Vragen van de leden Recourt, Albert deVries en Çegerek (allen PvdA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en voor Wonen en Rijksdienst over het verlies van banen bij het gerechtshof in Arnhem (ingezonden 27 maart 2015).

Antwoord van Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie), mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst (ontvangen 2 april 2015).

Vraag 1

Kent u de berichten «Hof gaat mogelijk naar Zwolle»1 en «Justitie blijft gewoon in Arnhem»?2

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2, 3

Klopt het in het eerste genoemde bericht gestelde dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden mogelijk uit Arnhem vertrekt? Zo ja, wat is daarvan waar en hoe verhoudt zich dat tot de in het tweede genoemde bericht aangehaalde uitspraak van een woordvoerder van justitie dat er «van zo'n verhuizing echter geen sprake is»? Zo nee, wat is er niet waar?

Kunnen er ten gevolge van een reorganisatie bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden arbeidsplaatsen verloren gaan? Zo ja, om hoeveel arbeidsplaatsen kan het minimaal en hoeveel maximaal gaan? Zo ja, hoe verhoudt het streven om banen van de rijksoverheid over het land te verspreiden zich tot het voornemen arbeidsplaatsen bij het gerechtshof in Arnhem te laten vervallen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2, 3

Het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voert op dit moment verkenningen uit naar de toekomstige huisvestingsbehoefte van de organisatieonderdelen van het gerechtshof. Er is geen sprake van besluitvorming. Ik verwijs u in dit kader ook naar mijn antwoord op vraag 2 van de leden Recourt en Jacobi (beiden PvdA) van uw Kamer (ingezonden 13 maart 2015, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1804). Verder betreft de in het bericht «Justitie blijft gewoon in Arnhem» aangehaalde uitspraak van een woordvoerder van justitie niet de verkenningen van het gerechtshof.

Het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gebruikt voor zijn verkenningen vier scenario’s waarin er geen sprake is van verlies van arbeidsplaatsen bij het gerechtshof. Wel worden er in de meeste scenario’s arbeidsplaatsen verplaatst. Voor de locatie Arnhem betekent dit dat één scenario de situatie schetst waarin alle 226 arbeidsplaatsen uit Arnhem naar de locatie Zwolle worden verplaatst. In een ander scenario krijgt de locatie Arnhem er 54 arbeidsplaatsen bij. De Minister voor Wonen en Rijksdienst probeert in voorkomende gevallen onevenredige werkgelegenheidseffecten in de krimp regio’s te voorkomen en geeft uitvoering aan de motie-De Vries.

Vraag 4, 5

Wat is de uitkomst van het overleg dat u met het bestuur van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebt gevoerd dan wel van de inhoud van de nog lopende gesprekken?

Deelt u de mening dat het behoud van werkgelegenheid voor de huidige locatie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van belang is voor de arbeidsmarkt, de juridische infrastructuur en economie van Arnhem, Leeuwarden en omstreken? Zo ja, wat kunt u doen ter behoud van die werkgelegenheid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4, 5

Op dit moment voert de Rvdr gesprekken met gerechtsbesturen over de wijze waarop de kwaliteit van rechtspraak verder kan worden bevorderd en hoe de kantoorfunctie van gerechten daar in past. De verkenningen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden passen in dit kader. De Rvdr informeert mij binnenkort over zijn bevindingen naar aanleiding van de genoemde gesprekken en eigen onderzoek. Indien hier uit voortvloeit dat er sprake zal zijn van veranderingen in de huisvestingsbehoefte van gerechten die raken aan de strekking van de motie-De Vries zal ik de Minister voor Wonen en Rijksdienst hierover informeren. Hij kan vanuit zijn coördinerende bevoegdheid voor regionale werkgelegenheidseffecten bezien of negatieve effecten op de werkgelegenheid op alternatieve wijze kunnen worden gecompenseerd. Verder blijven de locaties Leeuwarden en Arnhem zittingsplaatsen van de rechtspraak waar zittingen plaatsvinden. Er is daar dan ook juridische infrastructuur nodig. Een wijziging van de aanwijzing van een locatie als zittingsplaats van de rechtspraak moet worden voorgehangen bij het parlement en kan dus niet zonder democratische legitimering tot stand komen.

Vraag 6

Acht u het ook onwenselijk dat de evaluatie van de gerechtelijke kaart niet wordt afgewacht teneinde beslissingen te nemen over de bemensing en locatie van de gerechten en dat daarmee voortdurende onzekerheid blijft bestaan bij de medewerkers en gebruikers van die gerechten?

Antwoord 6

Met de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart is gerechten een kader geboden waarbinnen ook in de toekomst de kwaliteit van rechtspraak kan worden gewaarborgd en de Rechtspraak kan voldoen aan wensen en behoeften in de samenleving. De gerechtsbesturen geven met beslissingen over de toekomstige huisvestingsbehoefte van organisatieonderdelen van hun gerecht invulling aan deze doelstelling van de Wet herziening gerechtelijke kaart. Het is daarom niet logisch dergelijke beslissingen uit te stellen tot na de evaluatie van de Wet herziening gerechtelijke kaart in 2018. Het is van belang dat de Rechtspraak de (schaal)voordelen die met de wet zijn bedoeld, kan behalen door aanpassingen in de organisatie van het gerecht.

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Segers (ChristenUnie), ingezonden 11 maart 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1803), Recourt (PvdA) ingezonden 12 maart 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1802) en Van Oosten (VVD) ingezonden 13 maart 2015 (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1801).

Naar boven