Vragen van het lid Van derStaaij (SGP) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de komst van radicale sjeiks naar Utrecht (ingezonden 8 april 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 18 mei 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2121.

Vraag 1

Is het waar dat in Utrecht een week lang enkele radicale predikers de kans krijgen om hun boodschap te verkondigen?1

Antwoord 1

Het bericht waar u naar verwijst, refereert aan een conferentie van 9 tot en met 12 april in Utrecht, georganiseerd door de stichting Al Fitrah.

Vraag 2

Is het waar dat één van hen is veroordeeld vanwege «onmenselijke en vernederende behandeling en marteling» en een ander betrokken is geweest bij of genoemd is in het onderzoek naar de Hofstadgroep? Vindt u het gewenst dat dergelijke personen dit podium krijgen met hun radicale boodschap?

Antwoord 2

In algemene zin is het kabinet duidelijk over de onwenselijkheid dat er in Nederland radicale boodschappen worden verspreid: vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie, maar deze vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. In de brief aan uw Kamer van 3 maart jl. (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat verspreiding van onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen zeer onwenselijk is, en welke maatregelen vanuit de rijksoverheid daar bij passen binnen de geldende wet- en regelgeving (zoals bijvoorbeeld het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld, of een eventuele strafrechtelijke aanpak door het Openbaar Ministerie wanneer sprekers personen beledigen, opruien, aanzetten tot geweld of aanzetten tot haat tegen bevolkingsgroepen).

De lokale driehoek in Utrecht heeft op basis van politieonderzoek en na overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de conclusie getrokken dat er geen strafrechtelijke of bestuurlijke grond was om op te treden. Niet tegen de stichting en ook niet tegen de aangekondigde sprekers. De in het artikel genoemde sjeik Abo Chayma was één van de vijf aangekondigde sprekers, maar is niet aanwezig geweest. Eén van de andere genoemde sprekers is inderdaad genoemd in het onderzoek naar de Hofstadgroep, maar zoals vermeld was er ten aanzien van deze conferentie geen grond om op te treden tegen de aangekondigde sprekers.

Vraag 3

Meent u dat van hen een positieve bijdrage verwacht kan worden in het tegengaan van radicalisering van jongeren?

Antwoord 3

In eerste instantie zijn dit niet de predikers waarvan een positieve bijdrage wordt verwacht in het tegengaan van radicalisering van jongeren. Om die reden is de conferentie nauwlettend gevolgd, zie antwoord 7.

Vraag 4

Is door Nederland aan hen een visum verstrekt?

Antwoord 4

Alleen de in het bericht genoemde Mohammed Bounis is visumplichtig; aan hem is een visum verstrekt.

Vraag 5, 6

Zijn er verder vergunningen nodig? Zo ja, waarom zijn die verleend?

Welke mogelijkheden zijn er voor intrekking van die vergunning? Bent u bereid daar gebruik van te maken dan wel de burgemeester van Utrecht te vragen van die mogelijkheid gebruik te maken?

Antwoord 5, 6

De gemeente Utrecht heeft laten weten dat dit evenement niet vergunningplichtig is, mede doordat de conferentie plaatsvond op een locatie in eigen beheer.

Vraag 7

Op welke manier houden de politie en het Openbaar Ministerie oog op wat er tijdens de bijeenkomsten gezegd wordt en in hoeverre radicalisering het gevolg kan zijn?

Antwoord 7

Wanneer er sprake is van strafbare feiten en/of verstoringen van de openbare orde, treedt de politie op. De conferentie is nauwlettend gevolgd. De gemeente en politie hebben met de organisatie, de stichting alFitrah, de gang van zaken tijdens de conferentie besproken.

Vraag 8

Vindt u het wenselijk dat haatpredikers binnen het Schengengebied vrij kunnen reizen? Bent u bereid in Europees verband te bepleiten dat voor deze doeleinden beperkingen van het vrije verkeer mogelijk worden?

Antwoord 8

In de genoemde brief van het kabinet van 3 maart jl., is aangegeven dat sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Zoals aangegeven in antwoord op vragen van uw Kamer van 16 februari 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1631) kan Nederland, in het geval het een visumplichtige prediker betreft, het afgevende land verzoeken een visum in te trekken. Hierbij zullen die landen vragen aan welke van de voorwaarden voor afgifte van het visum niet, of niet meer, wordt voldaan. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de betreffende persoon een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid van Nederland danwel van een andere Schengenlidstaat. Gezien deze mogelijkheid, die het Schengen Acquis dus nu al biedt, is er geen aanleiding om in Europees verband een aanpassing van het Schengen Acquis te bepleiten. Ten aanzien van niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld is in de brief van 3 maart gesteld, dat indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven, zij beoordeeld kunnen worden op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen kunnen via de strafrechtelijke weg worden aangepakt.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren), ingezonden 8 april 2015 (vraagnummer 2015Z06335), De Graaf en Wilders (beiden PVV), ingezonden 8 april 2015 (vraagnummer 2015Z06336).

Naar boven