Vragen van de leden PieterHeerma en Omtzigt (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan» (ingezonden 2 februari 2015).

Mededeling van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 15 april 2015).

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan»? 1

Vraag 2

Klopt het dat als een bedrijf om economische redenen werknemers vrijwillig wil laten vertrekken het extra belasting, RVU-heffing (Regeling voor Vervroegde Uittreding), moeten betalen over de vertrekvergoeding? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Indien een bedrijf extra belasting moet betalen, kunt u dan aangeven hoeveel belasting de werkgever en de werknemer elk moeten betalen over een vertrekvergoeding van bijvoorbeeld € 40.000, € 50,000 of € 60.000?

Vraag 4

Deelt u de zorg, geuit vanuit werkgevers én werknemers, dat het risico van een dergelijke heffing kan leiden tot het eerder kiezen voor gedwongen ontslag? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Acht u dit een wenselijk resultaat gezien het feit dat bedrijven dit soort regelingen in het algemeen met vakbonden zijn overeengekomen om zo gedwongen ontslagen te voorkomen? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zou toename van gedwongen ontslag kunnen worden voorkomen?

Vraag 6

Klopt het dat deze heffing sinds 2013 op grond van beleid van de Belastingdienst (VA 13–003 Centraal Aanspreekpunt Pensioenen) is aangescherpt en de Belastingdienst verzoeken van bedrijven om duidelijkheid te geven over de belastinggevolgen van een vertrekregeling niet meer in behandeling neemt?

Vraag 7

Bent u bereid het beleid zo aan te passen dat vrijwillige vertrekregelingen die worden ingegeven door economische omstandigheden en die ten doel hebben gedwongen ontslagen tegen te gaan, vaker vrij te stellen van RVU-heffing?

Mededeling

Op 8 april is door het lid Omtzigt in de regeling van werkzaamheden verzocht om de door hem en Pieter Heerma gestelde vragen over het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan» (2015Z01630) uiterlijk 13 april 2015 te beantwoorden.

Bij brief van 18 maart jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 73, Regeling van werkzaamheden), hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik u op de hoogte gesteld van het feit dat de interdepartementale afstemming van de vragen meer tijd in beslag neemt dan verwacht en dat ik deze vragen graag gelijktijdig met de vragen van het lid Bashir (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1721) over ditzelfde onderwerp in de loop van april zal beantwoorden. Aan die belofte zouden wij graag vast willen houden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik hopen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.


X Noot
1

FD, 28 januari 2015

Naar boven