Vragen van de leden Van Nispen en Kooiman (beiden SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over misdaadgeld en de werkelijkheid van voordeelsontneming (ingezonden 13 maart 2015).

Antwoord van Minister van der Steur (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 20 mei 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1871.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht: «Justitie plukt voornamelijk kruimeldieven»?1 Bent u voorts bekend met de publicatie in Justitiële Verkenningen: «Belust op misdaadgeld: de werkelijkheid van voordeelsontneming»?2

Vraag 2

Wat is uw verklaring voor het feit dat er een grote kloof zit tussen de bedragen aan ontnomen misdaadgeld die de onderzoekers in hun publicatie noemen en de bedragen die u de afgelopen jaren heeft genoemd die gaan over «afpakken» in uw begrotingen en jaarverslagen?

Antwoord 1 en 2

Ik ben bekend met het genoemde bericht en de publicatie in Justitiële Verkenningen.

Afpakken bestaat binnen het domein van Veiligheid en Justitie uit de volgende vormen: ontnemingsmaatregelen (op grond van artikel 36 e Wetboek van Strafrecht), ontnemingsschikkingen (op grond van artikel 511c Wetboek van Strafvordering), transacties met ontnemingscomponent (op grond van artikel 74 Wetboek van Strafrecht), in EU-verband ingekomen confiscatiebesluiten en tenslotte verbeurdverklaringen. Mijn doelstellingen voor afpakken en de verantwoording van het totale afpakresultaat aan uw Kamer zien op al deze vormen tezamen. Incasso vindt plaats door zowel het Openbaar Ministerie (OM) als het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), behalve bij verbeurdverklaringen en transacties die enkel door het OM worden geïncasseerd.

De auteurs van de publicatie in Justitiële Verkenningen hebben alleen gebruik gemaakt van gegevens van door het CJIB geïncasseerde ontnemingsmaatregelen. Voor wat betreft de lopende zaken zagen die gegevens bovendien alleen op zaken vanaf € 10.000. Deze publicatie ziet zodoende slechts op een deel van het totale afpakresultaat binnen het domein van Veiligheid en Justitie.

Specifiek voor opgelegde ontnemingsmaatregelen geldt dat enerzijds het grootste aandeel van de opgelegde ontnemingsmaatregelen de zaken tot € 10.000 betreft. Dit aandeel is overigens aan het slinken en betrof in 2013 55%. Ik verwijs in dat verband naar mijn antwoord op vraag 4. Anderzijds wordt met het aandeel opgelegde ontnemingsmaatregelen vanaf € 10.000 veruit het grootste deel (ruim € 124 miljoen over de periode van 2007 tot en met 2013) van het totaal geïncasseerde crimineel vermogen afgepakt (ruim € 143 miljoen over dezelfde periode), te weten ruim 86%.

Het beeld dat voornamelijk in de kleinere zaken wordt afgepakt, vind ik gezien het voorgaande onvolledig. Bovendien vind ik veroordeelden aan wie ontnemingsmaatregelen tot € 10.000 zijn opgelegd geen kruimeldieven.

Vraag 3

Bent u bekend met de gegevens die in de genoemde publicatie betrekking hebben op de nog lopende ontnemingszaken? Kunt u een toelichting geven op de bevinding dat rondom de 80 procent van het opgelegde ontnemingsbedrag nog moet worden geïnd, ook waar het om zeer oude zaken gaat?3

Antwoord 3

Ja. In het verleden kwam het leggen van (conservatoir) beslag met het oog op een op te leggen ontnemingsmaatregel veelal pas in de executiefase aan de orde. Doordat veroordeelden er tegen die tijd vaak al alles aan hebben gedaan om verhaal te voorkomen, door bijvoorbeeld vermogensbestanddelen aan een ander over te dragen, kan het veel inspanning kosten en lange tijd duren om achteraf tot (volledige) inning van de opgelegde maatregel te komen. Dit geldt vooral bij de hogere ontnemingsmaatregelen. Het gevolg daarvan is dat er bij het CJIB vooral uit deze oude zaken (de verjaringstermijn kan wel 16 jaar bedragen) nog een ontnemingsbedrag open staat. Om de effectiviteit van de inning te verhogen, zijn in 2011 de nodige maatregelen getroffen. Zo zijn bij wet van 31 maart 2011 de mogelijkheden tot voordeelsontneming verruimd. Als blijkt dat de verdachte vermogen bij een ander heeft ondergebracht met het kennelijke doel om toekomstig verhaal daarop te frustreren, is het sindsdien mogelijk dit vermogen bij het verhaal te betrekken. Ook is het kabinet in 2011 gestart met een intensivering in de vorm van het ketenprogramma afpakken. Het verhogen van de beslagratio is een van de belangrijkste doelstellingen van het ketenprogramma.

