Vragen van de leden Van Klaveren en Bontes (beiden Groep Bontes/Van Klaveren) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de bijzonder lage straf voor het doodrijden van een kind (ingezonden 29 december 2014).

Antwoord van Minister Opstelten (Veiligheid en Justitie), mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (ontvangen 5 februari 2015). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1068.

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel «Lagere straf voor Leidenaar die Nina doodreed»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 4

Deelt u het onbegrip voor de uitspraak van de rechter, die dader Mohammed M. een werkstraf heeft opgelegd in plaats van een zware gevangenisstraf terwijl hij een kind doodreed door met meer dan 100 kilometer per uur door de bebouwde kom te rijden? Zo nee, waarom niet?

In hoeverre deelt u de opvatting dat door rechters opgelegde straffen vaak totaal niet aansluiten bij het rechtvaardigheidsgevoel van de mensen in het land?

Antwoord 2 en 4

De berechting van strafbare feiten is in onze democratische rechtsstaat opgedragen aan de onafhankelijke rechter. De strafrechter heeft tot taak om recht te doen in het individuele geval en (in geval het feit kan worden bewezen en aan de dader kan worden toegerekend) een straf op te leggen die passend en geboden is. De rechter kijkt naar de specifieke omstandigheden en feiten. De vraag bij het opleggen van een straf is of de verdachte «aanmerkelijke schuld» heeft. Als er doden zijn en/of ernstig letsel is te betreuren, dient de vraag te worden beantwoord of het om «dood door schuld in het verkeer» gaat. Als de rechter die schuld bewezen acht, gaat het om een misdrijf en dat leidt gemiddeld tot relatief zware straffen. Er bestaan drie categorieën van schuld, deze lopen op in ernst en strafhoogte: onoplettend of onvoorzichtig rijgedrag (bijvoorbeeld te hard rijden wanneer het zicht slecht is), een grove verkeersfout (bijvoorbeeld veel te hard rijden en passagiers geen gordels laten dragen) en roekeloos rijgedrag (zoals opzettelijk door rood rijden met hoge snelheid onder invloed van alcohol). De rechter bepaalt steeds per zaak welke categorie van toepassing is. Wanneer de bestuurder niet schuldig blijkt, zal de rechter bekijken of hij wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Ik realiseer mij dat geen enkele straf het verlies van een dierbare ongedaan kan maken en het verdriet daarover van de nabestaanden weg kan nemen.

Vraag 3

Hoe duidt u de onbehoorlijkheid van de afwezigheid van de dader in de rechtszaal?

Antwoord 3

Ik ben niet op de hoogte van de reden waarom zowel de verdachte als zijn raadsman niet bij de uitspraak aanwezig waren. Ik merk op dat er geen wettelijke verplichting is voor de verdachte om bij de uitspraak aanwezig te zijn en dat een beoordeling van de proceshouding van de verdachte in deze concrete zaak mij als bewindspersoon niet toekomt.

Vraag 5

Bent u eindelijk bereid tot het invoeren van hoge minimumstraffen waardoor rechters niet langer uitspraken kunnen doen onder een bepaalde strafmaat? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Bij brief van 12 februari 20132 is aan uw Kamer bericht dat de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens mij, het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven), heeft ingetrokken. Deze intrekking vond plaats ter uitvoering van de afspraken die zijn gemaakt in het Regeerakkoord dat aan het huidige kabinet ten grondslag ligt.

In lijn hiermee acht ik de invoering van minimumstraffen in het algemeen niet wenselijk. In dit concrete geval blijkt niet zonder meer dat het huidige strafmaximum tekort schiet of dat het bestaande straffenarsenaal moet worden aangepast, omdat het vooral ging om een vaststelling van de feitelijke toedracht.

Naar boven