Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de tweede berisping in korte tijd voor de Levenseindekliniek (ingezonden 27 augustus 2014).

Antwoord van Minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 19 september 2014).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het bericht dat de Levenseindekliniek opnieuw in de fout is gegaan?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is uw oordeel over het gegeven dat er in korte tijd voor de tweede keer een overtreding van de wettelijke regels door de Levenseindekliniek wordt geconstateerd?

Antwoord 2

De Stichting Levenseindekliniek (SLK) heeft sinds haar oprichting in 2012 aan ruim 300 mensen euthanasie verleend. Onlangs is voor de tweede keer een melding van euthanasie als onzorgvuldig beoordeeld. Deze is conform artikel 9 lid 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding doorgestuurd naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM). Beide instanties hebben binnen hun eigen bevoegdheid de taak om de zaak verder te onderzoeken en naar aanleiding daarvan een beslissing te nemen. Gelet hierop onthoud ik mij thans van een oordeel.

Vraag 3

Hoe wordt het risico voorkomen dat alternatieve mogelijkheden van hulp niet of onvoldoende aan de orde komen bij de Levenseindekliniek, of dat er onvoldoende aandacht is voor de zorgvuldigheid van de besluitvorming?

Antwoord 3

De aan de Levenseindekliniek verbonden artsen zijn gebonden aan het voor elke arts geldende wettelijke kader. Op basis van artikel 2 eerste lid van de Euthanasiewet dient een arts met de patiënt naar alle handelingsopties te kijken. De Regionale toetsingscommissies euthanasie (Rte) toetst na afloop of de arts alle zorgvuldigheidseisen heeft nageleefd.

Vraag 4

Klopt het dat de betreffende arts er niet van overtuigd was dat er sprake was van ondraaglijk lijden, maar andere redenen voor euthanasie zag? Hoe wordt voorkomen dat op deze manier verdere uitholling plaatsvindt van de bescherming van het leven?

Antwoord 4

Uit het oordeel van de Rte blijkt dat de arts hoofdzakelijk op basis van de schriftelijke wilsverklaring van de patiënte tot de overtuiging is gekomen dat sprake was van ondraaglijk lijden.2 De Rte heeft in haar oordeel aangegeven dat de arts zich in deze zeer complexe situatie meer tijd en inspanning had moeten getroosten om de ondraaglijkheid van het lijden van patiënte te onderbouwen. Het enkele feit dat patiënte zich bevond in de situatie die zij beschreven had in haar schriftelijke wilsverklaring was niet voldoende om overtuigd te zijn van de ondraaglijkheid van het lijden. Op dit moment wordt er gewerkt aan een handreiking voor artsen en patiënten die duidelijkheid moet bieden over de betekenis van de schriftelijke wilsverklaring bij wilsonbekwame patiënten. Deze handreiking dient artsen en patiënten te ondersteunen bij het opstellen en beoordelen van wilsverklaringen.

Vraag 5

Welke aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk en mogelijk om te waarborgen dat de Levenseindekliniek zich aan de regels houdt? Welke rol heeft de Inspectie hierbij?

Vraag 6

Aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een verbod te bewerkstelligen van een instelling die meermalen in strijd met de wettelijke regels het leven van een mens beëindigt?

Antwoord 5 en 6

Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven hebben de Rte twee zaken van de SLK doorgezonden naar de IGZ en het OM. Ik wacht het oordeel van beide organisaties af en zie op dit moment geen aanleiding voor aanvullende maatregelen.

Als een instelling die valt onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen niet voldoet aan de randvoorwaarde voor verantwoorde zorg en als die instelling niet in staat wordt geacht adequate verbeteringen te treffen, dan kan de IGZ ingrijpen middels het haar ter beschikking gestelde wettelijk instrumentarium. De IGZ heeft hiervoor een handhavingskader opgesteld.


X Noot
1

«Levenseindekliniek opnieuw in de fout gegaan», www.trouw.nl, 27 augustus 2014.

Naar boven