Het in de vraag bedoelde percentage van 78% aan nog te innen ontnemingsbedragen geeft, doordat het alleen betrekking heeft op het aantal zaken in het tijdvak 1995 t/m 2011 waarin een ontnemingsmaatregel is opgelegd boven de € 10.000, geen volledig beeld. Van het totaal opgelegde ontnemingsbedrag in het tijdvak 1995 t/m 2011 was op 31 december 2011 49% geïnd en stond er nog 51% open.

Vraag 4

Is het waar dat meer dan de helft van de ontnemingsgevallen onder de 10.000 euro ligt, maar dat de onderzoekers slechts een beeld konden krijgen van de lopende ontnemingszaken vanaf 10.000 euro? Zijn deze gegevens over lopende zaken wel beschikbaar? Kan dit inzichtelijk worden gemaakt?

Antwoord 4

De cijfers met betrekking tot ontnemingsmaatregelen onder € 10.000 zijn ook beschikbaar. De auteurs van het artikel in Justitiële Verkenningen hebben voor de publicatie gebruik gemaakt van een databestand dat beschikbaar is gesteld voor een onderzoek naar de toepassing van lijfsdwang. Ten behoeve van dat onderzoek is voor wat betreft lopende zaken een bestand aangeleverd van zaken boven € 10.000.

Van alle tot en met 31 december 2013 ingestroomde zaken waarin een ontnemingsmaatregel is opgelegd, is in 70% van de zaken sprake van een ontnemingsmaatregel tot € 10.000. Per peildatum van 29 maart 2015 bedraagt het openstaande saldo van deze zaken € 7.065.920 en dat is bijna 15% van het totale initiële vorderingsbedrag voor deze zaken (€ 47.314.584).

Als overigens alleen naar het jaar 2013 wordt gekeken is een daling te zien naar een instroom van 55% aan ontnemingsmaatregelen tot € 10.000.

Vraag 5

Wat is de onderbouwing van de bedragen die u noemt in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2015, namelijk 59,5 miljoen euro ontnomen in 2013 en het doel om 90,6 miljoen euro te ontnemen in 2015 oplopend tot 115,6 miljoen euro in 2018? Waar is dit op gebaseerd?4

Antwoord 5

In 2011 heeft het kabinet een bedrag oplopend tot € 20 miljoen per jaar vanaf 2013 geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken. Zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 2 bestaat mijn verantwoording van het totale afpakresultaat aan uw Kamer uit meer dan alleen de geïncasseerde gelden uit ontnemingsmaatregelen. In 2011 werd ruim € 44 miljoen aan crimineel vermogen afgepakt. Ervaringen opgedaan tijdens het beleidsprogramma versterking bestrijding financieel-economische criminaliteit in de voorafgaande jaren gaven aanleiding een terugverdienratio van 1:3 te hanteren bij deze investering. Rekening houdend met de opbouw van de extra capaciteit gedurende de eerste jaren van het ketenprogramma afpakken en de doorlooptijd van zaken, is er een oplopende reeks doelstellingen tot ruim € 100 miljoen vanaf 2016 in de begroting opgenomen. Als gevolg van de investering moest over 2013 een bedrag van € 10 miljoen extra aan crimineel vermogen worden afgepakt bovenop de oorspronkelijke begrote € 49,5 miljoen. Over het jaar 2015 moet een bedrag van € 40 miljoen extra aan crimineel vermogen worden afgepakt bovenop de oorspronkelijk begrote € 50,5 miljoen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vragen 6 en 7.

