Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het rapport van het Trimbos-instituut waaruit zou blijken dat kinderen door voorlichting op het gebied van alcohol en drugs juist nieuwsgieriger naar alcohol en drugs worden (ingezonden 19 augustus 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 8 september 2015)

Vraag 1

Herinnert u zich de antwoorden die u heeft gegeven op de schriftelijke vragen over het artikel «Voorlichting leidt tot alcohol- en drugsgebruik»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kunt u de passage: «Voorlichting op die leeftijd zou ertoe kunnen leiden dat leerlingen bijvoorbeeld een positievere houding gaan hebben. Dat willen we ten allen tijde voorkomen. Dat is de reden geweest waarom het Trimbos-instituut is gestopt met voorlichting over alcohol en roken binnen het primair onderwijs, en dit ook adviseert aan lokale professionals.» uit uw antwoord op vraag 2 en 3 van bovengenoemde schriftelijke vragen toelichten? Kunt u de precieze onderzoeksresultaten, waaruit is gebleken dat voorlichting mogelijk ook zou kunnen leiden tot een positievere houding ten opzichte van alcohol en roken, hierbij vermelden? Welk onderzoek was dit?

Antwoord 2

Dit blijkt uit het onderzoek dat de Radboud Universiteit in schooljaar 2011/2012 uitvoerde naar De Gezonde School en Genotmiddelen (DGSG) in het basisonderwijs (De Leeuw R., Kleinjan M., Lammers J., Lokman S., Engels R. (2014). De effectiviteit van De Gezonde School en Genotmiddelen voor het basisonderwijs. Kind en Adolescent, 35–1, 2–21). Uit dat onderzoek bleek dat DGSG in het basisonderwijs naast gunstige effecten op kennis over roken en alcohol, ook ongunstige effecten had op de houding omtrent roken (positievere houding na de interventie) en subjectieve sociale norm (minder sterke afkeuring van vrienden) van leerlingen ten aanzien van alcohol en roken.

Vraag 3

Is de gemeente Haarlemmermeer volledig gestopt met voorlichting binnen het primair onderwijs, of is er nog wel sprake van voorlichting die gericht is op jongeren en hun ouders? Kunt u in dit licht ook reflecteren op de volgende passage uit uw brief van d.d. 18 april 2013: «Ook is gebleken dat door de grote aandacht voor alcohol en tabak de afgelopen jaren in de voorlichting richting jongeren en hun ouders, de sociale norm van deze jongeren is gewijzigd. Leerlingen binnen het primair onderwijs hebben een negatievere houding ontwikkeld ten aanzien van alcohol en roken. Ook ouders zijn strenger geworden. We zien dat de startleeftijd van beginnen met roken en alcohol de afgelopen jaren is gestegen.»?2 Kan uit deze passage niet juist worden opgemaakt dat de grote aandacht voor alcohol en tabak in de voorlichting heeft bijgedragen aan het ontstaan van een negatievere houding ten aanzien van alcohol en roken? Hoe verhoudt deze passage zich dan tot de conclusie van het Trimbos-instituut dat de voorlichting mogelijk leidt tot een positievere houding?

Antwoord 3

  • 1) Er wordt alleen nog voorlichting op basisscholen gegeven wanneer een school daar nadrukkelijk om vraagt en er aantoonbare aanleiding toe is. Vaak is dat naar aanleiding van een incident of als een leerkracht een zeer positieve houding ervaart in de klas ten aanzien van roken en alcohol. Dit is in lijn met het advies dat vanuit het Trimbos-instituut wordt gegeven. Op scholen waar het nodig is, kan een aanbod op maat geboden worden. Daarnaast wordt wel ingezet op voorlichting aan ouders van leerlingen binnen het basisonderwijs, o.a. door voorlichtingsavonden. Indien zich problemen voordoen, worden er individuele gesprekken met ouders gevoerd of wordt een KOPP/KVO interventie aanboden.

  • 2) De grote aandacht die er de afgelopen 10 jaar is geweest voor voorlichting en het uitleggen van de risico’s die er zitten aan het op jonge leeftijd starten met alcoholgebruik, hebben er uiteindelijk toe geleid dat de attitude ten opzichte van alcoholgebruik veranderd is. Ouders zijn zich er nu in grotere mate dan bijvoorbeeld 10 jaar geleden van bewust dat zij het alcoholgebruik bij hun jonge kind het beste zo lang mogelijk kunnen uitstellen. Hierdoor zijn ouders de afgelopen jaren strenger geworden en zijn er steeds meer ouders die hun kind niet meer voor hun 16e en later tot hun 18e laten drinken. Dit is terug te zien in de startleeftijd waarop kinderen beginnen met drinken. Die leeftijd is later geworden, wat wil zeggen dat kinderen nu, in vergelijking met 5 of 10 jaar geleden, ouder zijn als ze beginnen met drinken. De voorlichtingsboodschap is ook strenger geworden, nu meer onderzoek heeft laten zien dat aan het gebruik van alcohol op jonge leeftijd risico’s zitten. Dit heeft er ook toe geleid dat de houding van kinderen ten aanzien van alcohol ook negatiever geworden is dan een tijd geleden. Kinderen op de basisschool hebben tegenwoordig een negatievere houding ten aanzien van alcohol. Het plafond om deze groep een negatieve norm bij te brengen is als het ware bereikt. Op het moment dat je dan tóch gaat voorlichten over deze onderwerpen, kunnen ze mogelijk juist nieuwsgieriger worden naar deze middelen. Op het voortgezet onderwijs komen zij meer in aanraking met tabak en alcohol en staan zij meer open om hiermee te experimenteren. Dát is het moment dat voorlichting wel noodzakelijk is. Vanaf de brugklas proberen we daarom de negatieve norm die jongeren op dat moment nog hanteren te bestendigen binnen onze voorlichting op school. Daarnaast proberen we norm ook te versterken via de campagne NIX18.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3041

X Noot
2

Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 137

Naar boven