Vragen van het lid Fritsma (PVV) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het vereiste inburgeringsexamen voor gezinsmigranten (ingezonden 10 juli 2015).

Antwoord van Staatssecretaris Dijkhoff (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 26 augustus 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 3073

Vraag 1

Bent u bekend met de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat Nederland vaker vrijstelling aan gezinsmigranten moet geven voor het afleggen van het inburgeringsexamen1?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Erkent u dat dit nu al de zoveelste keer is dat de Eueropese Unie een streng(er) toelatingsbeleid voor migranten dwarsboomt?

Kunt u garanderen dat het huidige gezinsherenigingsbeleid niet verder wordt uitgehold vanwege deze uitspraak?

Antwoord 2 en 3

Het Kabinet staat voor een restrictief gezinsmigratiebeleid dat gericht is op succesvolle integratie. Uiteraard houdt het Kabinet zich wel aan de kaders die door het Europees recht worden gesteld. De Europese regelgeving komt tot stand met inbreng vanuit alle betrokken lidstaten. Bij de implementatie van Europese regelgeving heeft de Nederlandse regering altijd oog voor de toepassing daarvan in de Nederlandse context. Op Europees niveau blijft de inzet erop gericht om hierover de best mogelijke afspraken te maken. Op dit moment beraadt het Kabinet zich op de consequenties van de uitspraak.

Vraag 4

Bent u inmiddels bereid, zolang Nederland nog bij de Europese Unie is aangesloten, te zorgen voor een «opt-out» op het gebied van immigratie en asiel, zodat Nederland niet langer gebonden is aan de veel te softe Europes regels op dit gebied? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Ik verwijs u naar mijn eerdere beantwoording in de brief van 21 mei 2014.2

Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben een uitzonderingspositie op het terrein van immigratie en asiel bedongen voordat deze lidstaten konden worden gebonden aan de EU-wetgeving ter zake. Indien een andere lidstaat een uitzonderingspositie wenst te verkrijgen kan dat alleen wanneer het EU-verdrag hiertoe zou worden aangepast. Alle lidstaten moeten akkoord gaan met die verdragswijziging en deze moet ook in alle lidstaten geratificeerd worden. Dit is geen realistische weg en daarmee is een Nederlandse opt-out op het gebied van immigratie en asiel niet opportuun.


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2019.

Naar boven