Vraag 6

Bent u er zeker van dat de gegevensbestanden waar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en het Openbaar Ministerie (OM) zich op baseren bij het berekenen en voorspellen van deze bedragen niet «vervuild» zijn, in die zin dat gecontroleerd is of er bijvoorbeeld geen dubbeltellingen in zitten en dat niet steeds de (niet realistische) nieuwwaarde van ontnomen goederen is gebruikt?

Vraag 7

Gaat het bij de bedragen die u noemt (zowel de «gerealiseerde» bedragen van de afgelopen jaren als de «voorspelde» bedragen van de komende jaren) om «afpakken» of om daadwerkelijk «ontnemen»? Deelt u de observatie dat daar een niet onbelangrijk verschil in zit?

Antwoord 7

Bij de in vraag 5 genoemde bedragen betreft het enerzijds daadwerkelijk geïncasseerde bedragen waar het gaat om behaalde resultaten door de inzet van verschillende instrumenten om crimineel vermogen af te pakken. Anderzijds betreft het te incasseren bedragen waar het gaat om doelstellingen voor de komende jaren. Deze bedragen zijn dus niet gebaseerd op een waardering van in beslag genomen voorwerpen. In beslag genomen voorwerpen worden op enig moment verkocht en de opbrengst daarvan wordt gebruikt voor de inning. In de door het CJIB en het OM ontvangen gelden zitten geen dubbeltellingen; een euro komt één keer binnen. De doelstellingen voor de komende jaren zijn gebaseerd op een nulmeting in 2011 en de terugverdienratio (1:3) op basis van de investering van € 20 miljoen in de strafrechtketen teneinde het afpakken te versterken.

Vraag 8

Bent u bereid om, terugkijkend op de gerealiseerde ontnemingsbedragen van de afgelopen tien jaar, de volgende uitsplitsingen aan de Kamer te sturen:

1. Op hoeveel unieke personen/parketnummers hebben de bedragen betrekking, per jaar?

2. Binnen welke categorie valt de ontneming (verbeurdverklaring, transactie/schikking, of ontnemingsvonnis dat ten uitvoer moet worden gelegd)?

3. Kan voor de afgelopen tien jaar per categorie van ontneming een uitsplitsing gemaakt worden: verbeurdverklaring, transactie/schikking, uitgevoerd ontnemingsvonnis?

4. Wat is de gemiddelde looptijd van een zaak, van invoer tot de eind-inning, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen het (rekenkundige) gemiddelde en de mediaan

5. Kan uitgesplitst weergegeven worden door welke instantie (CJIB of OM) wát (geld, vastgoed of overige waardegoederen) geïnd wordt, ook hier voor elk het rekenkundig gemiddelde en de mediaan?

Antwoord 8

Hieronder treft u drie categorieën gegevens aan.

Ten eerste beschik ik over de volgende gegevens over aantallen parketnummers gerelateerd aan opgelegde ontnemingsmaatregelen, ontnemingsschikkingen, in EU-verband ingekomen confiscatiebesluiten, transacties met ontnemingscomponent en verbeurdverklaringen (ad subvragen 1, 2 en 3).

In het algemeen kan worden gesteld: 1 zaak = 1 veroordeelde = 1 parketnummer. In een strafrechtelijk onderzoek kunnen meerdere daders voorkomen. Veroordeelden kunnen ook in meerdere zaken (ontnemingsmaatregelen, schikkingen enz.) veroordeeld worden verspreid over meerdere jaren. Verder kunnen inningen in 1 zaak gedurende meerdere jaren plaatsvinden, bijvoorbeeld als een betalingsregeling is getroffen. Het rapporteren van aantallen parketnummers per jaar levert tegen die achtergrond (kans op) dubbeltellingen op, wat alleen door arbeidsintensief (handmatig) onderzoek per dossier voorkomen zou kunnen worden. Een dergelijke rapportage vindt om die reden niet plaats. Wel zijn de volgende geaggregeerde gegevens leverbaar:

  • Instroom ontnemingsmaatregelen bij het CJIB (2004 t/m 2013): 14.215 unieke zaken,

  • Instroom ontnemingsschikkingen bij het CJIB (2007 t/m 2013) 163 unieke zaken,

  • Instroom EU-confiscatiebesluiten bij het CJIB (2012 en 2013): 9 unieke zaken,

  • Zaken waarin sprake is van een ontvangst bij het OM van een geldsom uit een verbeurdverklaring (2008 t/m 2014): 9329 unieke parketnummers.

