Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de gevolgen van de stroomlijning van de toelatingsprocedures (ingezonden 18 september 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 5 november 2014). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 250.

Vraag 1 t/m 3

Klopt het dat sinds 1 april 2014 bij een aanvraag voor asiel of voor een reguliere verblijfsvergunning op humanitaire gronden, de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ongevraagd en op eigen initiatief alle mogelijke humanitaire gronden meetoetst, ook al waren die (nog) niet aan de orde en zijn die niet door de aanvrager genoemd?

Klopt het dat als de vreemdeling later alsnog een verblijfsvergunning vraagt met een verblijfsdoel dat eerder ongevraagd is getoetst, de latere aanvraag altijd wordt aangemerkt als een opvolgende aanvraag?

Klopt het dat dit ook het geval is als ten tijde van de eerste aanvraag de reden voor het latere verblijf nog niet bestond, zoals in geval van een ziekte die is ontstaan of ontdekt na de eerste procedure, waarvoor medische behandeling noodzakelijk was, of een situatie van uitbuiting of mensenhandel die pas heeft plaatsgevonden na de eerste procedure?

Antwoord 1 t/m 3

Het klopt dat zowel bij eerste asielaanvragen, als bij humanitair-reguliere aanvragen, ambtshalve aan een aantal humanitair-reguliere gronden wordt getoetst indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het gevraagde verblijfsdoel (asiel of humanitair-regulier). Welke specifieke gronden in welke situaties worden meegetoetst, staat limitatief opgesomd in de artikelen 3.6 en 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Indien toepassing van artikel 3.6, eerste lid, of 3.6a, eerste lid, Vb 2000 niet leidt tot ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning regulier, is per definitie aan alle daar genoemde gronden getoetst.

In de artikelen 3.101a en 3.101b Vb 2000 is vastgelegd wanneer er sprake is van een tweede of volgende aanvraag regulier. Kort gezegd komt het erop neer dat als er eerder is getoetst aan een verblijfsdoel of een specifieke verblijfsgrond (ambtshalve of op aanvraag) een volgend beroep op dit verblijfsdoel, dan wel deze verblijfsgrond, zal worden beschouwd als tweede of volgende aanvraag. Uit de op de eerdere aanvraag gebaseerde beschikking blijkt aan welke doelen en/of gronden is getoetst, ambtshalve dan wel op aanvraag. Elke volgende aanvraag die is gebaseerd op een van deze doelen en/of gronden wordt aangemerkt als een tweede of volgende aanvraag.

De reden dat al bij de eerste verblijfsaanvraag – indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning asiel, respectievelijk van het gevraagde humanitair-reguliere verblijfsdoel of de gevraagde humanitair-reguliere verblijfsgrond – aan diverse (andere) humanitair reguliere gronden wordt getoetst, is tweeledig. Ten eerste is het van belang om bij een aanvraag humanitair-regulier, alsmede direct bij de eerste aanvraag asiel alle mogelijke beletselen die aan terugkeer in de weg staan (ambtshalve) mee te toetsen, zodat dit niet in verschillende elkaar opvolgende procedures hoeft te worden getoetst. Het streven is immers om het stapelen van procedures tegen te gaan en vreemdelingen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over hun verblijfsperspectief. Ten tweede maakt het (ambtshalve) meetoetsen van humanitair reguliere gronden bij een aanvraag regulier humanitair, alsmede bij de eerste aanvraag asiel, het mogelijk direct een volledig dossier op te bouwen over de vreemdeling, waarin alle relevante elementen zijn meegenomen. Daarmee wordt het mogelijk om bij tweede en volgende aanvragen zeer snel, waar mogelijk in een ééndagstoets, tot een beslissing te komen. Ook als er nieuwe feiten en omstandigheden zijn, zoals bijvoorbeeld ziekte, zal vaker snel beslist kunnen worden. Dit geldt dan inderdaad als een tweede of volgende aanvraag. Overigens geldt per definitie dat bij een tweede of volgende aanvraag sprake dient te zijn van nieuwe feiten en omstandigheden, die daarvoor nog niet aan de orde waren of bekend waren.

Vraag 4

Klopt het dat volgens de nieuwe normen van gefinancierde rechtsbijstand, de opvolgende aanvraag in een geval als genoemd in vraag 3, de vergoeding van rechtsbijstand bij een afwijzing is beperkt tot 2 punten (circa 210 euro)? Zo ja, erkent u dat dit een grote drempel kan opwerpen voor de vreemdeling om een advocaat te vinden?

