Vragen van het lid Thieme (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over afschot van wilde zwijnen in de draag- en zoogtijd (ingezonden 2 juli 2014).

Antwoord van Staatssecretaris Dijksma (Economische Zaken) (ontvangen 29 oktober 2014)

Vraag 1

Is het waar dat vanaf 1 juli 2014 grote aantallen pasgeboren wilde zwijnen geschoten worden door jagers met toestemming van de provincie Gelderland?

Antwoord 1

Bij het toestaan van afschot van wilde zwijnen wordt rekening gehouden met de zoogperiode van wilde zwijnen. Het aandeel jonge biggen is evenredig aan de samenstelling van de hele populatie.

Vraag 2

Kunt u aangeven vanaf wanneer er biggen worden geschoten in de zoogperiode?

Antwoord 2

De periode van afschot loopt van 1 juli tot 15 maart. De meeste biggen worden geboren tussen februari en juni. De zoogperiode duurt ongeveer twee maanden. Er wordt een schoontijd gehanteerd van 15 maart tot 1 juli; in die periode vindt geen afschot plaats.

Vraag 3

Kunt u aangeven wat de effecten zijn op de familieverbanden van de zwijnen, het groepsgedrag en de populatiedynamiek van het massale afschot van biggen?

Antwoord 3

Om een scheve leeftijdsopbouw van de populatie wilde zwijnen te voorkomen vindt afschot plaats in alle leeftijdsklassen.

Hierbij is nadrukkelijk aandacht voor een natuurlijk evenwicht in de populatie en daarmee voor de door u genoemde aspecten van dierenwelzijn.

Vraag 4

Kunt u aangeven wat het effect is van de zichtbaarheid van wilde zwijnen, wanneer zeugen in juli geconfronteerd worden met afschot van hun biggen?

Antwoord 4

In het algemeen kan gesteld worden dat het schieten op dieren niet bijdraagt aan een grotere zichtbaarheid, want de dieren worden schuwer. Toch zijn de aantallen wilde zwijnen nog zodanig dat de zichtbaarheid van wilde zwijnen door bezoekers van het betreffende natuurgebied nog als voldoende wordt ervaren.

Vraag 5

Kunt u aangeven wat de wetenschappelijke betrouwbaarheid is van wildtellingen volgens onafhankelijke wetenschappers en kunt u uw antwoord voorzien van verwijzingen naar de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek?

Antwoord 5

Dergelijk onderzoek maakt onderdeel uit van de onderbouwing van de aanvraag voor ontheffing voor afschot bij de provincie. Afdoening van dergelijke ontheffingsaanvragen is de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten.

Vraag 6

Acht u het ethisch verantwoord om pasgeboren zoogdieren, die afhankelijk zijn van moederzorg, te laten schieten door jagers? Zo ja, waarom?

Antwoord 6

De provincie is verantwoordelijk voor de afweging van verschillende aspecten in het kader van het vaststellen, handhaven en uitvoeren van het beleid ten aanzien van wildbeheer en bestrijding van schade veroorzaakt door beschermde diersoorten.

Zie verder mijn antwoord op vraag 2, 3 en 13.

Vraag 7

Bent u bereid een landelijke evaluatie te laten verrichten naar het massale afschot van biggen?

Antwoord 7

Het is de verantwoordelijkheid van de provincies om ontheffingen te verlenen voor afschot in het kader van schadebestrijding. Ik zie geen aanleiding voor een landelijke evaluatie van enkel het afschot van biggen.

Vraag 8

Kunt u aangeven hoeveel zwijnen dit jaar volgens plan geschoten mogen worden, hoeveel van deze dieren biggen zullen zijn en kunt u ook de gerealiseerde aantallen van 2013 vermelden in uw antwoord?

Antwoord 8

De verantwoordelijkheid voor wildbeheer en schadebestrijding ligt bij gedeputeerde staten. Zij stellen faunabeheerplannen en daarop gebaseerde afschotplannen vast.

Vraag 9

Kunt u aangeven of de nachtjacht met gebruikmaking van restlichtversterkers en kunstlicht nog steeds plaatsvindt in afwijking van het Benelux-verdrag en tegen de opvatting van de Raad van State?

Antwoord 9

Zoals ik de Kamer bij brief van 18 maart 2014 (TK 29 446, nr. 87) heb laten weten, heeft het Comité van Ministers van de Benelux mij op mijn verzoek toestemming verleend om de Nederlandse praktijk van wildbeheer en schadebestrijding voort te zetten conform de bepalingen van de Flora- en faunawet, zo nodig in afwijking van de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming. Daardoor kunnen gedeputeerde staten toestemming verlenen voor het afschot van wilde zwijnen, inclusief het gebruik van de daarvoor benodigde jachtmiddelen.

Vraag 10

Wat vindt u van het advies van dr. G. Groot Bruinderink uit 2008 om te experimenteren met een gebied waar geen enkel zwijn wordt afgeschoten?1

Antwoord 10

Het beleid ten aanzien van het beheer van de wilde zwijnen populatie is de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten.

Vraag 11

Bent u bereid het experiment van dr. Groot Bruinderink met een jachtvrije zone uit te voeren in het Kroondomein dat onder uw jurisdictie valt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

De vruchtgebruiker gaat over het beheer van het landgoed. Op het Kroondomein Het Loo wordt met betrekking tot wilde zwijnen het beleid gevoerd dat indien aan de orde de populatie wordt teruggebracht tot de natuurlijke draagkracht van het gebied. Men heeft daar inmiddels een lange ervaring mee. De ontwikkelingen in de draagkracht worden zorgvuldig gemonitord en deze monitoring vormt de basis van de beheerplannen van Kroondomein Het Loo.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoe de aanwas van wilde zwijnen per moederdier zich ontwikkeld heeft in de afgelopen 10 jaar?

Antwoord 12

Voor zover mij bekend is daar geen onderzoek naar gedaan.

Vraag 13

Vindt u het verantwoord dat van een wettelijk beschermde diersoort het grootste deel van de populatie wordt afgeschoten en dat bejaging zelfs plaatsvindt in draag- en zoogtijd? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid de provincie Gelderland hierop aan te spreken?

Antwoord 13

Het is aan de provincies om te bepalen welk afschot noodzakelijk is en welke voorwaarden gesteld moeten worden bij het verlenen van ontheffingen voor afschot.

Vraag 14

Deelt u de mening dat nachtjacht in voor het publiek afgesloten gebieden het risico in zich draagt van wetsovertredingen bij gebrek aan veldtoezicht en sociale controle? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 14

Ook dat is de verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten. Een dergelijk risico kan worden ingeperkt door aan ontheffingen voorschriften te verbinden waarbij rekening wordt gehouden met dergelijke neveneffecten.

Vraag 15

Kunt u aangeven hoe afschot in draag- en zoogtijd zich verhoudt tot de zogenoemde weidelijkheidsregels van jagers?

Antwoord 15

Er geldt er een schoontijd van 15 maart tot 1 juli om zoveel mogelijk te voorkomen dat er pas geboren biggen worden afgeschoten. Zie verder mijn antwoord op vraag 2, 3 en 13.

Vraag 16

Bent u bereid een einde te maken aan het afschieten van zwijnen in elk geval in de draag- en zoogtijd?

Antwoord 16

Zoals eerder aangegeven ligt het beleid ten aanzien van het afschot van wilde zwijnen bij gedeputeerde staten.

Naar boven