Over transacties met een ontnemingscomponent kan het OM geautomatiseerd geen (volledige) gegevens genereren. Een dergelijke rapportage zou arbeidsintensief (handmatig) dossieronderzoek vergen en vindt om die reden niet plaats.

Ten tweede beschik ik over de volgende gegevens over doorlooptijden van de tenuitvoerlegging van opgelegde ontnemingsmaatregelen, ontnemingsschikkingen, in EU-verband ingekomen confiscatiebesluiten, transacties met ontnemingscomponent en verbeurdverklaringen (ad subvraag 4). Hierbij geldt dat gemiddelden of medianen gezien de grote diversiteit aan zaken een beperkte zeggingskracht kunnen hebben.

In de periode 2004 tot en met 2013 zijn in totaal 14.215 ontnemingsmaatregelen ingestroomd bij het CJIB. Per peildatum 29 maart 2015 zijn hiervan 9.279 dossiers (65%) gesloten. Van deze 9.279 gesloten ontnemingsmaatregelen is de gemiddelde doorlooptijd van de tenuitvoerlegging 681 dagen en de mediaan is 356 dagen doorlooptijd.

In de periode 2007 tot en met 2013 zijn in totaal 163 ontnemingsschikkingen ingestroomd bij het CJIB. Per peildatum 29 maart 2015 zijn hiervan dossiers 149 (91,4%) gesloten. Van deze 149 gesloten schikkingen is de gemiddelde doorlooptijd van de tenuitvoerlegging 162 dagen en de mediaan is 38 dagen doorlooptijd.

In de periode 2012 tot en met 2013 zijn in totaal 9 EU-confiscatiebeslissingen ingestroomd bij het CJIB. Per peildatum 29 maart 2015 zijn hiervan 4 dossiers (44,4%) gesloten. Van deze 4 gesloten confiscatiebeslissingen is de gemiddelde doorlooptijd van de tenuitvoerlegging 218 dagen en de mediaan is 202 dagen doorlooptijd.

Voor wat betreft transacties met een ontnemingscomponent verwijs ik naar hetgeen hierover onder «ten eerste» staat.

Mede vanwege het feit dat de registratie van verbeurdverklaarde gelden tot 2008 per arrondissement plaatsvond, en 2008 een overgangsjaar betrof, kan het OM alleen op basis van meer recente gegevens de gemiddelde doorlooptijd van de tenuitvoerlegging bepalen. Deze betreft bij benadering gemiddeld 266 dagen na eindvonnis, berekend over de jaren 2012 tot en met 2014. Het OM beschikt op dit moment niet over een bepaling van de mediaan.

Ten derde beschik ik over de volgende gegevens over geïnde bedragen gerelateerd aan opgelegde ontnemingsmaatregelen, ontnemingsschikkingen, in EU-verband ingekomen confiscatiebesluiten, transacties met ontnemingscomponent en verbeurdverklaringen (ad subvragen 2, 3 en 5). Daarbij geldt dat het CJIB en het OM geautomatiseerd geen gegevens kunnen genereren over het soort vermogensbestanddeel dat is uitgewonnen. Een dergelijke rapportage zou arbeidsintensief (handmatig) dossieronderzoek vergen en vindt om die reden niet plaats. Verder geldt ook hier dat gemiddelden gezien de grote diversiteit aan zaken een beperkte zeggingskracht kunnen hebben.

Ontnemingsmaatregelen

In 2006 heeft een conversie van het automatiseringssysteem van het CJIB plaatsgevonden. Hierdoor hebben alle afdoeningen van 2006 en daarvoor een datum grootboek in 2006 gekregen. Rapporteren per jaar kan zodoende vanaf 2007. De volgende gegevens zien op de periode van 2007 tot en met 2013.