Antwoord 4

Bij afwijzing van een vervolgaanvraag asiel is de vergoeding inderdaad beperkt tot 2 punten. De bedoeling van deze maatregel is om het stapelen van nodeloze procedures tegen te gaan. Indien de aanvraag zinloos is, zal de advocaat de cliënt adviseren geen aanvraag in te dienen. Bij de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ontvangt de advocaat de volledige vergoeding als de vreemdeling in het gelijk wordt gesteld. In geval van een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier ontvangt de rechtsbijstandverlener al geruime tijd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria geen toevoeging.

Aangezien in asielzaken de coördinatie door de raad voor rechtsbijstand wordt gedaan, komt het in de praktijk niet voor dat een asielzoeker geen advocaat zal kunnen vinden.

Vraag 5

Op welke wijze heeft u onderzocht of er voldoende gekwalificeerde advocaten zullen zijn die in deze procedures rechtsbijstand zullen kunnen verlenen? Heeft u daarbij onderzocht hoeveel uren advocaten gemiddeld besteden aan de bezwaar- en beroepsprocedure?

Antwoord 5

De maatregel is voordat hij in werking trad getoetst in een zogenaamde «ex ante uitvoeringstoets». Noch uit deze ex ante uitvoeringstoets, noch uit contacten met de raad voor rechtsbijstand is gebleken dat er onvoldoende gekwalificeerde advocaten zijn om rechtsbijstand te verlenen aan vreemdelingen, ook als zij een tweede of volgende aanvraagprocedure starten. Meer in het algemeen is het aantal rechtsbijstandverleners dat op toevoegbasis werkt wederom gestegen in 2013.1 Ook in 2014 is door de raad voor rechtsbijstand geen daling waargenomen van het aantal advocaten dat deelneemt aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.

De gemiddelde uurbesteding van de advocaat is in het kader van dit programma niet nader onderzocht, maar is gebaseerd op het huidige puntensysteem in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Doel van het programma was immers het stapelen van procedures tegen te gaan, hetgeen een lagere vergoeding rechtvaardigt. Aan de rechtsbijstandverlener wordt in beginsel voor de behandeling van een tweede of volgende asielaanvraag een vergoeding toegekend gebaseerd op 7 punten. Voor de behandeling in beroep ontvangt de advocaat 8 punten en in hoger beroep 5 punten.

Vraag 6

Artikel 13 van het Europeees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden vereist toegang tot een effectief rechtsmiddel; bent u van mening dat in dit soort zaken bijstand door een advocaat in de bezwaar- en beroepsfase noodzakelijk is om van een effectief rechtsmiddel te kunnen spreken?

Antwoord 6

De toegang tot een effectief rechtsmiddel dient onder het EVRM gewaarborgd te zijn. Het EHRM overweegt in zijn jurisprudentie dat het recht op een effectief rechtsmiddel niet inhoudt dat artikel 13 van het EVRM een recht op gratis rechtsbijstand garandeert. De ingevoerde gedifferentieerde vergoedingensystematiek voor de rechtsbijstandverlener biedt nog steeds gratis rechtsbijstand aan vreemdelingen die opvolgende (asiel)procedures starten.

Vraag 7

Bent u bereid om ervoor te zorgen dat niet meer ambtshalve allerlei reguliere verblijfsgronden worden meegetoetst als daarop geen beroep is gedaan of als de situatie van de vreemdeling daartoe geen aanleiding geeft? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 7

Nee, daartoe ben ik niet bereid. Het ambtshalve meetoetsen van humanitair- reguliere aanvragen vormt de kern van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST) waar uw Kamer in meerdere brieven en debatten over is geïnformeerd2 en waarmee uw Kamer heeft ingestemd. PST is gefaseerd ingevoerd, waarbij de laatste maatregelen op 1 april 2014 in werking zijn getreden. De centrale doelstelling van PST was om vreemdelingen snel duidelijkheid te geven en het stapelen van procedures tegen te gaan. Dit wordt bewerkstelligd door snelle en volledige dossieropbouw in de eerste procedure, waardoor bij eventuele tweede en volgende procedures zeer snel beslist kan worden. Het ambtshalve meetoetsen van humanitair-reguliere gronden vormt hier een essentieel onderdeel van.


X Noot
1

Zie blz 209 van de Monitor gesubsidieerde rechtsbijstand 2013

X Noot
2

Zie onder andere de Beleidsvisie Stroomlijning Toelatingsprocedures (Kamerstukken II, 2010–2011, 19 637 nr. 1400), de Uitwerking maatregelen stroomlijning toelatingsprocedures (Kamerstukken II, 2011–2012, 19 637, nr. 1532) en de behandeling van de Wet van 25 november 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (Stb. 2013, 487)

Naar boven