Vragen van het lid Rebel (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie en aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht inzake een wetenschappelijk experiment met het telen van wiet in Utrecht (ingezonden 13 september 2013).

Antwoord van Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie (ontvangen 22 oktober 2013). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 181.

Vraag 1

Kent u het bericht «Utrecht tart Opstelten met steun aan wietclub», het persbericht van de gemeente Utrecht «Cannabisexperimenten in Utrecht stap verder» en herinnert u zich uw antwoorden op eerdere over de mogelijkheden om in Utrecht een cannabisclub op wetenschappelijke gronden te stichten?1 2 3

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de in het persbericht genoemde aanvragen voor ontheffing van de verboden zoals opgenomen in de Opiumwet?

Antwoord 2

Het Bureau Medicinale Cannabis heeft op 8 oktober een ontheffingsaanvraag van de Stichting Social Cannabis Club Domstad ontvangen en zal deze aanvraag binnenkort beoordelen. Er is nog geen aanvraag voor een Opiumwetontheffing ingediend voor een experiment (van een behandeling) waar cannabis wordt verstrekt aan patiënten met een kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen en ernstige cannabisverslaving.

Vraag 3

Heeft u eerder verzoeken gekregen voor ontheffing voor het telen van cannabis bestemd voor wetenschappelijk onderzoek naar de geneeskundige toepassing van hennep en hasjiesj? Zo ja, welke concrete verzoeken betreft het en wat was uw oordeel over die verzoeken?

Antwoord 3

Ik heb tot op heden geen ontheffingsaanvragen op grond van de Opiumwet ontvangen die dit specifieke oogmerk hadden.

Vraag 4

Deelt u de mening dat met een ontheffing van de verboden opgenomen in de Opiumwet, het niet meer aan justitie is om op grond van de Opiumwet op te treden tegen een wietclub aan wie deze ontheffing is verleend? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 4

Een ontheffing strekt ertoe dat de handelingen en gedragingen waarop de ontheffing ziet niet verboden zijn op grond van de Opiumwet. Derhalve is er bij een ontheffing geen reden voor strafrechtelijk optreden tegen die handelingen of gedragingen. Dit laat onverlet, dat krachtens de Opiumwet tegen de houder van de ontheffing strafrechtelijk kan worden opgetreden wegens handelingen of gedragingen die niet binnen de ontheffing vallen.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het aan de lokale driehoek is om, in geval er bijvoorbeeld sprake is van overlast of strafbare feiten, in het kader van lokaal maatwerk op te treden tegen een wietclub? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Gelet op het feit dat er geen wietclubs bestaan, is de vraag naar de rol van de lokale driehoek niet aan de orde.


X Noot
1

Algemeen Dagblad, 11 september 2013

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel der Handelingen, nr. 2624

Naar boven