Vragen van het lid Smaling (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht «Aanhoudingen na dumpen afvalstoffen in brandstof» (ingezonden 6 februari 2015).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) (ontvangen 10 maart 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1442.

Vraag 1

Kent u het bericht «Aanhoudingen na dumpen afvalstoffen in brandstof»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Zijn deze aanhoudingen het resultaat van structureel onderzoek en handhaving naar illegaal mengen van afvalstoffen in de hele stookoliebranche of is er sprake van een toeval «hit»? Zo ja, kan de Minister aangeven uit welk onderzoek c.q. handhavingsactie dit geval van illegaal mengen is geconstateerd?

Antwoord 2

De politie heeft in een strafrechtelijk onderzoek vier leidinggevenden van een afvalbedrijf in West-Brabant aangehouden voor verhoor. De verdenking is dat zij binnen het bedrijf leiding hebben gegeven aan het illegaal mengen van gevaarlijke afvalstoffen met brandstof voor stookinstallaties in de glastuinbouw en op zeeschepen. Aanleiding voor dit strafrechtelijk onderzoek waren onder meer monsters, genomen uit vrachtwagens tijdens een grootschalige controleactie (zogenaamde «Waakzaam-actie») in 2011.

Begin 2012 is onder gezag van het Functioneel Parket gestart met een onderzoeksproject dat zich voor langere tijd richt op het aanpakken van het mengen van afval door stookolie. Dit onderzoeksproject is onder andere gestart na het verzamelen, veredelen en analyseren van informatie rond dit thema, afkomstig van onder andere de «Waakzaam-acties».

Het project levert veel informatie op over de handel en wandel van de oliehandel in het algemeen en de stookoliehandel en het mengen daarvan in het bijzonder.

De eerder genoemde aanhoudingen vonden plaats in het kader van dit onderzoeksproject.

Vraag 3 en 4

Betreft het alleen illegaal mengen van avalstoffen in 2010, zoals het bericht vermeld? Zo ja, is dit bedrijf na 2010 ook gevolgd en hebben deze praktijken na 2010 in dit bedrijf niet meer plaatsgevonden?

Wat is de reden dat er in dit geval pas nu, na vier tot vijf jaar, tot aanhoudingen is overgegaan?

Antwoord 3 en 4

Het onderzoek richt zich niet enkel op de constateringen uit 2011. Ik kan over deze zaak verder geen mededelingen doen, omdat opsporings- en vervolgingsbelangen zich hiertegen verzetten.

Vraag 5

Bent u bereid in het kader van «naming and shaming» aan te geven om welk bedrijf het gaat?

Antwoord 5

Het gaat om een afvalbedrijf in West-Brabant. Over de naam van het verdachte bedrijf kan ik geen uitspraken doen.

Vraag 6

Kunt u aangeven welke van de toezeggingen naar aanleiding van het Algemeen overleg over scheepvaart op 3 december 2013 reeds in praktijk zijn gebracht?

Antwoord 6

De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft in het AO Scheepvaart van 3 december 2013 toegezegd ernaar te streven om voor de zomer van 2014 met een voorstel te komen over een zwarte lijst van gevaarlijke stoffen die niet thuishoren in stookolie. Vervolgens is over dit onderwerp de motie A. de Vries2 aangenomen. Over de uitvoering van onder meer deze motie heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu recentelijk de Kamer bericht3. In deze brief is ook ingegaan op mijn toezegging tijdens het AO Scheepvaart van 3 december 2013 over de studie «Vuile olie» van de Politieacademie.


X Noot
1

NOS teletekst: 2 februari 13.15 uur: aanhoudingen na dumpen afvalstoffen in brandstof

X Noot
2

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2013–2014, Kamerstuk 33 450, nr. 15

X Noot
3

Tweede Kamer, Vergaderjaar 2013–2014, Kamerstuk 31 409, nr. 71

Naar boven