Vragen van de leden Oosenbrug en Mei Li Vos (beiden PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «BTW-nummer moet wel op de website, ook voor de ZZP-er» (ingezonden 12 november 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Weekers (Financiën) (ontvangen 10 december 2013).

Vraag 1

Kent u het bericht «BTW-nummer moet wel op de website, ook voor de ZZP-er»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening van de auteur, die zich baseert op de Wet bescherming persoonsgegevens, dat het burgerservicenummer (BSN) wel degelijk een persoonsgegeven is? Zo nee, op welk onderdeel acht u zijn argumentatie onjuist?

Antwoord 2

Ja.

Vraag 3

Hoe beoordeelt u de wisselende opstelling en voorlichting van de Belastingdienst richting ZZP'ers over het al dan niet verplicht vermelden van het BTW-nummer op de website2? Hoe ziet u in dat licht het bericht van de Belastingdienst van 20 augustus 20133, dat nota bene op dezelfde dag bekend werd als uw brief aan de Kamer over dit thema?4

Antwoord 3

Op de dag dat de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken over dit onderwerp naar de Kamer is gezonden (20 augustus 2013), is informatie hieromtrent geplaatst op de site van de Belastingdienst. Dit om invulling te geven aan de in de brief opgenomen toezegging om de informatie via de gebruikelijke voorlichtingskanalen te verspreiden. Toen bleek dat de fiscaal-juridische uitleg uit de brief nuancering behoefde vanuit civielrechtelijk oogpunt, is de informatie op de site van de Belastingdienst dienovereenkomstig aangepast, juist om te zorgen dat ondernemers over eenduidige informatie konden beschikken.

Vraag 4

Is het waar dat een ondernemer verplicht is het BTW-nummer tijdig (dus voordat een schriftelijke overeenkomst wordt afgesloten of, indien er geen schriftelijke overeenkomst is, voordat de dienst wordt verricht) mede te delen of beschikbaar te stellen? Ofwel, is het pas achteraf bij een bestelbevestiging of op de factuur vermelden van het BTW-nummer strijdig met de wet?

Antwoord 4

Op grond van fiscale regelgeving bestaat voor ondernemers geen verplichting om hun BTW-identificatienummer op een website te vermelden.

Artikel 5 van de Richtlijn elektronische handel (2000/31/EG) is door Nederland geïmplementeerd door middel van artikel 15d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 5 van de richtlijn elektronische handel heeft geen rechtstreekse werking. In artikel 3:15d BW is aangegeven dat «degene die een dienst van de informatiemaatschappij verleent» een aantal gegevens «gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk» moet maken voor zijn afnemers. Op grond van het eerste lid, onder f, van dat artikel betreft die informatieverplichting mede het BTW-identificatienummer. Het derde lid van artikel 3:15d BW geeft aan wat moet worden verstaan onder «dienst van de informatiemaatschappij». Het betreft – kort gezegd – «elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van de afnemer van de dienst wordt verricht».

Uit het voorgaande volgt dat het kenbaar maken van het BTW-identificatienummer van toepassing is voor zover een ondernemer via zijn website goederen of diensten te koop aanbiedt en het mogelijk is om via die website een overeenkomst te sluiten. Het BW schrijft niet voor op welke wijze dit dient te gebeuren. Het ligt voor de hand dat dit gebeurt door middel van een vermelding op de website, maar van een dwingende verplichting daartoe is geen sprake, mits het BTW-identificatienummer dan wel op andere wijze gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk kenbaar wordt gemaakt. Als een ondernemer die diensten van de informatiemaatschappij aanbiedt pas achteraf bij een bestelbevestiging of op de factuur het BTW-nummer vermeldt voldoet hij niet aan de verplichting in artikel 3:15d BW.

