Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister van Defensie over het bericht dat zij jarenlang op de hoogte was van de gifverf, maar geen maatregelen nam (ingezonden 7 oktober 2014).

Antwoord van Minister Hennis – Plasschaert (Defensie) (ontvangen 11 november 2014).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het bericht «Defensie wist van gevaar gifverf»?1

Antwoord 1

Met het lopende onderzoek door het RIVM naar het gebruik van chroomhoudende verf bij Defensie, moet meer inzicht worden verkregen in wat wanneer is gebeurd. Op dit moment is het, helaas, nog te vroeg voor het trekken van conclusies. Zie ook het antwoord op vraag 14.

Vraag 2 t/m 13

Is het waar dat u al sinds 1987 wist dat personeel onvoldoende werd beschermd tegen kankerverwekkende stoffen (waaronder chroom-6), maar dat er pas vanaf 1998 adequate maatregelen werden genomen?

Is het waar dat de Arbeidsinspectie al in 1987 onderzoek aankondigde naar chroom-6 en dat deze in 1993 stelde dat sprake was van «verboden handelingen»?

Is het waar dat dat de legerleiding het gezondheidsrisico incalculeerde? Heeft de commandant van vliegbasis Twente gezegd dat «het aantal werknemers dat wordt blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen niet groter mag zijn dan strikt noodzakelijk»?

Was in 1994 bekend hoe personeel beschermd moest worden?

Als u op de hoogte was van de risico’s, is hier dan sprake van strafbare feiten?

Hoe oordeelt u over de conclusies van het onderzoek van de Inspectie Geneeskundige Dienst van de Koninklijke Landmacht in juli 1990?2

Is het waar dat met de conclusies van het onderzoek weinig is gebeurd, zoals het artikel in de Limburger stelt?

Hoe is het proces-verbaal, dat in 1994 door de Arbeidsinspectie tegen defensie werd opgemaakt, afgewikkeld?

Is het waar dat de Luchtmacht de zaak in 1994 wilde schikken en dat dit middels een brief aan Justitie zou worden voorgesteld? Hoe is deze zaak afgelopen?

Deelt u de mening dat deze affaire buitengewoon pijnlijk is voor betrokkenen, waaronder de slachtoffers?

Als de gevaren van de verf al zo lang duidelijk waren, waarom werden er dan geen beschermende maatregelen genomen?

Antwoord 2 t/m 13

In 1998 is de Kamer geïnformeerd over de problematiek van strontiumchromaathoudende verf op de vliegbasis Twenthe (Kamerstuk 26 200 X, nr. 5). Dit was aanleiding tot nader onderzoek en maatregelen. Daarover is de Kamer in 2001 geïnformeerd (Kamerstuk 28 000 X, nr. 18). Over de periode voorafgaand aan 1998 wil ik de resultaten van het RIVM-onderzoek afwachten alvorens conclusies te trekken.

Vraag 7

Is het waar dat oud-commandant Godderij van u niet inhoudelijk mag reageren op deze berichten?

Antwoord 7

Nee. Oud-commandant Godderij wil het onafhankelijke onderzoek van het RIVM niet voor de voeten lopen.

Vraag 14

Deelt u de mening dat we geen dag langer kunnen wachten op de onderzoeken die door u zijn ingesteld? Wanneer komt u met de respectievelijke onderzoeken naar buiten?

Antwoord 14

De problematiek beslaat een periode van meer dan 30 jaar. Ik acht het van belang om een goed en objectief beeld van de situatie te krijgen over de hele periode en wil daarbij inzicht krijgen in de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van de medewerkers.

Daarom is het RIVM verzocht op basis van historische gegevens, inclusief de meldingen van (oud-)medewerkers, onderzoek over de hele periode te verrichten. Dit onderzoek vergt tijd. Wanneer de onderzoeksvragen zijn bepaald, beziet Defensie in overleg met het RIVM of er deelonderzoeken zijn waarvan de resultaten eerder beschikbaar kunnen komen.

Daarnaast zijn er onderzoeken van de GGD naar de huidige situatie bij de voormalige POMS-locaties. Voor Brunssum en Eygelshoven zullen de resultaten voor het eind van dit jaar beschikbaar komen, voor Vriezenveen, Coevorden en Ter Apel zal dat in het eerste kwartaal van 2015 zijn.

Naar boven