Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de Levenseindekliniek weer op de vingers is getikt (ingezonden 21 januari 2015).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 11 februari 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Levenseindekliniek weer op de vingers is getikt?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat vindt u ervan dat de Levenseindekliniek voor de derde keer binnen een jaar op de vingers is getikt door de Regionale toetsingscommissie euthanasie?

Antwoord 2

De Stichting Levenseindekliniek (SLK) heeft tussen haar oprichting in 2012 en eind 2014 aan ruim 390 mensen euthanasie verleend. Onlangs is voor de derde keer een melding van euthanasie als onzorgvuldig beoordeeld. Deze is conform artikel 9 lid 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl) doorgestuurd naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM). Beide instanties hebben binnen hun eigen bevoegdheid de taak om de zaak verder te onderzoeken en naar aanleiding daarvan een beslissing te nemen. Gelet hierop onthoud ik mij van een oordeel, zoals ik ook aangaf in reactie op Kamervragen van Kamerlid Van der Staaij (SGP) over de tweede onzorgvuldigverklaring van de SLK (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 62.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de uitspraak van de directeur van de Levenseindekliniek dat de toetsingscommissie zich terughoudender moet opstellen?

Antwoord 3

In de Wtl is vastgelegd dat de Regionale toetsingscommissies euthanasie (Rte) de taak hebben meldingen van euthanasie en hulp bij zelfdoding te toetsen. Bij deze toetsing worden de wettelijke zorgvuldigheidscriteria gehanteerd en betrekken de Rte ook richtlijnen van de beroepsgroep. In de code of practice van de Rte, die binnenkort uitkomt, zal verder uitgewerkt zijn hoe de toetsing door de Rte plaatsvindt.

Vraag 4

Deelt u de mening dat onderzocht moet worden of het bestaan van de Levenseindekliniek tot een grotere vraag naar levensbeëindiging leidt, en welke effecten dat heeft op de reguliere euthanasiepraktijk? Zo ja, bent u bereid op korte termijn een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de praktijk van de Levenseindekliniek? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Over dit onderwerp ben ik in november met u tijdens een Algemeen Overleg euthanasie uitgebreid in gesprek geweest. Toen heb ik aangegeven dat ik het niet nodig vind om een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de SLK. Ten eerste wordt de SLK, net zoals andere nieuwe ontwikkelingen, meegenomen in de evaluatie van de Wtl. Het evaluatierapport wordt zomer 2016 verwacht. Ten tweede is er onlangs een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door VUMC en AMC.

Vraag 5

Bent u van mening dat de Regionale toetsingscommissies euthanasie voldoende kennis hebben op het gebied van psychiatrie?

Antwoord 5

Zoals wij besproken hebben tijdens het Algemeen Overleg afgelopen november, investeren de Rte in zijn algemeenheid veel in het vergroten van hun kennis en kunde, ook op het terrein van de psychiatrie. Onder andere door middel van discussie- en voorlichtingsbijeenkomsten, waarbij externe deskundigen, waaronder psychiaters, worden uitgenodigd. Het staat de Rte ook vrij om bij een concrete melding inlichtingen in te winnen bij de betrokken hulpverleners of bij de consulent(en), indien zij dat nodig achten. Dit neemt niet weg dat ik het van belang acht dat er ook binnen de Rte voldoende expertise op dit gebied is. Daarom heb ik tijdens eerdergenoemd Algemeen overleg toegezegd dat er standaard een psychiater betrokken wordt bij de beoordeling van complexe casus van euthanasie bij patiënten met psychiatrische problematiek. Over de invulling van deze toezegging ben ik met de Rte in gesprek.

Vraag 6

Bent u bereid de Kamer direct te informeren over de uitkomsten van het justitiële onderzoek naar de Levenseindekliniek? Zo ja, binnen welke termijn kunnen de uitkomsten van dit onderzoek worden verwacht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Er is geen sprake van een justitieel onderzoek naar de Stichting Levenseindekliniek. De Rte zijn in drie gevallen van levensbeëindiging op verzoek tot het oordeel gekomen dat een arts verbonden aan de Stichting Levenseindekliniek, die bij de levensbeëindiging betrokken was, niet aan alle zorgvuldigheidseisen van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding heeft voldaan. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van deze wet hebben de commissies deze oordelen gezonden naar het College van procureurs-generaal. Het derde oordeel is zeer recent ontvangen door het College.

Zoals beschreven in de Aanwijzing vervolgingsbeslissing inzake actieve levensbeëindiging op verzoek moet het College zich een oordeel vormen over deze zaken. Met een grondige beoordeling van deze zaken is geruime tijd gemoeid. Op dit moment is nog niet te overzien wanneer het College een afdoeningsbeslissing in deze zaken kan nemen. De afdoeningsbeslissingen worden opgenomen in het jaarverslag van de Rte.

Vraag 7

Welke rol heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg als het gaat om het leveren van verantwoorde zorg door de Levenseindekliniek?

Antwoord 7

Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven sturen de Rte meldingen die zij als onzorgvuldig beoordelen door naar de IGZ en het OM. Het is afhankelijk van de complexiteit van de casus binnen welke termijn de IGZ een oordeel over het handelen van de arts kan geven.

Daarnaast heb ik in mijn antwoord op de eerdergenoemde vragen van Kamerlid Van der Staaij aangegeven dat als een instelling die valt onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen niet voldoet aan de randvoorwaarde voor verantwoorde zorg en als die instelling niet in staat wordt geacht adequate verbeteringen te treffen, de IGZ kan ingrijpen middels het haar ter beschikking gestelde wettelijk instrumentarium. De IGZ heeft hiervoor een handhavingskader opgesteld.


X Noot
1

De Volkskrant, «Levenseindekliniek weer op vingers getikt», 19 januari 2015.

Naar boven