Daarnaast kent de Europese Richtlijn 2006/123/EG (de «dienstenrichtlijn» van 12 december 2006) een soortgelijke bepaling ten aanzien van het kenbaar maken van het BTW-identificatienummer. Deze richtlijn is geïmplementeerd in onder andere de artikelen 230a tot en met 230c van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en heeft, anders dan bovengenoemde richtlijn, niet specifiek betrekking op de elektronische handel. Deze wetsartikelen hebben betrekking op de informatieverplichtingen van dienstverrichters in het algemeen. Eén van die verplichtingen betreft het door de dienstverrichter aan zijn afnemer ter beschikking stellen van zijn BTW-identificatienummer. De dienstverrichter kan daartoe kiezen uit vier mogelijkheden (artikel 6:230c BW), onder andere het «gemakkelijk elektronisch toegankelijk maken op een van tevoren medegedeeld elektronisch adres».

Bij een conflict tussen de bepalingen in de Europese richtlijn inzake elektronische handel en de bepalingen in de Europese dienstenrichtlijn (artikel 22 eerste lid, onderdeel d), heeft de Europese richtlijn inzake elektronische handel voorrang. Hierin is bij de implementatie van de Europese dienstenrichtlijn in de Dienstenwet voorzien (artikel 2, derde lid, onderdeel a, onder punt 3, van de Dienstenwet).

Vraag 5

Is de stelling van de auteur dat de verplichting om het BTW-nummer «gemakkelijk, rechtstreeks en permanent» toegankelijk te maken voor degenen die gebruik maken van de dienst, ook rechtstreeks voortvloeit uit de Europese richtlijn inzake elektronische handel? Is het waar dat in deze richtlijn verder geen keuzemogelijkheid is opgenomen voor de wijze waarop informatie wordt verstrekt? Is het waar dat bij conflicten tussen bepalingen in de Europese richtlijn inzake elektronische handel en de bepalingen in de Europese dienstenrichtlijn, de Europese richtlijn inzake elektronische handel voorrang heeft? Zo nee, wat is er niet waar?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 6

Deelt u inmiddels de conclusie van de heer mr. dr. Paapst die in zijn weblog van 8 november stelt dat: «het in juridische zin meest veilige uitgangspunt is om als ondernemer altijd het BTW-nummer te vermelden op je website»?5

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 4.

Vraag 7

Hoe beoordeelt u de verplichting voor ZZP'ers om hun BTW-nummer te baseren op hun BSN terwijl u in de campagne tegen identiteitsfraude burgers oproept hun BSN op kopieën van paspoort of ID-kaart door te strepen?

Antwoord 7

Zoals eerder aangegeven worden de risico’s bij een zorgvuldig gebruik van het BTW-identificatienummer niet zodanig geacht dat zij opwegen tegen de administratieve last van het moeten hanteren van meerdere nummers door bedrijven die als natuurlijk persoon ondernemen. Daarom wordt, net zoals bij het gebruik van een paspoort, een rijbewijs of een ID-kaart, ingezet op bewustwording bij ondernemers over de wijze waarop zij zorgvuldig met documenten en daarop vermelde persoonsgegevens kunnen omgaan.

Vraag 8

Hoe beoordeelt u de relatief eenvoudige oplossing om nieuwe ZZP'ers een BTW-nummer te geven dat niet gekoppeld is aan hun BSN en bestaande ZZP'ers de mogelijkheid te geven een nieuw BTW-nummer aan te vragen?

Antwoord 8

Inmiddels heeft uw Kamer een motie van de leder Oosenburg en Van der Linde aangenomen met dezelfde strekking als deze vraag (motie 33 750 VII, nr.6. Ik laat op dit moment in kaart brengen wat de consequenties van deze motie zijn en zal uw Kamer hierover bij separate brief informeren.

Vraag 9

Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaande aan de behandeling van de begroting van uw ministerie voor het jaar 2014?

Antwoord 9

Door overdracht van de vragen door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beantwoording van deze vraag niet meer relevant.

Naar boven