   

Geïncasseerd bedrag

2007

A

€ 2.901.391

 

B

€ 5.935.928

 

C

€ 4.022.505

 

D

€ 7.063.491

 

totaal

€ 19.923.314

2008

A

€ 3.080.304

 

B

€ 5.427.296

 

C

€ 5.311.751

 

D

€ 6.684.031

 

totaal

€ 20.503.382

2009

A

€ 3.025.626

 

B

€ 6.064.962

 

C

€ 5.679.006

 

D

€ 3.686.851

 

totaal

€ 18.456.444

2010

A

€ 2.698.195

 

B

€ 6.297.181

 

C

€ 5.112.360

 

D

€ 4.331.873

 

totaal

€ 18.439.609

2011

A

€ 2.676.884

 

B

€ 6.301.205

 

C

€ 7.459.276

 

D

€ 4.185.044

 

totaal

€ 20.622.408

2012

A

€ 2.332.768

 

B

€ 6.721.767

 

C

€ 6.657.552

 

D

€ 3.933.325

 

totaal

€ 19.645.411

2013

A

€ 2.262.008

 

B

€ 6.289.924

 

C

€ 4.737.601

 

D

€ 12.539.120

 

totaal

€ 25.828.653

Code Categorie

Omschrijving Categorie

A

van € 0 tot € 10.000

B

van € 10.000 tot € 100.000

C

van € 100.000 tot € 1.000.000

D

vanaf € 1.000.000

Totaal: € 143.419.222 geïnd in de jaren 2007 t/m 2013 in verband met ontnemingsmaatregelen. Daarbij gaat het om de volgende gemiddelden in euro’s:

 

2007

2008

2009

Geïncasseerd bedrag

19.923.314

20.503.382

18.456.444

Aantal zaken

2.869

3.101

3.228

Gem. bedrag per zaak

€ 6.944

€ 6.612

€ 5.718

 

2010

2011

2012

2013

Geïncasseerd bedrag

18.439.609

20.622.408

19.645.411

25.828.653

Aantal zaken

3.333

3.403

3.528

3.655

Gem. bedrag per zaak

€ 5.532

€ 6.060

€ 5.568

€ 7.067

Het CJIB beschikt op dit moment niet over een bepaling van de medianen.

Ontnemingsschikkingen

Jaar

Geïncasseerd bedrag

2007

€ 280.500

2008

€ 180

2009

€ 498.985

2010

€ 1.128.663

2011

€ 1.385.557

2012

€ 4.872.944

2013

€ 37.913.071

Totaal

€ 46.079.899

Totaal: € 46.079.899 geïnd in verband met ontnemingsschikkingen in de jaren in de jaren 2007 tot en met 2013. Daarbij gaat het om de volgende gemiddelden in euro’s:

Jaar

Bedrag afgedaan

Aantal zaken

Gem. afd. per zaak

2007

280.500

6

46.750

2008

180

1

180

2009

498.985

17

29.352

2010

1.128.663

25

45.147

2011

1.385.557

26

53.291

2012

4.872.944

50

97.459

2013

37.913.071

64

592.392

Het CJIB beschikt op dit moment niet over een bepaling van de medianen.

Transacties met ontnemingscomponent

Ik verwijs naar hetgeen hierover onder «ten eerste» staat.

Ingekomen EU-confiscatiebesluiten

Jaar

Geïncasseerd bedrag

2012

€ 178.323,64

2013

€ 170.920,03

Totaal

€ 349.243,67

Totaal: € 349.244 geïnd in verband met ingekomen EU-confiscatiebesluiten in de jaren 2012 en 2013. Hierbij maak ik de kanttekening dat het inherent is aan het innen op grond van EU-confiscatiebeslissingen dat een deel van het geïnde bedrag kan worden doorgestort naar het land dat het confiscatiebesluit heeft genomen. Verder gaat het hierbij om de volgende gemiddelden in euro’s:

Bedrag afgedaan

Aantal zaken

Gem. afd. per zaak

178.324

6

29.721

170.920

5

34.184

Het CJIB beschikt op dit moment niet over een bepaling van de medianen.

Verbeurdverklaringen

De in verband met verbeurdverklaringen geïncasseerde bedragen in euro’s over de periode 2008–2014 luiden als volgt, waarbij zoals hiervoor genoemd geldt dat 2008 een overgangsjaar betrof wat tot gevolg heeft dat het cijfer voor dat jaar mogelijk niet volledig is.

