaft de NVWA risicogericht. Daar waar de naleving structureel te wensen overlaat
en niet lijkt te verbeteren, zal de NVWA een extra handhavingsinspanning verrichten.