Vragen van de leden PieterHeerma en Omtzigt (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan» (ingezonden 2 februari 2015).

Mededeling van Staatssecretaris Wiebes (Financiën) (ontvangen 24 maart 2015)

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan»? 1

Vraag 2

Klopt het dat als een bedrijf om economische redenen werknemers vrijwillig wil laten vertrekken het extra belasting, RVU-heffing (Regeling voor Vervroegde Uittreding), moeten betalen over de vertrekvergoeding? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Indien een bedrijf extra belasting moet betalen, kunt u dan aangeven hoeveel belasting de werkgever en de werknemer elk moeten betalen over een vertrekvergoeding van bijvoorbeeld € 40.000, € 50,000 of € 60.000?

Vraag 4

Deelt u de zorg, geuit vanuit werkgevers én werknemers, dat het risico van een dergelijke heffing kan leiden tot het eerder kiezen voor gedwongen ontslag? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Acht u dit een wenselijk resultaat gezien het feit dat bedrijven dit soort regelingen in het algemeen met vakbonden zijn overeengekomen om zo gedwongen ontslagen te voorkomen? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zou toename van gedwongen ontslag kunnen worden voorkomen?

Vraag 6

Klopt het dat deze heffing sinds 2013 op grond van beleid van de Belastingdienst (VA 13–003 Centraal Aanspreekpunt Pensioenen) is aangescherpt en de Belastingdienst verzoeken van bedrijven om duidelijkheid te geven over de belastinggevolgen van een vertrekregeling niet meer in behandeling neemt?

Vraag 7

Bent u bereid het beleid zo aan te passen dat vrijwillige vertrekregelingen die worden ingegeven door economische omstandigheden en die ten doel hebben gedwongen ontslagen tegen te gaan, vaker vrij te stellen van RVU-heffing?

Mededeling

Op 2 februari jl. ontvingen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik Kamervragen van de leden Pieter Heerma en Omtzigt (beiden CDA) over het artikel «Werkgevers klagen over «straf» op sociaal plan» (2015Z01630).

Op 24 februari jl. heb ik u geïnformeerd dat de beantwoording van deze vragen in verband met het inwinnen van inlichtingen en interdepartementale afstemming langer duurt dan de gebruikelijke termijn van drie weken. Omdat dit proces meer tijd in beslag neemt dan aanvankelijk verwacht hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik de beantwoording op dit moment helaas nog niet kunnen afronden. Daarbij komt dat er 9 maart jl. nieuwe Kamervragen zijn gesteld door het lid Bashir (SP) over vrijwillig vertrek versus gedwongen ontslag (2015Z04178). Deze vragen zou ik graag willen betrekken in mijn lopende analyse naar aanleiding van de Kamervragen van de leden Heerma en Omtzigt. Vanwege de grote raakvlakken tussen de twee sets met Kamervragen wil ik de beantwoording van deze Kamervragen tegelijkertijd afdoen, zodat ik u in één keer volledig kan informeren. Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meld ik u dat ik ernaar streef de antwoorden in de loop van april naar uw Kamer te sturen.


X Noot
1

FD, 28 januari 2015

Naar boven