2008

7.692.038

2009

11.711.568

2010

21.539.826

2011

15.687.122

2012

20.568.207

2013

26.959.944

2014

40.693.000

Totaal: € 144.851.705 geïnd in verband met verbeurdverklaringen in de jaren 2008- tot en met 2014. Daarbij gaat het om de volgende gemiddelden in euro’s:

Boekjaar

Gemiddelde totaal

2008

7.141

2009

6.837

2010

13.861

2011

10.699

2012

14.012

2013

16.672

2014

32.016

Het OM beschikt op dit moment niet over een bepaling van de medianen. Wel heeft het OM het onderstaande beeld geschetst van categorieën van verbeurdverklaringen en daarbinnen het geïncasseerde bedrag per zaak als percentage van het totaal op basis van verbeurdverklaringen geïncasseerde bedrag. Hieruit valt af te leiden dat het zwaartepunt van de inning ligt in de zaken tussen € 100.000 en € 1.000.000.

0 – 1.000:

1%

1.000- 10.000:

4%

10.000 – 100.000:

16%

100.000 – 1.000.000:

45%

> 1.000.000:

34%

Vraag 9

In hoeverre is uw belofte inmiddels praktijk dat het afpakken van crimineel vermogen standaard wordt ingebouwd bij iedere strafzaak met financieel gewin? Kan dit uitgebreid worden toegelicht met kwantitatieve gegevens?5

Antwoord 9

In de Aanwijzing afpakken van het OM is het volgende uitgangspunt geformuleerd: «Om wederrechtelijk verkregen voordeel te kunnen ontnemen of verbeurd te doen verklaren en/of witwassen strafrechtelijk te kunnen vervolgen, dient in elk opsporingsonderzoek waarin sprake is van een «opbrengst», maar in elk geval in opsporingsonderzoeken naar ondermijnende en georganiseerde criminaliteit zoals milieucriminaliteit, fraude, drugshandel, mensenhandel, mensensmokkel of wapenhandel, onderzoek te worden verricht naar de geldstromen die gepaard gaan met die misdrijven.»

Ter uitvoering van deze aanwijzing is enkele jaren geleden het ketenprogramma afpakken gestart, dat onder andere voorzag in uitbreiding van de opsporing- en vervolgingscapaciteit. Het programma beoogt te bewerkstelligen dat in iedere strafzaak met financieel gewin wordt afgepakt. Ik stuur daarop door middel van oplopende doelstellingen voor het af te pakken vermogen. Het in verband met afpakken geïncasseerde vermogen neemt ook feitelijk toe. In de registratiesystemen kan niet worden nagegaan of in alle hiervoor omschreven strafrechtelijke onderzoeken sinds de start van het ketenprogramma daadwerkelijk onderzoek is verricht naar de geldstromen en waar mogelijk is afgepakt.

Vraag 10

Wat wordt bedoeld met de zinsnede: «De impuls die het afpakken heeft gekregen met investeringen in de strafrechtketen – oplopend tot € 20 miljoen euro in 2018 –» concreet als het gaat om toename van capaciteit en expertise bij de politie, het OM en het CJIB?6

Antwoord 10

Deze investering in de strafrechtketen heeft geleid tot een versterking van capaciteit en expertise ten behoeve van het afpakken van crimineel vermogen in de vorm van (waar nodig afgerond): 55 fte bij de Bijzondere Opsporingsdiensten, 10 fte bij de Koninklijke Marechaussee, 60 fte bij de nationale politie, 66 fte bij het OM en 5 fte bij het CJIB.


X Noot
1

Metro, 12 maart 2015

X Noot
2

Justitiële verkenningen 2015/01 (http://wodc.nl/onderzoeksdatabase/jv201501-misdaadgeld-witwassen- en-ontnemen.aspx?cp=44&cs=6796)

X Noot
3

Idem

X Noot
4

Begrotingsstaten Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2015 (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 2), p. 22

X Noot
5

Begrotingsstaten Ministerie van Veiligheid en Justitie voor het jaar 2015 (Kamerstuk 34 000-VI, nr. 2), p. 22

X Noot
6

Idem

Naar boven